Het grootste taboe van de liberale democratie: er is geen vrije wil -1-
In de liberale democratie zijn geen taboes, of zouden er niet mogen zijn. De theorie is anders dan de praktijk: er zijn taboes. Maar wat als één zaak taboe is voor iedereen? Dan hebben we een probleem. Zo’n taboe is er over de kern van onze liberale samenleving: de vrije wil. In dit tweedelige essay betoog ik dat de perceptie van vrije wil door onze samenleving simpelweg fout is.
Het is een feit: er is veel politiek-correctheid in onze samenleving. Of het nu gaat over multiculturalisme of immigratie, sommige zaken mogen nog altijd niet benoemd worden. Of zaken mogen benoemd worden maar er wordt niet naar gehandeld. Gelukkig wordt er zeer veel weerwerk tegen geboden. De geesten worden elke dag meer overtuigd dat politiek-correctheid nefast is.
Ik heb nu al een kleine drie jaar een Twitteraccount. Een van mijn motieven was om de politiek-correctheid te doorbreken. Ik wou mijn uitgesproken mening ventileren aan de rest van de wereld, op anonieme wijze omdat politiek pluralisme niet vanzelfsprekend is in mijn studiegebied. Mijn tweets sloegen aan en ik heb geen klein aantal volgers ervoor in de plaats gekregen. Dit zijn mensen die overwegend rechts van het centrum bevinden en kritisch staan tegenover politieke correctheid.
Ik ben een humanist, een vrijdenker, een vrijzinnige. Ik neem God niet als leidraad voor mijn denken, ik neem wetenschap als leidraad. Als humanist stel ik mij de vraag wat het betekent mens te zijn. Mensbeelden dienen volgens mij niet om ons beter te voelen (dat is de Gutmensch-positie) maar omdat ze overeenstemmen met de realiteit. Dat wordt volgens mij het beste verwoord door het conservatisme met diens tragisch mensbeeld en radicaal realisme.
Dit denken heeft zo zijn implicaties. Ik durf al eens een aantal vanzelfsprekende dingen in vraag te stellen. De afgelopen dagen deed ik dit voor seksualiteit van mensen in relatie tot andere mensen, meer bepaald over de vrouwelijke seksualiteit. Ik had wel verwacht dat mijn ideeën controversieel waren. Ik ben toch wel geschrokken van de reacties.
Ik werd uitgescholden voor seksist, voor iemand die hetzelfde dacht als moslims en ook het feit dat ik conservatief ben werd niet in dank genomen. Ik kon niet anders dan concluderen dat enkelen net zo reageerden als extreemlinkse politiek-correcten…
De reactie kan ik begrijpen. Ik viel waarschijnlijk de kern van de overtuiging aan van die persoon namelijk dat individuen ongedwongen beslissingen maken door gebruik te maken van hun vrije, rationele wil. Liberalen zijn dan ook “fundamentalistisch” als het gaat over vrije wil want heel hun ideologie is gebaseerd op dit axioma. Zonder vrije wil valt liberalisme als een kaartenhuis in elkaar. Dit heeft implicaties voor onze samenleving die sterk geliberaliseerd is.
In deze blog en de volgende blog wil ik mijn standpunten kaderen en verduidelijken. De beschuldigen tegen mij als persoon hebben geen enkele grond. Ik ga betogen dat de vrije wil niet bestaat. Het is een illusie. Ik ga een alternatief voorstellen die hopelijk alle implicaties ervan neutraliseert.
Vrije wil: libertarisme vs. determinisme
Het filosofisch debat inzake vrije wil is oeroud. Inzake vrije wil zijn er drie grote groepen in de filosofie: libertairen, deterministen en compatibilisten.
Libertairen positioneren dat vrije wil bestaat en dit incompatibel is met determinisme. Volgens hem sluit de aanwezigheid van alternatieve uitkomsten determinisme uit. Als er meerdere alternatieve uitkomsten zijn, dan betekent dit dat een individu zelf een keuze dient te maken en dus verantwoordelijk is voor die keuze.
Deterministen (van de harde soort) positioneren dat de wereld bestaat uit een keten van oorzaken en gevolgen bepaald door de natuurwetten en dit incompatibel is met libertarisme. Omdat de wil zelf een product is van materie, is de wil onderdeel van de causale keten en kan het dus niet vrij zijn. Daaruit volgt dat er slechts één denkbare uitkomst mogelijk was.
Compabilitisten (soms pejoratief zachte deterministen genoemd) nemen een tussenpositie in. Zij zien vrije wil de mogelijkheid om zonder dwang te handelen naar personen hun motivaties, ongeacht of deze motivaties gedetermineerd zijn of niet.
Preprobabilitisme
Ik erken net als de libertairen dat er meerdere uitkomsten mogelijk zijn en verwerp ik de deterministische notie dat slechts één uitkomst mogelijk was. Maar betekent dat determinisme dan fout is?
Deterministen die denken dat er slechts één uitkomst kan zijn, laten zich vangen door de survivorship bias: de uitkomst is slechts schijnbaar de enige mogelijke uitkomst omdat een selectieproces de andere uitkomsten heeft weggeselecteerd. Als het selectieproces op zich 100% deterministisch was, dan kan de uitkomst met 100% zekerheid voorspeld worden en is predeterminisme correct. Als het selectieproces (gedeeltelijk) stochastisch is, dan kan de uitkomst slechts in termen van probabiliteit voorspeld worden. Laten we dit laatste “preprobabilitisme” noemen.
De libertairen kunnen nu victorie kraaien, als er kans in het spel is dan bewijst dit het bestaan van vrije wil. Fout! Zelfs als de uitkomst probabilistisch is, wilt dit niet zeggen dat de vrije wil bestaat. Laat mij dit even uitleggen. Stel: je rijdt op een weg. De weg splitst zich telkens in twee: naar links of rechts. Je gooit een muntje op om te beslissen welke afsplitsing je neemt. Als er vijf van die splitsingen zijn, dan zijn er 2^5 of 32 mogelijke uitkomsten. De probabiliteit van elke uitkomst is dan 1/32. Impliceert dit dat men vrij kan kiezen?
