DE WERELD NU

Geschiedenis – ontstaan en doel er van

geschiedenis

Geschiedenis is ontstaan als een gevolg van de menselijke sociale ontwikkeling, en de drang daarvan te leren, is ietwat grof geformuleerd de stelling van Toon Kasdorp.

Karl Jaspers geeft In Vom Ursprung und Ziel der Geschichte[1], in het derde hoofdstuk van het eerste deel, een korte beschouwing over biologische eigenschappen en afkomst van de mens. Daar was zeventig jaar geleden, toen hij dit boek schreef, veel minder over bekend dan tegenwoordig, maar ook op basis van de stand van de wetenschap in zijn dagen valt op die beschouwing wel wat aan te merken.

In de opmerking dat het lichaam de uitdrukking is van de ziel spreekt meer de dominee dan de filosoof. De ziel of anima is een biologische eigenschap van levende wezens, door Aristoteles beschreven in Περὶ Ψυχῆς, zijn standaardwerk over dit onderwerp. Plato had een opvatting over de ziel die dichter bij die van Jaspers komt, dichter in elk geval dan die van Aristoteles, maar Plato was dan ook vooral godsdienstig ingesteld. Zijn opvattingen zijn erg gericht op het ‘hogere’. Wat we op het Paulinische christendom tegen kunnen hebben stamt in het algemeen van Plato, meer dan van Jezus van Nazareth.

De verschillen die Jaspers opmerkt tussen mensen en andere dieren zijn oppervlakkig, op een na. Hij wijst op het rechtop lopen, de grote schedel met bijbehorend relatief groot gewicht van de hersenen, de hand, de blote huid, het huilen en lachen. Opvallend vindt hij ook de ongespecialiseerde organen van de mens. Met uitzondering dan van de hersenen, zou je zeggen, die zijn wel degelijk heel gespecialiseerd.

Wat daarnaast geen oppervlakkig verschil lijkt en waarop Jaspers wel wijst is de lange periode tussen de geboorte en het zelfstandig functioneren van mensen. Die dient, meent Adolf Portmann[3], om mensen in de gelegenheid te stellen zich sociaal te ontwikkelen. In de periode tussen de geboorte en het einde van de kleuterjaren verwerft een mens zijn culturele competenties. Hij leert de taal spreken, de normen en waarden te verinnerlijken en al het andere dat hij nodig heeft om in de samenleving te functioneren waarin hij geboren is en die hij niet kan leren zolang hij in de buik van zijn moeder blijft.

Jaspers volgt hierin Portmann, maar mist naar mijn mening toch de portee die samenleving en cultuur voor mensen hebben. Hij mist de gedachte die wel bij Portmann is terug te vinden dat mensen hun eigenaardigheden in eerste instantie aan de cultuur, dat wil zeggen aan hun samenleving te danken hebben. Hij wijst die gedachte af met de retorische vraag hoe dan ooit die cultuur ontstaan kan zijn.

Hier wreekt zich dat Jaspers niet biologisch geschoold is en ook zijn zegsman Portmann meer antropoloog dan bioloog of paleontoloog was. Dat mensen en hun samenleving samen geëvolueerd moeten zijn is iets wat een bioloog instinctief begrijpt. Maar daarom mist Jaspers ook de pointe dat het de samenleving is van waaruit de eigenschappen moeten worden bekeken die de mens van de andere dieren onderscheidt. Homo sapiens sapiens onderscheidt zich van zijn voorouders door een verder geëvolueerde samenleving en ook de geringe verschillen die er tegenwoordig bestaan tussen mensen zijn allemaal te herleiden tot aanpassingen aan hun samenlevingen.

Het racisme, dat een van de kenmerken was van de tijd waarin Jaspers leefde, maakt dat hij de mensen als soort verdeeld in een zwart, geel, en wit ras en al het andere ziet als mengvormen tussen deze drie. Maar het is biologische onzin om over zwarten als over één ras te spreken. Afrikanen zijn ouder dan de rest en daarom ook diverser.

In werkelijkheid stammen alle mensen uit Afrika en stammen Europese, Amerikaanse en Aziatische mensen gezamenlijk af van een of meer kleinere groepen mensen die uit Afrika via het Midden Oosten de wijde wereld zijn ingetrokken. Al die emigranten hebben een gemeenschappelijke voorouder die niet meer dan tachtig duizend jaar in het verleden leefde [3], terwijl de Afrikanen een gemeenschappelijke voorouder hebben die drie keer langer terug leefde.

De relatief grootste verschillen tussen mensen moeten daarom in Afrika worden gezocht. De rest van de mensheid is onderling veel nauwer verwant [4]. Complexe samenlevingen in de Afrikaanse geschiedenis zijn vrijwel uitsluitend in het Oosten en Noorden van het continent te vinden, wat wijst op de grotere verwantschap van die streken met de mensen in andere delen van de wereld. En datgene wat de Aziatische, Europese en Amerikaanse mensen onderscheidt van vooral de West-Afrikanen is de complexiteit van hun samenlevingen en de aanpassingen daaraan van individuele mensen.


  1. Artemis Verlag 1949 Zürich.
  2. 27. Mai 1897 Bazel; † 28. Juni 1982 Binningen.
  3. Noot redactie – Hierover wordt tegenwoordig anders gedacht, onder andere door de ontdekking via DNA-onderzoek dat de moderne mens (zoals oorspronkelijk levend buiten Afrika) gaandeweg een stevige dot genen van zowel Neanderthalers als de neven daarvan – de Denosivans – heeft meegekregen. De eerste gemeenschappelijke voorouder wordt nu circa 300.000 jaar terug geplaatst.
  4. Dit is correct, zie noot 3 (Red.)

Dit meta-artikel over het ontstaan van geschiedenis verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.

3 reacties

  1. Cool Pete schreef:

    Geschiedenis is onze beste leermeester.

  2. Eddie schreef:

    Heb geen biologie gestudeerd, maar voel ook instinctief dat mens en omgeving gezamenlijke evolueren. Zien sociologen of antropologen dat niet door een vorm van beroepsdeformatie?

  3. Hannibal schreef:

    @Eddie
    Niet echt, nee. Hun werk is het onderzoeken van sociale mechanismen, waarvan ze vervolgens gaan geloven dat die eeuwigheidswaarde hebben. Aanpassing is niet zo des sociollogen en antropologen. Dat is meer iets voor psychologen.