DE WERELD NU

Frankrijk en beschaving – Zazie en anderen

Frankrijk, FR2022

“Frankrijk is de beschaving” zei Rudy Kousbroek in de krant van 9 maart 2002. Maar daar kon Kousbroek natuurlijk geen gelijk in hebben.

Frankrijk is niet de beschaving, het was hoogstens ooit de beschaving en dat is dan al weer behoorlijk lang geleden. Kousbroeks eulogie gaat dan ook niet over het heden maar over het verleden en het verre verleden.

Na 1848 is Frankrijk in hoofdzaak een volger geweest, eerst een epigoon van Duitsland en later van de Angelsaksen. Het heeft sinds die tijd weinig bijgedragen aan de Europese beschaving en er veel van geprofiteerd.

Toch, wie van Franse boeken zegt: dat is uit de tijd van mijn voorouders, dat lees ik niet, die doet zichzelf onrecht. Frankrijk is wel degelijk groot geweest, ooit. In de tijd van mijn vader viel er al niets meer te lezen, of weinig in elk geval en het opvallende is, de Fransen doen dat zelf ook niet. In Nederland, dat een veel kleiner land is, worden jaarlijks meer boeken verkocht dan in Frankrijk.

Maar tweehonderd jaar geleden en nog eerder werden in Frankrijk wel boeken geschreven die nu nog steeds de moeite waard zijn. Thiers, Guizot, de Tocqueville, dat zijn zo’n beetje de laatste grote Franse schrijvers die ook nu nog helemaal de moeite van het lezen waard zijn. U mag daar Pirenne nog bij noemen, maar dat was geen Fransman, dat was een Waal.

Kousbroek gaf een lijstje van schrijvers waar hij wat mee had. Montaigne, Voltaire, De Laclos, De Chamfort en Stendhal, een verzameling waarvan het bindend element zit in hun taalbeheersing. Hij noemt, verrassend, ook Nicolas de Chamfort, een soort Menno ter Braak uit de tijd van de Encyclopedisten, van wie ik vermoedde dat ik de enige Nederlander was die zijn anekdotes ooit gelezen had. Veel esprit, maar dat is het dan. De Laclos van Les liaisons dangereuses kennen we van de film, maar ook hij wordt niet meer gelezen in Frankrijk.

Voltaire, geestig, mooi Frans, meester van de bon mot, dat allemaal, maar een absolute veelschrijver die nooit iets checkte en waar je behoorlijk de mist mee in kunt gaan als je hem als bron gebruikt.

Montaigne is wel degelijk een grote, die heeft belangrijke dingen te zeggen en is terecht ook buiten Frankrijk invloedrijk geweest, maar des te opvallender dat hij wel in dit rijtje voorkomt en Rousseau, die ook mooi schrijft en veel meer invloed heeft gehad dan weer niet. Stendhal schreef Het Rode en het Zwarte en de Chartreuse van Parma, allebei vrouwenboeken en monumenten voor de Franse taal. Dat is geen veroordeling, want Jane Austen is ook een vrouwenboekenschrijfster en een taalkunstenares. Maar Jane Austen is prachtig en helemaal niet saai en dat is Stendhal eigenlijk wel.

De twintigste eeuw is, ook in de ogen van Kousbroek, arm aan kwaliteit in Frankrijk. Dat hij de voorkeur geeft aan Zazie dans le métro boven La condition humaine kan ik nog wel volgen, maar Roland Topor? Waarom noemt hij Céline niet, vraag je je af, dat is toch een twintigste-eeuwse schrijver waar eer mee in te leggen valt voor een francofiel, of desnoods André Gide en liever nog Aron, maar wereldliteratuur is het allemaal niet. Perec kun je lezen als je een gebruiksaanwijzing voor het leven nodig denkt te hebben, maar een must is het niet, naar men mij heeft verteld. Zelf heb ik hem niet gelezen.

Franse intellectuelen spreken hun Engels tegenwoordig redelijk en lezen het goed want dat hebben ze nodig. Ze doen dat beter waarschijnlijk dan hun Nederlandse tegenhangers, maar wat zegt dat? Nederlanders spreken hun talen goed, gemiddeld beter denk ik dan de Fransen. Maar de officiële Nederlandse intellectuelen, de erkende schrijvers, de hoogleraren en de politici, die vormen niet het meest verlichte deel van onze natie.

In ons land vind je het verstand in het bedrijfsleven en in het vrije beroep, niet in de Kring, in de televisiestudio’s of op andere plekken waar de publieke opinie wordt gevormd. Wie Mulisch voor een belangrijker intellect houdt dan Morris Tabaksblat, en dat doen veel Nederlandse intellectuelen, overtuigt mij nooit meer van zijn inzicht en goede smaak.