Weerstand en stromen
In het voorbeeld ging ik ervan uit dat de keuze wordt bepaald door het opgooien van een muntje met een probabiliteit van 0,5. In realiteit is die kans niet 50/50 en wordt de keuze niet door een onafhankelijk, levenloos object maar door een menselijke geest gemaakt. De keuze wordt bepaald door de motivatie, voorkeuren, emoties,… van die menselijke geest.
Niet elke afsplitsing gaat even aantrekkelijk zijn: de weg kan een obstakel hebben, de weg kan onbekend terrein zijn of de uitkomst kan weinig aantrekkelijk zijn. Als we keuzes voorstellen als een rivierstroom, dan zal een weerstand in één van de riviertakken de stroom naar de andere tak leiden. De fractie van de stroom in een tak zal dan geen 0,5 zijn.
Die weerstanden zijn grotendeels genetisch, of genetisch-by-proxy (via de cultuur). Natuurlijke selectie heeft subtiel in ons hoofd geprogrammeerd om de weg van de minste weerstand (lees: met de grootste fitness) te kiezen.
Weerstanden kunnen extreem zijn. De uitkomst kan dan in termen van quasi-determinisme (met een probabiliteit die 1 benaderd) uitgelegd worden. Dit verklaard waarom mensen, ondanks hun “vrije wil”, heel voorspelbaar zijn in hun gedrag. Omdat evolutionaire weerstanden universeel zijn, gedragen verschillende individuen toch heel gelijkaardig. Mentalists, goochelaars maar ook psychopaten gebruiken die voorspelbaarheid om mensen te manipuleren.
Determinisme als proces
Sommige libertairen geloven niet dat motivaties het enige is dat de vrije wil stuurt. Zij blijven zich vastklampen aan één of ander stochastisch proces (zij vestigen hun hoop op de kwantummechanica) dat in het keuzeproces interfereert. Dan is de keuze niet deterministisch of zelfs maar quasi-deterministisch. Sowieso is de kwantummechanica een slecht voorbeeld van zulke randomizer omdat kwantummechanica op zo’n kleine schaal gebeurd dat op de lange termijn de effecten ervan uitgemiddeld worden. Op een schaal van bijvoorbeeld een dierlijke cel zijn de wetten van de klassieke (deterministische) mechanica van kracht.
Veronderstelt dit vrije wil? Nee, je hebt er namelijk niet vrij voor gekozen dat je bepaald wordt door de random bewegingen van kwantumdeeltjes. Het is een fundamentele misvatting over determinisme. Determinisme is volgens mij een reflectieve positie: als de uitkomst er eenmaal is, dan kan het niet anders dat het een oorzaak heeft; niets is zelf-veroorzaakt. Determinisme focust eerder op het proces dan de uitkomst. Zolang het proces naar die uitkomst deterministisch is (ergo, bepaald is), ongeacht of dit proces leidt naar een predeterministische of preprobabilistische uitkomst, determinisme staat nog altijd als een huis.
De wil interfereert in het keuzeproces. Als de wil vrij dient te zijn, dan dient deze onafhankelijk te zijn nl. niet door deterministische processen bepaald zijn. Omdat de wil een product is van de verschillende materiële en deterministische breinprocessen, is de wil niet onafhankelijk en dus niet vrij.
Padafhankelijkheid
Er is nog een probleem met vrije wil. Libertairen gaan er impliciet vanuit dat het aantal alternatieve uitkomsten oneindig is. Is dat wel zo?
Laten we terugkeren naar mijn gedachte-experiment. Aan het begin van de weg zijn er dus 32 mogelijke uitkomsten. Eenmaal je voor de eerste keer een afslag hebt genomen, dan daalt het aantal mogelijkheden opeens tot 16! Stel dat het aantal afslagen verdubbelt tot 4. Er zijn in het begin 4^5 of 1024 alternatieve uitkomsten. Indien je in het begin één van de 4 afslagen neemt, dan wordt het aantal alternatieve uitkomsten gereduceerd tot 256 of slechts één vierde van het oorspronkelijke aantal. Doe dit nogmaals en het aantal uitkomsten daalt opnieuw tot één vierde.
Hier komt de libertaire paradox: hoe meer keuzevrijheid (hoe meer afslagen), hoe groter de reductie van het aantal alternatieve uitkomsten en dus hoe meer deterministisch (onvrijer) je wordt! Dit komt door padafhankelijkheid: omdat tijd in een voorwaartse stroom is (je kan niet terug om een keuze opnieuw te maken), zal elke keuze die je maakt een heel aantal toekomstige uitkomsten wegselecteren. Omdat keuzes causaal met elkaar gelinkt zijn, zal elke keuze die je maakt je bewegingsvrijheid beknotten.
Beperkt in tijd, materie, fysica, cognitie en doel/functie
Alternatieve uitkomsten zijn ook beperkt in tijd en materie. Stel je voor: je staat ’s morgens op. Je hebt honger. Wat ga je eten? Als de wil echt vrij is, dan is het aantal uitkomsten het aantal gerechten dat je mogelijk kan maken. Dat zijn bijna een onbeperkt aantal combinaties! Zoveel keuzevrijheid, dat impliceert toch vrije wil?
Wacht, dit klopt niet. Ten eerste is wat je kan eten beperkt door wat er in de voorraadkast ligt. Ja, mensen kunnen in theorie naar de winkel gaan en alles gaan kopen. In realiteit gebeurt dit niet: mensen zijn gemakzuchtig, de weerstand om naar de winkel te gaan is groter dan om iets uit de kast te nemen. Wat er in de kast ligt is beperkt door wat je ervoor hebt gekocht (padafhankelijkheid), welke middelen dat je toen had (economisch determinisme) en wat je graag lust (genetisch determinisme). De eerste fundamentele beperking is dus materie.
