DE WERELD NU

Ethiek, godsdienst en politiek – waartoe, waarheen?

ethiek

Het is onvruchtbaar om ethiek te definiëren als het wetenschappelijk onderzoek naar wat in concreto  “goed en slecht” is. De Britse filosoof G.E. Moore heeft laten zien dat de begrippen goed en slecht primaire begrippen zijn en dat onderzoek ernaar overbodig is.

Mensen die geen genetische defecten hebben weten spontaan wel wat goed en slecht is. In christelijke kringen wordt dat uitgedrukt door  de gedachte dat God de tien geboden in het hart van de mensen heeft geschreven. Ethiek gaat over de vraag hoe het ene ethische imperatief tegen de andere moet worden afgewogen, hoe doelen zich bijvoorbeeld verhouden tot middelen of hoe je dient te kiezen voor het minste van twee kwaden. Daar bestaat geen wetenschappelijk recept voor, dat moet van geval tot geval worden beoordeeld.

Een discussie die een jaar of wat geleden in het NRC Handelsblad werd gevoerd speelde zich af rond de vraag of een kleine politieke minderheid haar ethische standpunt mag opleggen aan een meerderheid en ook wel rond de politieke vraag of een staatssecretaris op eigen houtje de grenzen van het medisch toelaatbare kan verleggen. In concreto ging het over de vraag of embryoselectie geoorloofd is.

Op de vragen die in de discussie werden gesteld wist de CU naar mijn mening een redelijk antwoord te geven. De CU legde haar standpunt niet op en inderdaad, een staatssecretaris moet niet op eigen houtje politiek maken op punten waar er kabinetsbeleid is, ook al is dat alleen maar het geval naar de mening van één van de coalitiepartijen. Terecht meent de CU dat op deze punten de spraakmakende menigte al te onbesuisd over haar heen is gerold. Onbesproken bleef aan de andere kant de vraag wat het ethische element in het standpunt de ChristenUnie nu eigenlijk precies  is.

Te vermoeden valt dat de CU, de SGP en hun achterban embryoselectie afwijzen omdat het de vernietiging impliceert van genetisch defecte embryo’s door rechtstreeks menselijk ingrijpen. Dat deze impliciete vernietiging bij wet is toegestaan accepteert men, maar iedere uitbreiding van de bestaande praktijk op dit punt wordt gezien als een nieuwe aanslag op het ( op hun) ethische principe. Of bewuste embryovernietiging gelijk staat aan het doden van een mens is de achterliggende vraag.

Eigenlijk kan men die vraag niet tegelijk met ja beantwoorden en plaats nemen in een kabinet dat deze handeling routinematig laat plaats vinden als onderdeel van het medisch arsenaal. Dat de artsen en wetenschappers die met embryo’s omgaan de opvatting van Rouvoet c.s. niet delen spreekt vanzelf. Anders deden ze het niet. Zij zijn in hun eigen ogen niet minder ethisch dan Rouvoet, mag men aannemen. De aanslag van de christenen op hun beroepsethiek moesten zij wel als beledigend ervaren

Roel Kuiper, Eerste Kamerlid en ideoloog van de CU, kwam in een artikel op de Opiniepagina van het NRC Handelsblad met het argument dat de Bijbel embryoselectie verbiedt.  Hij liet na om de plaatsen in de Bijbel te noemen of de Bijbelse gedachten van ethische aard te formuleren waarmee de selectie van embryo’s in strijd zou komen.

Waarschijnlijk meende hij dat die vanzelf spreken omdat deze argumenten al zo vaak door reformatorische christenen zijn gehanteerd, maar voor mij die voor een ongelovige toch best een behoorlijke kennis van de bijbel bezit, doen zij dat niet. Het gebod gij zult niet doden is niet van toepassing als men, zoals ik, een beginnend embryo niet ziet als een mens.

Dat Kuiper dat wel doet komt omdat hij niet in staat is om nauwkeurig aan te geven op welk punt in de ontwikkeling van embryo naar mens de overgang plaats vindt van niet-mens naar wel-mens. Ik kan dat ook niet maar ik vind het ook geen interessant probleem. Ik weet voldoende zeker dat een embryo geen mens is en dat het in het stadium waar de discussie over gaat ook ver genoeg van de virtuele grens afzit, waar die ook ligt, om mij daar niet druk over te hoeven maken.

Ik begrijp dat voor orthodoxe christenen hier ook het probleem van de ‘indaling’ van de ziel een rol speelt. Die discussie is – anders dan algemeen wordt aangenomen- niet Bijbels. De Bijbel geeft voor het bestaan van de ziel los van het lichaam geen enkele aanwijzing, waarschijnlijk vooral omdat de ziel geen Bijbels maar een Hellenistisch[1]begrip is. In de abortusdiscussie heeft men ten aanzien van van het menswordingsprobleem gekozen voor een grens in een veel later stadium en dat lijkt een discussie die zich niet leent voor heropening. Het is niet Bijbels en het is niet rationeel, deze discussie en we horen haar dus niet te hebben en a fortiori niet te heropenen als we een werkbaar compromis hebben gevonden.

Kuiper wijst het verwijt van fundamentalisme af. Hij houdt met andere woorden niet vol dat in de Bijbel de wil van God rechtstreeks en duidelijk kenbaar wordt gemaakt. Hij volgt Augustinus waar die beweert dat God het menselijk verstand te boven gaat en is het kennelijk met Erasmus en Spinoza eens dat de uitspraken van profeten en de heilige boeken in hun context moeten worden bezien. Hij zegt dat het gaat om de ethische universele noties die erin tot uitdrukking worden gebracht en die van alle tijden zijn. Daarmee neemt hij gelukkig ook afstand van zijn geestelijke voorouders die eeuwen geleden dit land bevolkten en toen het leven onmogelijk maakten aan andersdenkenden als Arminius en de gebroeders Koerbagh[2].