Kousbroek is kennelijk iemand bij wie vorm gaat boven inhoud. Zijn bewondering voor Remco Campert en Raymond Queneau en ook de invloed van de tweede op de eerste, die begrijp ik en ik vind het mooi dat hij het onderkent, maar al schrijft Campert goed Nederlands, hij heeft geen school gemaakt en belangrijk is zijn werk ook in ander opzicht niet geweest. Jan Hanlo schreef beter Nederlands, ging ook graag naar Frankrijk maar heeft hier ook geen school gemaakt. Frankrijk is nu eenmaal geen vruchtbaar land meer, lijkt het.

Kousbroek valt voor facile geestigheden, voor mooi taalgebruik, voor goed voedsel en slechte Franse films. Dat geeft hem niet het recht om te ontkennen dat de beschaving in de twintigste eeuw van de overzijde van het water komt, van les pays d’outre mer. Literatuur, films, architectuur, beeldende kunsten, muziek, wetenschap, filosofie, alles wat nieuw en intellectueel de moeite waard is komt uit Amerika en in mindere mate uit Groot Brittannië, de satelliet van Amerika hier in Europa.

Frankrijk heeft geen universiteit die kan tippen aan het beste wat Amerika te bieden heeft. Geen belangrijke technische uitvinding is de laatste eeuw in Frankrijk gedaan. De ontwikkeling van de natuurwetenschappen vindt in Amerika plaats. Dat Frankrijk niet of minder beïnvloed zou zijn door de VS dan de andere Europese landen is een misvatting en komt waarschijnlijk omdat Kousbroek in Parijs niet verder komt dan het plaatselijke equivalent van de Grachtengordel. De Franse hypermarchés zijn zo Amerikaans als apple pie en dat geldt ook voor alles wat je aan moderne producten in Frankrijk kunt kopen. Alles wat Frans en de moeite waard is in Frankrijk stamt uit het verleden.

Charles de Gaulle was een indrukwekkend redenaar en een groot politicus, maar een tamelijk saaie schrijver. Hij heeft Frankrijk veranderd, maar misschien niet in alle opzichten ten goede. Vóór De Gaulle was Frankrijk een land dat door haar ambtenaren geregeerd werd. De politiek was niet alleen een farce maar voor iedereen duidelijk zichtbaar een farce en dat werd door weinig mensen buiten Frankrijk betreurd. Sinds De Gaulle een bondgenootschap sloot met Adenauer en Frankrijk een atoommacht werd, is de wereld er niet stabieler op geworden.

De Irakese atoomkennis kwam voor een belangrijk deel uit Frankrijk. Frankrijk en Rusland steunen nog steeds terroristenstaten en in de laatste Balkanoorlog werd vitale oorlogsinformatie door de bondgenoten alleen aan Frankrijk meegedeeld als men zeker wilde zijn dat zij in de handen van de vijand terecht zou komen.

Frankrijk handelt alsof het iets in de melk te brokken heeft, maar haar macht is beperkt tot het negatieve, tot spaken steken in wielen van anderen. Het werd tot voor kort geregeerd door een president die er helemaal niet van bakte en zich daarom maar niet meer verkiesbaar stelde. Dat was beter dan diens voorganger Chirac die uitsluitend niet vervolgd werd voor corruptie, omdat de Franse wet dat voor presidenten nu eenmaal verbiedt. Mitterrand was indertijd verantwoordelijk voor het opblazen van de boot van Greenpeace. Nee, geen bewonderenswaardige mensen, de moderne presidenten van Frankrijk.

Heldring had gelijk met zijn afkeer van Sartre. Diens invloed op generaties Fransen is buitengewoon slecht geweest. Zijn hang naar het communisme, zijn cynische nihilisme en zijn kritiekloze bewondering voor de nazi Heidegger kunnen hem in de ogen van fatsoenlijke mensen nooit sympathiek maken. Een paar goed geschreven toneelstukken, dat is het enige leesbare dat hij ooit geproduceerd heeft en wie zijn Situations ooit heeft uitgelezen krijgt van mij een goede fles Franse wijn.

Ook Aron vond dat Sartre schandelijk overschat werd en die kon het weten want hij was zijn neef en intellectueel zijn meerdere. De andere neef van deze twee, Albert Schweitzer was waarschijnlijk de talentrijkste, maar Sartre had de beste publiciteitsmachine. Nee, als ik zou moeten kiezen tussen al die zwarte existentialisten van na de oorlog dan ging ik voor Juliette Gréco.

Juist het feit dat de Franse civilisation, inclusief De Gaulle en de Académie, Sartre beschouwde als een godenzoon, bewijst dat het niet veel soeps is met het Franse geestesleven, al is het natuurlijk nog steeds een prachtig vakantieland en worden Nederlandse schrijvers, of ze nu goed Frans spreken of niet, met rust gelaten in Parijs, zodat ze daar voor ons hun stukjes kunnen schrijven.


Dit artikel over Frankrijk verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.

Meer over Frankrijk vindt u hier.