Goed, dus je kijkt in je kast. Er ligt brood, muesli en ook groenten. Je kan in theorie een hele salade gaan koken. Indien je een normaal persoon bent, sta je ’s morgens op en dien je naar je werk of school te gaan. Je hebt simpelweg geen tijd om te koken. De tweede fundamentele beperking is dus tijd.
In een ideale wereld knip je simpelweg met je vingers, stopt de tijd en verschijnt alles wat je nodig hebt. Dit lijkt absurd maar het is niet triviaal: je kan de natuurwetten niet breken om een beoogde uitkomst te krijgen, zelfs al wil je dat zo hard. De derde fundamentele beperking is dus de fysica.
Laten we even veronderstellen dat je wel de tijd had om iets klaar te maken en alle ingrediënten ervoor hebt. Dan nog kan je niet elk gerecht maken, of je zou Jeroen Meus moeten heten, en zelfs dan nog. Je hebt simpelweg de kennis en de vaardigheden niet om elk gerecht te maken. De vierde fundamentele beperking is dus je cognitie.
Wat wordt het dan, brood of muesli? Beide kosten evenveel tijd en in theorie zou de kans dat je één van de twee kiest 50/50 moeten zijn. Maar slechts één van de twee dient een doel: je kan brood meenemen in je lunchbox. Dus je eet muesli. De vijfde fundamentele beperking is dus je doel. Als er sprake is van een duidelijke rationele actor die heeft nagedacht, noemen ik diens handelen doelmatig. Als er geen sprake is van een duidelijke actor of rationaliteit (bv. evolutie door natuurlijke selectie), noem ik het handelen functioneel.
Herhaal nu dit elke morgen. Door trial-and-error (deterministisch selectieproces!) ga je je uitkomst telkens optimaliseren en bij positief resultaat herhalen (de wet van effect). Dit zorgt voor een positieve feedbackloop. Herhaal dit vaak genoeg en je hoeft zelfs niet eens bewust meer te kiezen: het is een automatisme, een gewoonte geworden. Je eet hetzelfde ontbijt, je vertrekt op hetzelfde uur en je neemt hetzelfde transportmiddel.
Gewoontes sluiten een vrije wil uit, want telkens opnieuw dezelfde gedachtegang volgen en tot dezelfde conclusie komen. Mensen zijn evolutionaire geprogrammeerd om gewoontes te ontwikkelen. Mensen zijn dus voorspelbaar en dus quasi-deterministisch.
Druk
Het zou ondertussen duidelijk moeten zijn dat de positie van de libertairen onhoudbaar is. De keuze valt dus tussen hard determinisme en zacht determinisme (compatibilitisme). Even recapituleren: compatibilitisme veronderstelt dat mensen handelen naar hun motivaties maar om van vrije wil te spreken mag er geen dwang zijn.
Dit gaat semantisch overkomen, maar wat is “dwang”? We kunnen denken aan dwang als iemand een pistool tegen je hoofd houdt en je beveelt muesli te eten als ontbijt terwijl je toch liever een boterham eet. Ja, dit lijkt mij een onweerlegbaar voorbeeld te zijn van onvrijheid.
In werkelijkheid is er een grijze zone tussen dwang in de strikte zin en dwang in de ruime zin (druk). De persoon die graag elke morgen een boterham met choco eet maar te arm is om choco te kopen, wordt deze persoon economisch beperkt of economisch gedwongen? Als je een nudist bent, wordt deze persoon sociaal beperkt of gedwongen om toch maar kleren te dragen? Want dat is het nu net: druk manifesteert zich eerder diffuus en onpersoonlijk dan concreet. Het is iets als economie, cultuur, opvoeding,…
We dienen dus druk of dwang te classificeren op basis van twee criteria: de impact en de aard. De impact is in hoeverre de druk de potentiële uitkomsten beperkt of de zwaarte van gevolgen bepaalt. De aard is hoe de druk zich manifesteert, concreet of diffuus. Concreet is zoals in een persoon. Neem de persoon weg, en de druk verdwijnt. Je kan als het ware de druk vastnemen. Diffuus is zoals een cultuur en is niet makkelijk op te lossen. Het is eerder vluchtig of onbewust. Er is geen duidelijk aanwijsbare actor. Diffuus dient dus te vermijden worden of geconcretiseerd worden in wetgeving.
Externe druk dient dus in zekere mate de autonomie van personen respecteren. Liberalen vinden sowieso dat elke externe druk de autonomie van het individu schaadt. Deze harde definitie van autonomie is onrealistisch. Ik ben voorstander van een zachte definitie van autonomie, een druk mag niet zo zijn dat het disproportioneel de beslissingsmogelijkheid beïnvloedt. Er moet altijd een optie zijn om ongehoorzaam te zijn of te ontsnappen aan de druk. Een voorbeeld is het pistool boven, het kan niet gelegitimeerd worden dat men zijn leven verliest omdat men weigert muesli te eten. Dit is dus dwang. Het kan wel gelegitimeerd worden dat men diens vrijheid verliest na het bedreigen van mensen met een pistool, ook al heeft het verliezen van iemands vrijheden een zeer grote impact.
Temmende wil
Realiteit is, vanaf dat een persoon samenleeft met meer dan één andere persoon, gaan die personen wederzijdse druk uitoefenen op elkaar. Dat is puur socialiteit. De vraag is dus niet of druk wel of niet mag zijn, maar in welke hoeveelheid en hoedanigheid.
Meer zelfs, een goed gedoseerde hoeveelheid druk bevordert juist de vrijheid en bildung van personen, toch het doel van het humanisme. Druk motiveert mensen om zich te verbeteren. Er bestaat dus een optimale hoeveelheid aan druk die de staat en andere personen op elkaar kunnen uitoefenen. Pragmatisme is nodig. Een fundamenteel dispuut binnen de politiek gaat dus over die hoeveelheid druk en welke (gewenste) uitkomst deze heeft.
