Sommigen zijn gelijker
Deze maand verdedigt PvdA-Kamerlid Keklik Yucel haar initiatiefwet Gelijke Beloning in de Tweede Kamer. Ze publiceerde daarover vandaag een kort opiniestukje in De Volkskrant. Wat ik me afvroeg is waar dit naar toe zal gaan.
“Some are more equal then others“, de beroemdste zin van George Orwell (Animal Farm), bevat een diepere sociale wijsheid dan velen beseffen. Het is niet alleen een schrijnende uithaal naar hen die zich zelf beter achten dan anderen, en dienovereenkomstig in het geheim voor zichzelf voordeeltjes bedingen. Ook is het een droge constatering, dat in maatschappelijke processen werkelijke en volledige gelijkheid onmogelijk haalbaar is. Dat impliceert dat gelijkheid creëren waar die als minder natuurlijk wordt gevoeld moeilijk zal zijn af te dwingen.
Dat is mijn belangrijkste bezwaar tegen dit initiatiefwetsvoorstel. Zelfs als het mogelijk blijkt via wetgeving en uitgebreide controlemechanismen een gelijker speelveld verplicht te stellen, moet je nog altijd afwachten of het zich uitkristalliseert zoals je hoopt. De ervaring leert dat dit vaak niet gebeurt, en door ontwijkingsmanoeuvres soms zelfs onverwacht nadelige zij-effecten in het spel komen. Een ander effect kan zijn dat eerder het tegengestelde wordt bereikt van wat werd beoogd.
Van dat laatste kan ik direct een pijnlijk voorbeeld geven, dat helaas ook direct verbonden is met de openbaarmaking van lonen van individuen. Alweer een jaar of 25 geleden werd – ook door de PvdA, met precies dezelfde gedachte als bij dit wetsvoorstel – de beloning van topbestuurders verplicht openbaar. Sindsdien is een golf van verontwaardiging over deze beloningen eerder gewoonte geworden dan uitzondering – zeker in geval van falende bestuurders is dat een logische zij het niet altijd terechte menselijke reactie. Helpen doet het echter niets, integendeel.
Minder mensen weten dat Nederland tot het moment van invoering van deze maatregel bekend stond als een land met relatief gematigde lonen voor topbestuurders. Veel bestuurders van grote bedrijven verdienden minder dan sommigen van hun buitenlandse ondergeschikten. De gedachte dat maatschappelijke controle de hoogte van beloning zou kunnen remmen bleek naïef, want juist het omgekeerde gebeurde. Toen bestuurders konden gaan vergelijken met wat hun collega’s los gekregen hadden, verschafte hen dit een breekijzer bij salarisonderhandelingen met de raden van commissarissen. Na de invoering schoten de topbeloningen omhoog.
Een extra vervelend bijverschijnsel bleek, dat ook in de publieke sector de lonen vervolgens explodeerden. Want de nieuwe slogan van de overheid was dat zij meer bedrijfsmatig ging werken. En dat, vonden de uitvoerders, vereiste een passende beloning. Voor de hoogte van die passende beloning loerde men over de schutting naar hoe dat in het bedrijfsleven ging. Enfin, het gevolg was een opwaartse loon-prijsspiraal die nog steeds niet onder controle is gebracht – alle Balkenende-normen en wat dies meer zij ten spijt. En publieke verontwaardiging bleek maar zelden effectief, ook omdat niet iedereen direct betrapt werd, en een eenmaal bereikt salarisniveau in Nederland nooit makkelijk terug te draaien was.
Het stuk van Yucel impliceert overigens dat het hier vooral gaat om gelijke betaling van vrouwen in het bedrijfsleven. De overheid is nu eenmaal beter geoutilleerd om het gesignaleerde probleem tegen te gaan, omdat men daar vooral werkt met salarisschalen, en er een perspectiefverschil is met de manier waarop salarissen in het bedrijfsleven worden bepaald. Voor het bedrijfsleven zijn salarissen direct gerelateerd aan de winst. Van hogere salarissen moet je nog maar afwachten of die tot een hogere winst zullen leiden. Bij de overheid is de beloning primair een budgetkwestie: het geld is er of het is er niet.
Maar dit leidt me tot de vraag: als de beloning in de eerste plaats een kwestie van onderhandelen is, en mannen blijken daarin structureel effectiever dan vrouwen, moet je dan proberen dat per wet te reguleren? Eigenlijk lijkt dat me zinloos. Dat je vervolgens maar moet hopen dat deze wet gewoon genegeerd zal gaan worden, maar vreest dat er slimmeriken zullen zijn die haar ten eigen bate zullen weten aan te wenden, stemt mij treurig. Ik ben daarom huiverig voor wetgeving als deze, hoe sympathiek ik ze verder ook vind. Via vakbonden aan vrouwen structureel cursussen aanbieden over salarisonderhandelingen lijkt me effectiever, en op termijn mogelijk maatschappelijk goedkoper. Van mij mag het best wat kosten om dit aan te pakken maar kies dan in ’s hemelsnaam de verstandige weg – ook al kan dat wat langer duren.