DE WERELD NU

Links moet iets gaan doen, maar weet niet wat

Dit is het punt in de discussie waar de linkerkant van het politieke spectrum vandaag de dag met een zekere wanhoop probeert een antwoord te vinden.

Gisteravond was Job Cohen weer eens bij P&W. Niet als unieke gast (een subtiele degradatie, als je dat vergelijkt met eerdere optredens van Wouter Bos bij de aftrap van een verkiezingscampagne), maar gewoon met vier of vijf anderen om hem heen. Op de algemene insteek van het onderwerp was hij goed in getraind, hij maakte een heldere indruk (qua presentatie dan), maar hij liep vast in de vijandigheid die Paul Witteman ongegeneerd ten toon spreidde. Dat Job Cohen rechtstreeks de vraag kreeg voorgeschoteld of het niet beter was als hij zou vertrekken als PvdA-leider was een novum, en enige ontsteltenis was bij Cohen niet onbegrijpelijk waarneembaar. In eigen huis verwachtte hij dat de scheidsrechter een thuisfluiter zou zijn, maar daarin kwam hij bedrogen uit.

Hoewel Witteman niet rechtstreeks inging op de onderliggende problematiek van het gebrek aan een adequaat programma voor de linkse kant van het politieke spectrum, maar zich vrij sterk richtte op de persoon Cohen, en diens falend leiderschap, kwamen zijn snijdende vragen sterk overeen met de observatie van Maxime Verhagen in een interview met Nu.nl dat vandaag verscheen. De PvdA weet het niet meer, en kan alleen nog negatief doen. Verhagen zette dat af tegen de aanpak van het nieuwe kabinet:

De steun voor de maatregelen is groot. Ja, misschien niet in de grachtengordel, maar wel elders. Je moet bij de verkiezingen ook vooral kijken waar het bij de provincies om draait. Bij veel dingen hoeft Den Haag niet alles te bepalen, hebben ze ons ook helemaal niet nodig. Denk aan wegen aanleg en regionale economie. Wij geven ze die ruimte.

De PvdA staat in feite nog steeds voor hetzelfde probleem als na de nederlaag van Melkert in 2001. Alleen is het nu een veel grotere groep mensen duidelijk. Niet alleen zijn de zwevende kiezers sindsdien massaal afgehaakt, een meerderheid van de traditionele PvdA-kiezers is sindsdien tenminste zwevend, of helemaal weg.

Het huidige debat over linkse krachtenbundelingen miskent de essentie van het probleem: wat moet het programma worden? Met enige regelmaat verschijnen bijdragen van mensen van allerlei slag die zich beschouwen als “progressief denkend”, wat ze daar ook mee denken te bedoelen. Grote gemene deler schijnt vooral te zijn, dat ze het het beste voor hebben met de mensheid. Impliciet betekent dit natuurlijk, dat ze de rechtse partijen er van verdenken zich daar helemaal niet om te bekommeren, en in de basis is dát het probleem dat men eerst eens aan zou moeten pakken: het Gutmenschendom. Zo lang links niet in staat zal blijken haar eigen morele superioriteit nadrukkelijk ter discussie te stellen, is er weinig hoop op herstel.

Een fraai voorbeeld van een nette analyse die uitgaat van de verkeerde premisse stond vandaag in het Brabants Dagblad. Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarktbeleid in Tilburg, formuleerde het aldus:

– De eerste eis is vanzelfsprekend maar cruciaal: een vooruitgangspartij dient qua leiderschap niet alleen de lezers van deze krant aan te spreken, maar ook de mensen die andere kranten of geen kranten lezen. Anders gezegd, als een nieuwe beweging uiteindelijk alleen de goedkeuring van de respectievelijke partij-elites kan wegdragen, is het ijs niets dikker geworden en zal het geen massapubliek kunnen dragen. Communicatie met zowel Henk, Ingrid, Fatima, Ali als Rasine en Janek is vereist. Daarvoor kunnen vele media worden ingeschakeld, oud en heel nieuw, maar open en eerlijke gesprekken, face to face, ook ver buiten de grachtengordel, zijn daarmee niet te vervangen.

– In de tweede plaats moet de partij uiterst concreet kunnen aangeven hoe politiek en beleid zich kunnen blijven baseren op Europese waarden – zoals vrijheid, gelijkheid, non-discriminatie, solidariteit en bescherming – bij het accepteren en vormgeven van een in etnisch en cultureel opzicht diverse samenleving.

– In de derde plaats, in het verlengde hiervan, moet glashelder worden ingevuld hoe elke burger wordt gefaciliteerd om in die samenleving te participeren, maar ook welke voorwaarden en grenzen hierbij worden gesteld en dus ook wat wel en niet wordt aanvaard, zowel in het privé- als publieke domein. Tot dat laatste domein behoren uiteraard ook scholen en buurten.