Mensen hebben dus geen vrije wil, maar wat hebben ze dan? Ze hebben volgens mij een temmende wil. Zij kunnen via hun wil innerlijke druk uitoefen op de handelingen die ze doen en beslissingen die ze maken. Er is dus een verschil tussen denken en doen. Deze innerlijke druk is niet zelf-causaal, het is afkomstig van externe druk die in het verleden is gesocialiseerd en/of in het heden door de socialiteit wordt uitgeoefend. Deze innerlijke druk is noodzakelijk om te beletten dat elke deterministische impulsen zich manifesteert in handelingen.
Een keuze wordt dus bepaald door de weerstanden van de verschillende bewuste en onbewuste deterministische processen in ons brein. De wil dient slechts als poort om impulsen weg te filteren. Die poort staat open voor goedaardige impulsen, maar dient dicht te zijn voor schadelijke impulsen. De kracht van de temmende wil schuilt erin om de weerstand van de poort tegen de schadelijke impuls te verhogen dankzij de externe druk. Eerder dan druk van anderen als een inbreuk te zien, zijn het noodzakelijke bouwstenen voor een persoon om een sterke poort te ontwikkelen.
Zonder die sterke poort wordt men enkel slaaf van diens lusten en motivaties eerder dan een vrij en verantwoordelijk mens. Vrije wil wordt dan niet: “Heb ik vrij of ongedwongen een keuze gemaakt?” maar “Heb ik controle over de keuzes die ik maak?“. Dit is een conservatieve visie van wat de wil is.
Eerste conclusie: geen vrije wil
Er is geen vrije wil zoals libertairen die opvat (vrijheid van keuze). Mijn axioma is dat niets, ook de wil niet, zelf-causaal is. De wil wordt dan ook door iets veroorzaakt. De processen erachter zijn fundamenteel deterministisch. Het maakt niet uit of deze processen leiden tot een deterministische uitkomst (predetermisme) of meerdere uitkomsten die beschreven kunnen worden in probabilistische termen (preprobablitisme). Dit sluit vrijheid van keuze uit.Die meerdere uitkomsten zijn zelfs niet oneindig: er gebeurt een selectieproces.
II. Het klassiek-liberale mensbeeld en vrije wil
Het klassiek-liberale mensbeeld is van het individu met een libertaire vrije wil. Dit autonoom individu kan enkel op vrijwillige wijze in relatie gaan met anderen. De enige beperking is het schadeprincipe: je mag anderen geen schade berokkenen want dat zou je zelf ook niet willen (gulden regel). Klassieke liberalen zien vrijheid als non-interventie: de staat en in extremis andere individuen mogen niet interveniëren in het leven van een individu, anders is dat individu niet vrij. Daaruit volgt dat individuen existentieel gezien een geïsoleerd bestaan leiden. Klassiek-liberalen hebben een atomistische visie van de samenleving: de samenleving is simpelweg de som van een aantal individuen of, met de woorden van Thatcher, bestaat simpelweg niet.
Dit is fout. Zoals uitvoering betoogd in de eerste helft is er geen vrije wil en bestaat er ook niet zoiets als een geïsoleerde individu. Er bestaan enkel personen, personen die gevormd zijn door deterministische processen. Deze processen spelen zich intern en extern af. Het maakt niet uit of deze processen leiden tot een deterministische uitkomst (predetermisme) of meerdere uitkomsten die beschreven kunnen worden in probabilistische termen (preprobabilitisme). Mensen hebben een temmende wil, ze kunnen hun impulsen onderdrukken (tot een zekere hoogte dat het hun autonomie als opt-out niet schendt).
Ik heb nog niet in detail uitgelegd wat de wil is, welke deterministische processen de uitkomsten bepalen en hoe dit verhoudt tot bv. seksualiteit.
Liberalisme = christelijk
Dat het liberalisme toch populair is, komt eerder omdat het leuk en intuïtief klinkt, niet omdat het waar is. Het liberalisme heeft met betrekking tot religie het standpunt genomen dat de waarheid boven alles staat. Omdat het bestaan van God niet bewezen kon worden, verwerpt het liberalisme het christendom. Als het gaat om vrije wil, weren liberalen zich als een duivel in een wijwatervat. Wat God is voor christenen, is de vrije wil voor liberalen. Zonder vrije wil is het individu niet autonoom, niet vrij, niet vrijwillig handelend en niet atomistisch (een atoom, iets dat gescheiden kan worden van anderen, een individu dus).
De gelijkenis tussen liberalisme en het christendom is dieper. Het liberalisme gelooft net als het christendom impliciet in een dualistische visie van lichaam en geest, namelijk dat deze twee totaal aparte zaken zijn. Liberalisme als product van de Verlichting ziet de geest als de vijand van het lichaam (zie hoe dit wordt uitgelegd door Jordan B. Peterson).
Vanaf dat lichaam en geest niet gescheiden zijn, sluipt het determinisme binnen en tast het de vrije wil aan. De implicaties ervan is dat de geest van immateriële aard dient te zijn, en dan komen we wel heel dicht bij het concept van een ziel…
Lichaam, geest en socialiteit
Het lichaam-geest probleem is iets dat al lang filosofen bezighoudt. Er zijn twee grote filosofische syndromen die zich recht tegenover elkaar positioneren.
Aan de ene zijde heb je de (metafysische) naturalisten. Zij poneren dat de geest enkel via natuurwetten opereert en er niets anders bestaat dan materie (materialisme) of materie en energie (fysicalisme). Die natuurwetten zijn tijdloos en ruimteloos: zowel in het heden, verleden en de toekomst, hier of daar, kunnen dezelfde natuurwetten toegepast worden (uniformitarisme). Volgens de naturalisten bestaat de realiteit onafhankelijk van de waarneming (realisme/objectivisme) en is het geen mening maar absoluut (absolutisme). Kennis van die realiteit kan wel a posterio (postivisme) gevonden worden door middel van experimenten (methodologisch empirisme) of deductie (methodologisch rationalisme). Naturalisten verwerpen de dualistische visie van lichaam-en-geest en omarmen monisme: er is enkel het lichaam.
