DE WERELD NU

Statussymbool

Bedreigingen, eenheid van prijs, een land van deugers, Academisch tuig, Stalinisme, Duitsland, Applestore overval, Olympische Spelen, Rechters, wereldregering, Oekraïne, Therapeutenangst, Qatar, Cultuur en politiek, Onveilig, basis, Politiek, Zwart, Overlast, Vrouwen en kinderen

Een onmisbaar statussymbool van welvaart zou ik op dit moment niet snel kunnen noemen, zoals de aanstaande vervanging van mijn badkamer herinneringen wakker riep.

Het is een oude grap, maar niet zonder waarheid: hèt moment dat je een wasmachine nodig bleek te hebben was in de jaren zestig toen de buren er eentje kochten. Binnen een paar jaar bleek heel Nederland er mee voorzien. Het was al snel niet langer meer een statussymbool, maar wie er geen had werd raar aangekeken. In diezelfde categorie van onmisbare huishoudelijke bezittingen vielen in ongeveer diezelfde periode de telefoon, het bad, het stoomstrijkijzer en de hond.

Dat een telefoon een statussymbool was, is tegenwoordig nog maar moeilijk voorstelbaar. Dat ik er zelf geen bezit, komt daar nu dichter bij; het onderscheid je met zekerheid van de massa – en als een statussymbool iets is, is het dat. Deel van die status van telefoonbezitter was in de jaren dertig overigens een wit houten dan wel email bordje naast je voordeur met daarop: Brandmelding. Ter aanduiding dat men op dat adres een telefoon bezat, waarmee hulpdiensten eventueel bereikt konden worden. Een enkele keer zie je zoiets nog wel eens hangen, in wijken die rond 1920 werden gebouwd. Aangezien het telefoonbezit minder algemeen was dan de onhandigheid van mensen met het aansteken van hun kolenkachels, had de groeiende welvaart zo zijn bijverschijnselen. Zoals de regelmatige aanwezigheid van hulpdiensten in woonwijken.

Ook het bezit van een hond groeide met de welvaart. Nog steeds zijn er hordes mensen die hun hond ooit namen uit het idee zich dat eindelijk te kunnen veroorloven. Dat ze daarmee niet goed omgaan verbaast derhalve ook niet. De omgang met een hond vraagt deels ook opvoedkundig benul, en dat is nu eenmaal niet iedereen gegeven. Mensen gaven een agressieve huisgenoot van dit type soms ook een eigen kamer in huis. Ook dat was een vorm van status, want je deed dat vanzelfsprekend alleen als het kòn, en je eer de ruimte voor had.

De introductie van het stoomstrijkijzer in de jaren tachtig was overigens een – grotendeels mislukte – poging dergelijke huishoudelijke apparaten weer in de belangstelling te brengen als statussymbool. Net zo min als het naaimachine dat nog werd. Het bezit van dat laatste was in de jaren tussen de wereldoorlogen eveneens uit gegroeid tot een onmisbaar statussymbool van de huisvrouw die haar gezin goed verzorgde, maar wie er tegenwoordig nog eentje heeft is een hobbyiste. Alleen de vaatwasmachine bereikte later nog de status van onmisbaar huishoudelijk apparaat, waarvan men vreemd opkijkt als dat in je huis ontbreekt.

Het bad kende een wat langere periode waarin dat prominent in huis verscheen. Mijn ouders kochten in de jaren zeventig een groot herenhuis, waarin een badkamer ontbrak. Bij de aanleg daarvan werd zo’n ding dus ingebouwd, maar dat was al voorafgeschaduwd op de flat waar mijn ouders daarvoor woonden door een grote hardplastic zitkuip, waarin mijn moeder graag baden nam. Waar die dingen – op dat moment een herkenbaar statussymbool – later allemaal gebleven zijn? Ik heb er na 1975 nooit meer een gezien, maar ze waren op een bepaald moment redelijk populair.

Veel van die statussymbolen verschenen in huis vanaf dat mensen ze betalen konden – veel eerder werden ze ook niet massaal geïntroduceerd. Hoe daar op dit moment tegenaan wordt gekeken weet ik eigenlijk niet. dat zou je het best kunnen bepalen door de lijstjes gevraagde elementen voor een aanstaand huishoudelijk paar door te nemen. Ook dat bestond in de jaren zeventig meer dan ik me van de moderne dag herinner: de boekjes met de onmisbaar geachte elementen voor de uitzet, met alles van Brabantia dat als onmisbaar werd beschouwd, en waaruit je je gift als huwelijkscadeau kon uitzoeken.

4 reacties

  1. Ernie van de Wal schreef:

    Antwoordapparaat voor de telefoon en een fax zorgden er ook een paar jaar voor dat Jan den Boerenl”l helemaal de meneer was. Net als de autotelefoon, waarvoor je bij aanvang toch een grotere middenklasse auto moest rijden, wilde het apparaat niet groter lijken dan de auto die je reed.

  2. Bas schreef:

    De naaimachine was bij ons geen statussymbool maar bittere noodzaak omdat die veel geld uitspaarde. Ik herinner me nog goed hoe ik als scholiertje rondliep in de door mijn moeder gemaakte kleren waar ik me niet altijd even comfortabel in voelde. Ik heb altijd ook weer terug kunnen schakelen in rijkdom en welvaart. Dat komt straks in 2030 weer goed van pas: ik bezit niets en ben gelukkig!

  3. Hannibal schreef:

    @Ernie van de Wal
    Ja, daar zeg je wat. Goeie aanvulling.

    Het nut van de GSM was ook maar beperkt in het begin, vond ik (ik had een van de eerste). Ik vond het handig als telefoonboek (69 slots op de telfoon zelf, en nog een stel apartop de sim-kaart. hoefd eik er minder te onthouden (ik werd een dagje ouder). Een hele verbetering tov mijn toenmalige Einstein, die vooral handig was om ’s nachts iemand een poeier mee te verkopen, vanwege het gewixcht van de bijbehorende batterij.

  4. Jaantje schreef:

    Jaren 90 was de elektrische tandenborstel HET kado voor de decembermaanden.
    Nu staan de meeste verplaatst van de badkamerspiegel naar het badkamerkastje.
    Gewone borstels zijn weer in trek.
    Het kan verkeren.