– In de vierde plaats is het nodig om haarfijn te kunnen uitleggen hoe Nederland vanuit een intensievere Europese samenwerking het beste kan omgaan met vraagstukken van globalisering, duurzaamheid (milieu, energie), migratie en veiligheid. Je moet uitleggen waarom nationalisme geen uitweg biedt, waarom we de ontwikkelingslanden niet mogen afschrijven en hoe de Nederlandse burger zich dan toch kan blijven identificeren op een schaal die voor hem en haar te behappen is.

– Daar hoort bij, in de vijfde plaats, dat op overtuigende wijze de weg wordt gewezen naar duurzame economische opleving, zonder dat dit herstel vroegtijdig wordt kapotbezuinigd, zonder dat de zwakkeren in de samenleving alle tol betalen, zonder dat de outsiders op de arbeids- en woningmarkt buitengesloten blijven, maar ook zonder dat de huidige insiders, vooral laaggeschoolden en ouderen in vaste banen in traditionele sectoren, nieuwe zekerheden wordt onthouden. En zonder dat Nederland zijn internationaal aantrekkelijk vestigingsklimaat verliest.

– Ten zesde en tot slot dient op harde wijze te worden onderbouwd hoe Nederland zowel organisatorisch als financieel beschouwd alle inwoners onderwijs, scholing, gezondheids- en ouderenzorg van wereldklasse kan blijven aanbieden, hoe innovatie, ondernemerschap, eigen initiatief en verantwoordelijkheid optimaal kunnen worden geprikkeld en gestimuleerd en wat daarbij de juiste mix is van marktwerking en publieke regulering.

Is dit dan nog een links programma? Dat lijkt mij de laatste vraag om over te piekeren. Cruciaal is dat er een kunststukje wordt uitgehaald waarmee het heersende wantrouwen en de achteruitgangsangst worden vervangen door een nieuw en realistisch vooruitgangsgeloof.

Zowel formeel als praktisch is dit een realistisch verhaal, maar mijns inziens rammelt er iets aan de basis van de analyse, en de perceptie van vooruitgang. Het vooruitgangsgeloof is niet zozeer verdwenen, als wel dat de notie bij een groot deel van het electoraat heeft postgevat dat de verkeerde afslag genomen is.

En dáár zit het probleem.

Het voorstel is binnen het kader van de lopende discussie op links gezond, maar niet adequaat voor het herwinnen van het politieke primaat. Op economisch gebied is al een jaar of twintig terug duidelijk gebleken, dat de ideeën die Links in het begin van de jaren tachtig tot evangelie verheven had, niet langer houdbaar waren. Doordat tegelijkertijd de val van communistisch Oost-Europa plaats vond, bleek het mogelijk dit, zij het mokkend, in de ogen te zien. Langzamerhand schudde de PvdA het economisch gedachtegoed af, maar aangezien illusies een krachtiger werking hebben dan de realiteit van alledag, heeft dit in politieke zin vooral de opkomst van de SP gefaciliteerd.

Door het failliet van de economische basis van het socialistisch gedachtegoed, heeft de PvdA, en met haar de meeste linkse satellieten, zich des te steviger vastgeklampt aan de emancipatoire benadering die het socialisme voorstaat, en dan specifiek de emancipatie van de immigranten van de afgelopen 50 jaar. De verkramping als gevolg van de deconfiture van de economische aanpak tot ca. 1985, deed de partij zich vastklampen aan d het immigratiestandpunt, waar later ook nog de fixatie op het milieu een plaats vond. Dit laatste als een soort spin off van de reflexmatige gedachte dat het bedrijfsleven uit principe veel te verwijten valt. Dit alles had weer tot gevolg, dat een kritische beschouwing of herijking van de niet-economische partijstandpunten niet mogelijk bleek.

De PvdA zit ideologisch muurvast. Dat is niet alleen de schuld van Job Cohen, hoewel hij door zijn standpunt en houding als burgemeester van Amsterdam als geen ander heeft bijgedragen aan die situatie. Een heel groot deel van de restanten van de PvdA hebben deze verkramping tot in extremis overgenomen. Het meest verbijsterende tot nog toe is niet zozeer het verschijnen van haarscheuren en afbrokkeling van het electoraat, maar dat de bom niet van binnenuit gebarsten is. In dit verband is het falen van Wouter Bos heel belangrijk. In plaats van zijn momentum na zijn verkiezing tot partijleider te gebruiken om deze zaken op frisse wijze te gaan bezien, vluchtte hij voor de interne oppositie vanuit de grachtengordel in een drang naar het regeerpluche. En bleek, daar aangekomen, niet langer in staat de broodnodige hervormingen te realiseren.

De makke van het vooruitgangsdenken is dat het je in een staat brengt, waarin het vrijwel onhaalbaar is je te realiseren dat je te ver bent doorgeschoten in wat mogelijk is. Het is een klassiek recept voor een catastrofe. Wat de PvdA nodig heeft is iemand die de partij tot de grond toe afbreekt en met het gruis een nieuw bouwwerk opricht. Maar zo iemand is nergens in zicht.

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.