Aan de andere zijde heb je de (metafysische) idealisten. Zij poneren dat geest enkel maar een idee is. Zij positioneren dat absolute kennis van de realiteit onzeker is (filosofisch scepticisme), enkel het bestaan van de eigen geest is wat zeker is (Cartesiaans subjectivisme, solipsisme). Er is dus geen absolute kennis van de realiteit maar enkel de relatieve interpretatie ervan door de waarnemer (postmodern relativisme). Geconfronteerd met dit, is kennis enkel gebaseerd op de subjectieve ervaring (epistemologisch empirisme). Idealisten verwerpen de dualistische visie van lichaam-en-geest en omarmen monisme: er is enkel de geest. Spiritualisten geloven dat deze geest kan bestaan als het lichaam dood is.
Wat heeft dit nu met determinisme of libertarisme van de vrije wil te maken? Als we willen weten wat de (vrije) wil is, dan moeten we weten wat “wilt”. Is het een lichaam of een geest? Ludwig Wittgenstein geloofde dat o.a. dit filosofisch probleem een vals probleem is dat veroorzaakt werd door een categorische fout in de taal. Hij bedoelde hiermee dat de verkeerde taalcategorie wordt gebruikt door de twee zijden.
In zaken van de geest kunnen de naturalisten gedachten niet verklaren. Ze kunnen breinactiviteit (een fysisch-materialistisch gebeuren) niet vertalen in concrete gedachten (een idealistisch gebeuren). In zaken van realiteit kunnen de idealisten de natuur niet verklaren. Zij kunnen mentale representaties (een idealistisch gebeuren) niet vertalen in concrete gebeurtenissen. Is het echt zo dat iets valt omdat ik denk dat het valt, niet omdat er een externe causaliteit ervoor zorgde dat het viel? Noch naturalisme noch idealisme is dus 100% juist of fout, beide zijn bruikbare posities om zaken te verklaren of te beschrijven.
De communicatiefout ligt in het feit dat naturalisten en idealisten over verschillende soorten realiteiten en feiten dus spreken. Naturalisten spreken voornamelijk over de fysische realiteit of feiten, idealisten spreken vooral over de mentale realiteit of feiten. Wat interessant is dat afhankelijk van de relatieve overwicht van de twee, de ideeën van wat reëel of feitelijk is en wat niet zich verspreiden over andere personen. Realiteit en feit is dan slechts een overeenstemming van wat aangenomen wordt als realiteit of feit tussen mensen door dialoog (en kracht als we de marxisten moeten geloven) (sociaal constructivisme), wat een derde realiteit, de sociale realiteit als collectie van geesten, op zichzelf creëert. Aldus wordt de oude dichotomie een trichotomie tussen lichaam-geest-socialiteit.
Emergentie
In de systeemtheorie is er een fenomeen beschreven dat emergentie genoemd wordt. Emergentie is wat er gebeurt als twee of meerdere objecten die in interactie gaan eigenschappen vertonen die niet gereduceerd kunnen worden tot hun individuele eigenschappen. Een voorbeeld is water. Het is het product van twee gassen, H2 en O2, die een binding vormen. Uit niets van de eigenschappen van deze twee gassen blijkt waarom water, nu ja, water is. Heb je heel veel watermoleculen, dan is afhankelijk van de condities vloeibaar water, ijs of waterdamp een emergente eigenschap.
De geest (en daarbij aansluitend de wil van de geest) is een emergente eigenschap van een groot aandeel van breinstructuren, bestaande uit miljarden neuronen, die in wederzijdse interactie gaan. Die emergente eigenschap kunnen we dan ook niet meer beschrijven op basis van al die interacties maar kunnen we best apart definiëren als een object op zichzelf én een subject. Dit komt omdat de geest zowel een abstract subjectief idee is (omdat het slechts kan observeren en dat niet materieel bestaat) als een objectief concreet ding (omdat het ontegensprekelijk bestaat en dat ontspruit vanaf een bepaalde fysische breincomplexiteit).
Als we de gedachten of de wil van de geest willen beschrijven, hebben we het idealistisch instrumentarium nodig. Als we de causaliteit van de gedachten of wil willen beschrijven, dan hebben we het naturalistisch instrumentarium nodig. Ik kan denk ik niet genoeg herhalen dat de geest niet op zichzelf bestaat maar slechts in relatie met de hersendelen waaruit het ontspringt. De geest is dus niet zelf-causaal. Ergo, de geest is deterministisch bepaald.
Dat we niet alle interacties tussen hersendelen begrijpen, is geen excuus om determinisme te verwerpen. Als ik met een naald in je arm prik en je roept “Au, ik heb pijn!”, dan is het voldoende dat ik jouw gedachte correlationeel link met de pijncentra in je brein om te determineren dat er een causale link bestaat tussen de naaldprik, de breinactiviteit en de persoonlijke pijnsensatie. Correlatie is geen causatie maar in deze is het een goede veronderstelling.
Determinisme is enkel gelimiteerd in de kwantificering van de ervaringen van de geest. De geest kan niet objectief gekwantificeerd worden. Als ik in plaats van een naald een mes in je arm steek, kan ik wel de verandering in breinactiviteit kwantificeren maar niet de verandering in pijnsensatie. In die zin is die pijnsensatie solipsistisch: het bestaat enkel in jouw geest.
Metafysica van het denken
Wat bepaalt wat wij denken? In het begin van de 20ste eeuw was het behaviorism populair. Daarbij werd naar gedrag gekeken op een natuurwetenschappelijke wijze. Het radicaal behaviorism van B.F. Skinner ging een stapje verder: ook denken was volgens hem gedrag. Deze visie is in diskrediet geraakt toen het cognitivisme (denken als een soort computerproces zien) opkwam.
