DE WERELD NU

Overheden

Overheden

Van overheden is het heel goed mogelijk het belang van hun bestaan te miskennen. Zoals met veel is dat tevens een kwestie van perspectief.

Wie op de universiteit verkeert, in de media werkzaam is of zijn brood verdient als ambtenaar, die kan heel goed menen dat de wereld wordt gerund vanuit Den Haag en Washington en daarbij gezaghebbend wordt becommentarieerd door de New York Times en het NRC Handelsblad. Wie aan de andere kant zijn brood verdient in het midden- en kleinbedrijf of zijn leven slijt in het internationale bedrijfsleven en daarvoor veel in het buitenland verkeert, die zal niet vlug op zo’n idee komen.

We hebben overheden nodig en als zij er niet waren dan zouden we ze moeten uitvinden. Maar de gedachte dat de wereld lokaal door Den Haag of wereldwijd door Washington wordt gerund is onjuist. De samenleving is een heel complex organisme, met een orde van ingewikkeldheid die biologisch gezien een zoogdierenlichaam – dat toch ook al erg ingewikkeld is – ver te boven gaat. De idee dat de samenleving maakbaar is of dat het een proces is dat van boven af bestuurd zou kunnen worden, is een misvatting.

Gelukkig heeft er input in de samenleving plaats door ondernemers en door technici en geleerden. Dat zijn de drie soorten cultuurdragers waar het werkelijk om draait in de wereld. Zij zorgen er met zijn allen voor dat de welvaart in flinke delen van de wereld zo enorm is dat wij ons de uit hun krachten gegroeide overheden, met hun aanhang van ontelbare raden en gesubsidieerde instellingen kunnen permitteren. Iedereen die betaald werk doet in de echte economie helpt een handje om deze grotendeels onnutte, maar in de kern wel onmisbare overheidswereld in stand te houden.

De virtuele wereld die ons in de media wordt geschilderd, waarin het Parlement en het Kabinet en de Majesteit zo’n belangrijke rol spelen, is voor het grootste deel een soort poppenkast, een amusementspark. Het heeft wel invloed op het werkelijke gebeuren in de samenleving maar een heel andere dan zij zelf denken. Wetten en overheidsbesluiten hebben in de meeste gevallen een andere uitwerking dan bedoeld en de gegevens waarop zij zijn gebaseerd blijken in de praktijk zelden te kloppen.

Sinds de jaren zestig wordt de overheid bezet gehouden door sociologen en agogen, die daar de juristen en ingenieurs hebben vervangen die de overheid vroeger runden. Een vooruitgang is dat niet. Juristen en ingenieurs zijn problem solvers zonder een al te duidelijk idee hoe de wereld eruit zou horen te zien. Sociologen zijn wereldverbeteraars. Ze denken dat ze weten hoe het zit en dat aan de hand van modellen de wereld te verbeteren valt, maar dat is niet zo.

De geglobaliseerde westerse wereld, dat enorme apparaat waar onze welvaart uit voortkomt, heeft overheden nodig om te doen waar de markt niet geschikt voor is. Markten zijn in het algemeen heel geschikt voor het produceren van door de samenleving gevraagde diensten of goederen, door middel van een systeem dat we het ruilverkeer noemen.

Maar als de markt niet de goede incentives ontvangt dan levert zij niet de goede prestaties en moet de overheid ingrijpen om te zorgen dat die er toch komen, tenminste als het om belangrijke goederen of diensten gaat. Ook zijn er vormen van goederen en diensten die in handen van ieder ander dan de overheid een gevaar zouden vormen: prestaties die onontbeerlijk zijn maar door hun aard alleen door een monopolist op de markt zijn te brengen. Daar horen veiligheid toe, recht, openbare financiën en buitenlandse zaken.

Een goed voorbeeld van een onontbeerlijke overheidsdienst is het in stand houden van de geldcirculatie. Dat is een absoluut vereiste voor een geordende wereldeconomie, maar toch dreigde die geldcirculatie in 2007 even te stokken, met onvoorzienbare gevolgen. Gelukkig hebben de westerse overheden toen kordaat ingegrepen en ook wel met succes, maar het is de media ontgaan hoe dringend nodig of dat was.

Zo is het ook een taak van de overheid om er voor te zorgen dat er tijdig nieuwe vormen van energie op de markt zullen komen tegen de tijd dat de olie- en gasvoorraden zullen zijn uitgeput. De markt kan er niet voor zorgen zolang koolwaterstoffen zo goedkoop geproduceerd worden dat investeringen in alternatieve energie een te groot risico vormen. De verenigde overheden zouden de prijs van olie door belastingheffing op iets als vierhonderd dollar de barrel moeten brengen en het op die hoogte houden, maar ze doen het niet, ze zijn bang voor hun kiezers.

Overheden hebben een ingebouwde neiging om op de korte termijn te reageren en belangrijke beslissingen voor zich uit te schuiven. Vaak is dat niet zo slecht, want de samenleving is meestal heel goed in staat om zelf haar problemen op te lossen, maar niet altijd. Inzien waar haar kernfunctie ligt en ingrijpen als het echt nodig is, dat zou een primaire functie horen te zijn van overheden en daarin schieten ze te vaak te kort.


Dit artikel over overheden verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.

1 reactie

  1. Wim schreef:

    Geschreven vanuit een ideaalbeeld. De werkelijkheid is, dat de overheid een Rupsje Nooit Genoeg is en een enorme machtshonger heeft. Die machtshonger wordt, vreemd genoeg, gevoed door de burgers zelf, die voor ieder probleem of pseudo probleem – dichtbij maar zelfs ook veraf – de overheid te hulp roepen. De overheid gaat daar steeds gretig op in, maar vraagt daardoor wel steeds meer geld met als gevolg torenhoge belastingen, accijnzen, heffingen etc.
    Verder is (Vanwege de beknoptheid van het artikel?) het bankenverhaal veel te positief over de rol van de overheid c.q. te kort door de bocht, wat ok geldt voor wat er gezegd wordt over (nieuwe vormen van) energie
    Overigens helemaal eens met de laatste zin.