DE WERELD NU

Van Gaal en andere trainers

trainers

Johan Cruijff was een fenomeen. Het is gevaarlijk hem als voorbeeld te nemen in de discussie over wat betere trainers oplevert, een professionele opleiding of ervaring als topvoetballer.

Laten we om te beginnen vast stellen dat allebei zijn nut heeft, de opleiding als trainer en de ervaring als topvoetballer. Maar in de eerste plaats heeft een trainer aanleg nodig voor zijn vak. Er zijn eigenschappen voor nodig die wel ontwikkeld kunnen worden maar die ook goeddeels zijn aangeboren.

Intelligentie is er een. Lang niet alle topvoetballers hebben dat. Overwicht op spelers, rust en evenwicht in de omgang met mensen, goede zenuwen. Mentale hardheid en politiek inzicht heb je ook nodig als trainer, om lang genoeg te overleven om je kunsten te kunnen vertonen. Je kunt technisch een goede voetballer zijn geweest, die gehoorzaam deed wat de trainer hem had opgedragen, goed passend in het team, maar met strategisch inzicht nul. Zo’n ex-voetballer wordt nooit wat als trainer.

Johan was goed als voetballer en als trainer en hij heeft eigenlijk nauwelijks opleiding gehad in dat vak. Dat hij goed was kan objectief worden aangetoond. Alle ploegen waar hij in speelde of die hij trainde presteerden beter met hem dan zonder hem. Kijk het maar na. Toch is hij geen goed voorbeeld voor trainers en je moet ook niet alles geloven wat hij over dat onderwerp te vertellen heeft. Hij was een intrigant en kletste vaak maar wat hem voor de mond kwam. Iedereen slikte het voor zoete koek omdat het Johan was.

De man was een voetbalgenie en doet het op zijn talent en zijn intuïtie en dat hebben anderen niet, niet zoals hij in elk geval. Behalve Johan zijn eigenlijk alle goede trainers in Nederland subtoppers geweest als voetballers. In Duitsland geldt hetzelfde. Alleen Beckenbauer, als voetballer en trainer in de verte vergelijkbaar met Cruijff en bovendien een gentleman, heeft het in beide categorieën helemaal gemaakt, verder niemand van de Duitse Weltmeisterteams.

Statistisch lijkt het dus of je beter geen topvoetballer, maar liever goede middenmoter kunt zijn geweest, maar dat is natuurlijk ook weer niet zo. Er zijn nu eenmaal maar weinig topvoetballers en iedereen die in de eredivisie speelt is een middenmoter.

De beste trainers, lijkt het, zijn de ex-voetballers met een hoop spelinzicht, een goede trainersopleiding en een behoorlijke ervaring in het vak. Niet zo vreemd eigenlijk. De proof of the pie is in de eating, je presteert of je presteert niet. Dat is het mooie van spelers en trainers. Voor journalisten geldt dat niet. Die worden gelezen omdat men hun krant toch heeft of omdat je ze op de televisie erbij krijgt als je naar een wedstrijd wilt kijken. Verstand van voetbal is geen onontbeerlijke eigenschap en wat voor dat vak wel onontbeerlijk is weet ik eigenlijk niet.

Ze worden door spelers en trainers naar de mond gepraat, omdat het vele geld dat verbonden is aan de publiciteit alleen via de media is te bereiken. Voetbaljournalisten menen daarom recht te hebben op de egards van iedereen en ze zijn woedend als ze door sommige trainers zo nu en dan niet au serieux worden genomen. Van Gaal is een bekend voorbeeld. De man is onmiskenbaar oprecht, een zeldzame eigenschap in het wereldje, want je koopt er weinig voor.

Journalisten zouden daar blij mee moeten zijn want ze worden bij hem niet bedonderd of gebruikt en ze kunnen wat van hem leren. Zijn ze dat ook? Nee, natuurlijk niet. Ze vinden hem onbeleefd – alsof dat er iets toe zou doen, als ze hun vak serieus zouden nemen.


Dit artikel over trainers verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.