Ik ga “denken is gedrag” als een nuttige analogie gebruiken om de causaliteit van het denken uitleggen. Gedrag en denken hebben een sterk gelijkaardige causaliteit. Dit is natuurlijk omdat gedrag simpelweg de uitvoering is van het denken.
De Nederlandse etholoog en Nobelprijswinnaar Nikolas Tinbergen formuleerde in de jaren 60 zijn befaamde “vier vragen“ om de oorzaak van gedrag te verklaren. De filosofische equivalent zijn de vier oorzaken van Aristoteles. Tinbergen classificeerde de vier vragen in twee groepen: de proximate/ultimate visie en de statische/dynamische visie. De proximate visie stelt de hoe-vraag (hoe functioneert het gedrag?), de ultimate visie stelt de waarom-vraag (waarom is het gedrag geëvolueerd?). De statistische visie verklaart het gedrag in een specifieke temporele context, de dynamische visie verklaart het gedrag over de tijd.
De hele gedragswetenschappen organiseerde zich rond deze vier vragen. Fysiologen en neurologen focussen op het causale mechanisme (werking) van gedrag (proximaal+statisch), ontwikkelingsbiologen en -psychologen focussen op de ontogenie (individuele ontwikkeling) van gedrag (proximaal+dynamisch), evolutionaire psychologen en gedragsecologen focussen op de fylogenie (evolutionaire ontwikkeling) van gedrag (ultimaat+dynamisch) en de huidige adaptieve functie in het milieu (ecologie) van gedrag (ultimaat+statisch). Die laatste is volgens Aristoteles de finale oorzaak, datgene dat verklaart welk doel iets dient. Al de andere oorzaken bouwen daarop voort: wat geen functie heeft, evolueert niet, ontwikkelt niet en werkt niet.
Oorzaken van sexy
Neem nu een gedragspatroon van een vrouw: ze staat ’s morgens op en staat voor haar kleerkast, ze stelt de evidente vraag: “Wat ga ik vandaag dragen?”. De vrouw neemt een beslissing: “Ik draag dit kleedje want dan voel ik mij sexy.” Maar waarom voelt deze vrouw zich sexy in dat kleedje? Waarom voelt deze vrouw überhaupt de noodzaak om haarzelf sexy te vinden? Wat is dus de metafysica van haar denken?
Je kan verscheidene hypothetische antwoorden formuleren. Een mogelijkheid is dat de vrouw zich sexy kleedde omdat dit haar zelfvertrouwen (ego zouden de psychologen zeggen) boost waardoor de vrouw zich beter in haar vel voelt en dus beter functioneert. Een tweede mogelijkheid is dat de vrouw een knappe mannelijke collega kent en diens aandacht wil trekken om mogelijk seksuele betrekkingen mee te hebben (met een zwangerschap tot gevolg). Een derde mogelijkheid is om vrouwelijke rivalen jaloers te maken en competitie uit te lokken.
Klinkt dit vergezocht? Gad Saad is een evolutionair psycholoog gespecialiseerd in darwinistische consumptiepatronen. Zo vond hij dat vrouwen in de vruchtbare fase van de menstruatiecyclus meer cosmetica kochten dan in hun onvruchtbare fase. Dit is logisch van een darwinistisch oogpunt: omdat de eisprong onzichtbaar is, gaan vrouwen onbewust hun vruchtbaarheid etaleren via hun kledingdracht en make-up. Een andere studie van psychologe Martie Haselton vond ook dat vrouwen zich meer opzichtig kleedden in hun vruchtbare fase (“women dress to impress”).
Mijn vrouwelijke Twittervolgers waren furieus toen ik dit voorstelde. Vrouwen kleden zich niet sexy speciaal voor mannen of voor andere vrouwen! Mensplaining! Seksist! Waarom dan wel? Eum, daarom, ze voelt zich dan sexy! Dat is dus een cirkelredenering waarbij sexy-voelen zelf-causaal is. Het is fundamenteel onlogisch, irrationeel en onwetenschappelijk.
Hun boosheid ligt vooral omdat ik de suggestie wek dat vrouwen expliciet die overwegingen maken als ze voor hun kleerkast staan. Nee, bewust denken de meeste vrouwen hier niet aan, of toch alleszins niet in darwinistische termen. Aantrekkingskracht is een zeer basale kracht dat grotendeels onbewust gebeurt. Het feit dat sexy goed voelt, wilt niets anders zeggen dat het vrouwelijk brein de wil kenbaar maakt dat de gemaakte beslissing fitnessverhogend is.
Sexy is sociaal
Mijn vrouwelijke Twittervolgers waren net als de liberalen boos dat ik hun autonomie afnam. Hun beslissingen werden niet individueel genomen. Meer zelfs, de beslissing dat dit specifiek kleedje sexy is en dat andere niet is 100% sociaal bepaald. Een Twittervolger van mij merkte op: als de vrouw alleen was in de wereld, wou zou ze zich dan opmaken? Het antwoord nee, want make-up of sexy kledij veronderstellen een andere observeerder die (ver)oordeelt en een respons geeft.
Naast de genen hebben mensen ook memen ontwikkeld. Memen zijn ideeën die net als genen uitgewisseld worden en evolueren over de tijd. Memen hoppen van de ene geest naar de andere door taal. Memen die zeer goed passen bij de genen kunnen uiteindelijk uitgroeien tot regelrechte breinparasieten (zeker als de memen de expressie van de genen versterken). Een collectie van sterk interagerende memen die gedeeld wordt door een collectie van sterk interagerende geesten noemen we een cultuur. Een cultuur is dus een emergente eigenschap van een aantal memen, net als de socialiteit, gemeenschap dat is voor een aantal geesten. Gemeenschap en cultuur zijn zo sterk verstrengeld dat beide elkaar determineren. Zonder gemeenschap is er geen cultuur, zonder cultuur is er geen gemeenschap.
