DE WERELD NU

Zes jaar na de Motie Halsema – Appendix 2: Vragenlijst

1. Algemeen: Uw steun aan de Motie Halsema
Kunt u in het kort aangeven waarom uw toenmalige fractie bijna zes jaar geleden voor onderstaande motie hebt gestemd?

2. Opstelling en standpuntbepaling van uw fractie
2a. Was uw fractie destijds eensgezind?
2b. Zo ja, heeft uw fractie vergaderd over deze motie, of was het een specifiek agendapunt tijdens een vergadering?
2c. Zo ja, hoe lang hebt u in uw fractie ongeveer over deze motie gediscussieerd?
2d. Is u van een of meer (toenmalige) leden van uw fractie bekend dat zij van standpunt zijn veranderd over deze motie? Zo ja, hoe is daarover gesproken binnen uw partij?

3. De Motie Halsema anno 2016
3a. Met de kennis van nu – Wat denkt u: zou uw fractie, wanneer deze motie vandaag zou worden ingediend, opnieuw voor deze motie stemmen? Of zou u tegen stemmen? Of komt het tot een ‘onthouding’? Graag een toelichting op uw antwoord.
3b. Het is in uw huis een goed gebruik dat een motie ‘opportuun’ is: er is geen aanleiding om een motie in te dienen als vanuit het luchtledige. In de meeste gevallen is dat natuurlijk een vergadering of debat. Onder welke concrete omstandigheid (en een debat daarover) zou u zich kunnen voorstellen dat een motie van de strekking van de Motie Halsema 2010 vandaag (of zeer binnenkort) wordt ingediend? Wilt u a.u.b. een of meer concrete voorbeelden geven en uw antwoord toelichten?
3c. Zouden u en uw partij overwegen in een debat met een motie te komen waarin de Motie Halsema opnieuw wordt onderstreept?
3d. Wat was (ook alweer) de aanleiding van de Motie Halsema et al.? Hoe herinnert u zich dit?

4. Het begrip “islamisering”
4a. Wat is uw definitie van islamisering?
4b. Sommige zeggen dat islamisering een non-existent begrip is — islamisering is een mythe. Deelt u hun oordeel? Graag een toelichting op uw antwoord.
4c. Zo nee, zou u willen reageren op de volgende stelling (met toelichting):

Voor de Nederlandse overheid zou het tegengaan van islamisering wel degelijk een doelstelling van beleid moeten zijn, zo niet expliciet dan toch impliciet.

Immers, alle godsdiensten zijn in onze rechtsstaat voor de wet gelijk en onder de uitdrukkelijke bevestiging van Artikel 6 van de Grondwet, kan van islamisering geen sprake zijn. De islam vrijheid van godsdienst doen genieten, is namelijk iets anders dan de islamisering van de samenleving toestaan. Mutatis mutandis zou ook het tegengaan van een (her)kerstening of een ‘hindoeïsering’ zeker denkbaar zijn als beleidsdoelstelling.

5. Artikel 6 van de Nederlandse Grondwet
Ik ben benieuwd naar hoe u Artikel 6 van de Grondwet uitlegt. Opnieuw leg ik u een stelling met toelichting voor:

De overheid is te weinig geneigd om de individuele rechten van ‘afvalligen’, ‘ketters’ en ‘bekeerlingen’ actief te beschermen.

Artikel 6 van de Nederlandse Grondwet biedt kerkgenootschappen, religieuze instellingen enz. de ruimte die zij nodig achten voor het uitoefenen van hun erediensten, missionaire activiteiten, vergaderingen enz. Sommigen zeggen dat in de toepassing van Artikel 6, vooral door de specifieke ontstaansgeschiedenis van onze natie, teveel nadruk ligt op deze ‘macro’ insteek. Op ‘micro’ niveau moet worden vastgesteld dat individuen in volledige vrijheid een godsdienst moeten kunnen aanhangen, bekritiseren en verlaten; degenen die dit laatste doen moeten vanzelfsprekend kunnen besluiten om vervolgens een andere religie of helemaal geen religie meer aan te hangen.

6. De Motie Halsema en het beleid van de regering (immigratie en integratie)
De volgende reeks vragen gaat over overheidsbeleid waarnaar de Motie Halsema verwijst.
6a. In het tweede punt verklaart de motie (samengevat in mijn eigen woorden) dat van alle immigranten – dus ook zij die de islam aanhangen – burgerschap en wederkerigheid wordt verwacht. Bent u op dat punt tevreden over de integratie sinds eind 2010? Zo ja, licht uw antwoord toe a.u.b. Zo nee, waarom niet? Vindt u dat de regering (en de Motie Halsema lijkt dat van haar te verwachten) voldoende armslag heeft om de gewenste integratie actief te stimuleren, maar zo nodig ook af te dwingen door middel van concrete sancties? Graag een toelichting op uw antwoord.
6b. Als uitwerking op vraag 6a: Hoe reageert u, in het algemeen, op burgers die zich bij u beklagen over immigranten en hun kinderen en kindskinderen die geen “positieve bijdrage” lijken te “leveren aan onze samenleving”, omdat (bijvoorbeeld uit de aanzienlijke overlast die zij geven) blijkt dat zij zich daarvoor niet “inzetten”?
6c. Hoe kijkt aan tegen de problematiek van degenen die zich formeel niet meer hoeven “inzetten”, om de eenvoudige reden dat zij van Nederland geen “kans” meer krijgen, aangezien hun aanvraag om een verblijfsvergunning is afgewezen? Hoe en wanneer worden deze mensen uitgezet?
6d. Gesteld dat u nog steeds vóór de Motie Halsema zou zijn (zie uw antwoord op vraag 3), kunt u zich het verplaatsen in het volgende: tegenstemmers op deze  motie – die islamisering blijkbaar actief willen tegengaan – zien hun opstelling in het derde punt van Motie Halsema juist onderstreept. Met andere woorden: deze partijen/politici zetten toch (ook) in “op het uitbannen van misbruik en misstanden”? Geeft dat de Motie Halsema niet iets tegenstrijdigs? Immers, is dat niet juist een kerntaak van de overheid: “het uitbannen van misbruik en misstanden”? Graag een toelichting op uw antwoord.

7. Extra vraag
Kunt u in het kort aangeven waarom uw fractie tegen onderstaande Motie Wilders heeft gestemd?