Veel van onze specifieke gedragingen worden bepaald door de cultuur. Genen spelen hierin slechts een beperkende en mechanistische rol in. Zo kan er nooit een cultuur ontwikkelen waarin ziekelijk obese mensen als sexy worden gezien (wat postmodernen ook mogen beweren), daarvoor is de geëvolueerde viscerale afschuw voor mensen met misvormingen te groot. Cultuur komt tot uiting via de genen en andersom, genen komen tot uiting in de cultuur.
De enorme diversiteit aan culturen hebben nog altijd een gemeenschappelijke wortel in een universele menselijke natuur. Zo zijn sieraden een culturele universalia: of het nu gaat over een armband van botjes in een Afrikaanse stam of een gouden armband in het westen, beiden zijn statussymbolen. Een chique sportwagen of een neusbot is daarentegen een statussymbool dat cultureel specifiek is voor deze of gene samenleving.
Wat een vrouw sexy maakt in haar kledij, is dus zowel een product wat sexy wordt gezien in die cultuur en wat de genen aanziet als functioneel adaptief. Kledij die de vrouwelijke vormen benadrukt en de vruchtbaarheid van de vrouw aanduidt, is kledij dat sexy is. Modeverschijnselen, hoe verscheiden dan ook, appelleren aan die basisregels (correctie: niet alle, maar die zie je vaak vanzelf verdwijnen of alleszins enkel in een select aantal personen). Die basisregels kunnen wel een ontelbaar aantal combinaties vormen (vooral als de regels hiërarchisch worden opgesteld).
Illusie van de vrije wil
Waarom is er een diepgeworteld idee dat we een vrije wil hebben terwijl dit rationeel niet kan onderbouwd worden? Dezelfde vraag kunnen we ook stellen als: waarom omvat de geest niet alle breinprocessen? Ergo, waarom zijn er onbewuste hersenprocessen die impliciet de bewuste geest aansturen?
Dat is makkelijk: als we alle breinprocessen bewust zouden meemaken zouden we (1) psychologisch instabiel worden door een overload aan prikkels, (2) te traag reageren op levensbedreigende situaties en (3) evolutionair functioneel gedrag niet kunnen uitoefenen omdat het niet rationeel te begrijpen is. Dit komt ook door de evolutionaire geschiedenis: de bewuste breinprocessen spelen zich af in de neocortex (cognitie, hogere sociale functies, taal) dat evolutionair jonger is dan de onbewuste breinprocessen in het limbisch systeem (emoties, gedrag, geheugen, motivaties).
Aldus heeft ons brein twee systemen ontwikkelt: systeem 1 en systeem 2. Dit is gepopulariseerd door het boek van gedragseconoom Daniel Kahneman Thinking, Fast and Slow. Systeem 1 zijn snelle, onbewuste, automatische, intuïtieve, vaak voorkomende, heuristische beslissingen. Systeem 2 zijn trage, bewuste, inspannende, logische, berekende en rationele beslissingen. Het onderzoek van Kahneman en anderen legden een bom onder de liberale, economische consensus dat individuen rationele agents zijn die hun beslissingen optimaliseren.
Er is een grote nadruk op de niet-optimale uitkomsten van systeem 1, men ziet biases als gebreken. Evolutionaire psychologen betwisten dit en zien dat deze biases evolueerden omdat ze naar de omstandigheden een functioneel resultaat gaven. De “bounded rationality” mensen kijken in dezelfde richting: beslissingen dienen bevredigend, niet optimaal zijn.
Aldus zijn er enkelen die de rationele vrije wil illusie nog niet kunnen loslaten. Zij kijken naar mitigatie van de biases of zelfs “debiasen” van mensen. Zelfs al zijn mensen bewust van de biases, toch maken ze ze nog. Dat komt omdat systeem 2 systeem 1 niet beïnvloedt.
Olifant en ruiter
De moreel psycholoog Jonathan Haidt visualiseert de relatie tussen ons lichaam en geest als tussen een ruiter en een eigenzinnige olifant. De ruiter denkt dat hij de olifant controleert maar in werkelijkheid heeft hij maar beperkte macht over de eigenzinnige olifant en dat is deels omdat de kleine ruiter bovenop de grote olifant zit en dus afhankelijk is van de olifant. De ruiter heeft wel teugels in handen maar om de olifant te dwingen in de “goede” richting te gaan, is gelimiteerd.
Haidt vond zo dat het credo “eerst denken dan doen” juist omgekeerd is: “eerst doen dan denken”. Zo gaf hij een scenario aan respondenten (verkort):
“Een broer en zus zijn op vakantie. In een afgelegen hutje beslissen ze dat ze willen experimenteren: seks hebben. Zij neemt de pil en voor de zekerheid gebruikt hij een condoom. Beide vonden het een leuke ervaring. Achteraf zweren ze dat dit hun geheimpje blijft. Deden de broer en zus iets moreel verkeerd?”
De olifant in de respondenten zei direct: “dat is incest, dat is moreel verkeerd!”. De respondenten reageerden dan ook direct negatief. Wanneer aan de ruiter werd gevraagd om dit te verantwoorden, konden ze niets bedenken. Ze waren dumbfounded, want het verhaal is zo gemaakt dat het post-hoc rationalisaties uitsloot. Er was wederzijdse toestemming, geen getuigen, geen kans op zwangerschap of SOA’s en beiden beloofden dat ze het niemand kunnen vertellen. Omdat beide de ervaring leuk vonden, kan zelfs een tweede experiment perfect mogelijk zijn.
Vanuit liberaal oogpunt is er dus geen schade toegebracht en is dat dus moreel volledig ok. Zoals meermaals uitgelegd begrijpen liberalen niet dat zaken als moraliteit evolutionair bepaald zijn en niet ontspringen uit het rationeel denken, zelfs al loopt het evolutionair brein achter in bepaalde culturele ontwikkelingen. Een liberaal die handelt vanuit zijn principes, zal weinig succes oogsten om mensen te overtuigen incest te decriminaliseren. De olifant in de andere mensen (en de liberaal zelf, want zelfs liberalen accepteren het verbod op incest) laat dat gewoon niet toe.
Innerlijke advocaat
Waarom voelen mensen de noodzaak om hun onbewuste intuïties post hoc te verantwoorden? Dit kan enkel verklaard worden met Haidts tweede credo: moreel denken is voor sociaal doen.
De ruiter zit niet alleen op zijn olifant. Naast hem zijn er ook ruiters met hun olifanten. Als de olifant iets doet, moet de ruiter dit verantwoorden aan de andere ruiters. Faalt hij daarin, dan is er een risico dat hij uit de groep ruiters wordt gegooid. Einzelgängers overleefden dit meestal niet.
De ruiter ontpopt zich dan ook in een advocaat-en-politicus-in-één: niet alleen moet de ruiter zich constant verdedigen, hij wilt ook dat hij (of beter gezegd, zijn olifant) de leider van de groep wordt. Goede advocaten en politici erkennen dat niet de ruiters maar de olifanten de baas zijn en slechts de tussenpersoon zijn tussen hem en zijn olifant en de ander zijn olifant. In hun retoriek richten ze zich tot de olifanten eerder dan de ruiters.
Dit strookt natuurlijk niet met de rationalistische notie dat we ons laten overtuigen door goede argumenten. Liberalen geloven daar ook niet impliciet in, veel liberale bedrijfsleiders betalen fors voor advertenties. Die advertenties zijn geen droge opsomming van feiten maar het constant strelen van jouw olifant. Zie je een BV of een aantrekkelijk persoon een product promoten, dan transfer je onbewust hun halo op dat product, ook al is dat totaal irrationeel.
Men kan vraagtekens hierbij stellen. In hoeverre hebben personen de autoriteit om andere personen massaal te beïnvloeden door gebruik/misbruik te maken van hun olifanten? Toen nota bene de liberalen voorstelde om de overheid via nudging (“libertair paternalisme”) burgers te beïnvloeden, dan stel ik mij vragen of liberalen nog zelf wel geloven in de vrije wil en hoe liberalen in hun zucht naar non-interventie van de ruiter niet juist anti-liberale interventies in de olifant kunnen legitimeren.
Tweede conclusie
Ik heb ongenadig ingebeukt op de vrije wil. Als ik je in het eerste deel de vorige blog las en nog niet overtuigd had, dan hoop ik dat je dat nu wel bent. De vrije wil is een illusie, het is een emergente eigenschap van een een groot aantal breinprocessen. Die breinprocessen zijn vaak onbewust en genetisch/cultureel bepaald voor lang vervlogen redenen. We denken dat onze geest de ruiter is van onze olifant maar het is eerder andersom. De geest heeft de ondankbare taak achteraf de bewegingen van de olifant te verantwoorden aan andere ruiters.
Confrontatie met de illusie van de vrije wil wekt existentiële angsten op: hoe kan men moreel verantwoordelijk zijn zonder vrije wil? Hoe kan ik meester zijn over mijn toekomst? Hoe kan onze samenleving functioneren zonder vrije wil? Het in vraag stellen van de vrije wil ontketent al die existentiële angsten en leidt tot nihilisme (of dat is de tegenwerping). Dit hoeft niet zo te zijn en dat zal ik uitleggen in het vervolg komend weekend.
Dit eerste deel verscheen eerder in twee afleveringen op het Blog van de Mondige Student
Wat betreft de praktische kant van de zaak; ik ben zo vrij geweest en heb uw titel als inspiratie gebruikt en enigszins bijgewerkt: ‘Het grootste taboe van de liberale democratie: er is geen vrij volk en er is geen democratie.’
En wat uw verhaal betreft: eens! We are flowers blooming in the dark, heeft een romanticus eens trefzeker opgemerkt.
Daarentegen neig ik meer naar Bukowski met zijn praktische suggestie: “Find what you love and let it kill you.”
Ik heb gelijk even uw vragen voor de volgende week beantwoord:
- Vraag : Hoe kan men moreel verantwoordelijk zijn zonder vrije wil?
– Antwoord : Met gemoedsrust en vertrouwen op de wet van oorzaak en gevolg.
- Vraag : Hoe kan ik meester zijn over mijn toekomst?
– Antwoord : Door zelfmoord.
- Vraag : Hoe kan onze samenleving functioneren zonder vrije wil?
- Antwoord : Door onderdrukking (ratio en consensus prefereer ik overigens).
@Voight-Kampff: interessante reactie.
Over de “vrije wil” kun je het eeuwig hebben …………..
Laten we uitgaan van een natuur-recht:
elk mens wordt vrij geboren; het individu is soeverein: zelf-beschikking.
De beste waarborg hiervoor, is de democratische rechtstaat.
De islam ONTKENT elke vrijheid; daarom is die zo kwaadaardig en gevaarlijk.
@ De mondige student.
Hierbij doe ik u een praktisch voorstel m.b.t. de dreigende ondergang van de Nederlandse rechtsstaat.
De volgende beweringen zijn gedaan in chronologische volgorde:
- U : Er is geen vrij wil;
- Ik : Er is geen vrij volk en er is geen democratie;
- Cool Pete : Het individu is niet soeverein.
Wellicht kunt u deze onderwerpen bij elkaar harken en met oplossingen aankomen om de Nederlandse rechtsstaat te redden?
Hierbij kunt u denken aan de kernbegrippen van de transactie – met de toenmalige vorst – bij de totstandkoming van de Nederlandse rechtsstaat.
Namelijk op basis van behoud van vrijheid (soevereiniteit) en binnen het kader van een grondwet een uitruil tussen wapens (inleveren) en belastingen (betalen) van het volk tegen de organisatie van het land door de overheid.
Dank voor het begrip.
Ben benieuwd.