Dat de Bijbel niet rechtstreeks de embryoselectie kan verbieden spreekt eigenlijk van zelf. De moderne medische technieken staan buiten de context waarin de Bijbel werd geschreven. De algemene notie waar Kuiper zich op beroept maar waar hij van nalaat te vermelden hoe die hier van toepassing zou moeten zijn is dat de mens zich met eerbied dient op te stellen tegenover een wereld die hem als het ware geschonken is en die hij niet zelf heeft gemaakt.

Terecht zegt hij daarvan dat die notie wordt gedeeld door een aantal recente filosofen, van wie hij de Duitsers Sloterdijk, Heidegger,  Anders en Buber vermeldt, maar weer niet bijvoorbeeld de Australiër Peter Singer. Deze moderne filosofen bepleiten allemaal op hun manier bescheidenheid van de mens tegenover de wereld waarin hij zich bevindt, zonder daarvoor noodzakelijk godsdienstige bronnen te citeren.

Het is niet moeilijk voor een humanist om het daar mee eens te zijn maar hoe verbiedt die notie de embryo selectie in gevallen waar een grote kans bestaat op het ontstaan van een ongeneeslijke kanker bij het nageslacht?

Ik vermoed dat Kuiper c.s. als zij er toe gedrongen zouden worden wel willen toegeven dat gegeven de mogelijkheid van kunstmatige inseminatie en de bestaande praktijk op dit terrein de selectie als zodanig een ethisch verantwoorde afweging is. Het gaat er meer om dat daarmee naar hun mening de weg wordt vrij gemaakt voor een verdergaande vorm van selectie dan tot dusver het geval was.

Hiermee verlaat de CU naar mijn mening het pad van de ethiek en betreedt zij dat van de politiek. De Unie heeft de bestaande praktijk geaccepteerd als voorwaarde voor regeringsdeelname en probeert iedere uitbreiding ervan, ethisch of niet, te voorkomen omdat zij het ethisch inhoudelijk niet eens is met wat zij om politieke redenen heeft geaccepteerd.

De achterliggende ethische reden voor het politieke standpunt is een breed gedeelde notie dat het faustiaanse element in het humanisme, de onbegrensde heerszucht van de mens over de rest van het leven en de kosmos, onvermijdelijk tot ongelukken leiden gaat. Dat is iets anders dan je te onthouden van ieder ingrijpen in de natuur. De consequentie van de veel verder gaande gedachte dat  ieder actief ingrijpen verboden zou moeten zijn, zal ook de CU niet willen trekken. Het is niet waarschijnlijk dat de CU of Sloterdijk terug zouden willen naar de noble sauvage van Rousseau[3].

En daarmee zijn we weer op het punt aangeland van de afweging: doen de artsen er goed aan de verwekkers van embryo’s de keus te laten tussen gezonde en erfelijke belaste baby’s of moet die keuze om principiële redenen worden afgewezen. Een argument voor een afwijzing van de keuze geeft Kuiper naar mijn mening niet. De Maastrichtse praktijk lijkt juist gewetensvol en het standpunt dat een afweging nodig is en die alleen door de behandelende arts en niet door Kamerleden kan worden gemaakt is terecht.

Het beroep op de Bijbel en op God lijkt door de CU ten onrechte te worden gedaan. Dat is vanuit christelijk standpunt niet onbedenkelijk want een onterecht beroep op het woord van God komt rechtstreeks in strijd met de tien geboden: Misbruik niet de naam van Adonai Elohim, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan[4].


  1. Kerkvaders als Tertullianus en Origenes verwijzen naar Aristoteles als bron voor het separate bestaan van de ziel,  maar zij doen dat ten onrechte. Diens werk ‘Over de Ziel’  geeft geen enkel aanknopingspunt voor het bestaan van een ziel los van het lichaam. Volgens Aristoteles hebben alle levende wezens, waartoe hij naast planten ook goden rekent, een ziel. Hij doelt ermee op iets wat levende wezens wel hebben en dode niet. Een soort levensbeginsel met andere woorden en zeker niet iets dat een afzonderlijk bestaan lijdt en eventueel gereïncarneerd zou kunnen worden. Plato zou een betere bron zijn geweest voor de kerkvaders. Van hem loopt een lijn achterwaarts  naar de Griekse mysteriegodsdiensten en voorwaarts naar de hemel van de Christenheid..
  2. Zie Israel, The Radical Enlightenment
  3. Tout est bien, sortant des mains de l’Auteur des choses, tout dégénère entre les mains de l’homme, Emile, eerste zin.
  4. Exodus 20:7.

Dit artikel over ethiek verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer over ethiek vindt u hier.

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.

1 reactie

  1. yukio schreef:

    Ethiek is wel degelijk wetenschappelijk aan te pakken. Dit is het geval omdat zoiets als ‘consistentie’ en rol speelt. Bovendien moeten grondbeginselen worden vastgesteld en in een rangorde gebracht (omdat er anders geen rationele besluiten genomen kunnen worden). Er moet bovendien een orde aangebracht worden in de wijze waarop men overwegingen met elkaar in verband brengt. En dan resteren nog een heleboel andere zaken die ik deze reactie niet kwijt kan. Ik noem bij wijze van voorbeeld alleen het kwantificeren van waarschijnlijkheden en utiliteiten. Meer algemeen leert dat veelmeer dan tot nu toe van alles geexpliciteerd moet worden. Tenslotte leert de moraaltheologie/ethiek van de katholieke Kerk dat je met je verstand – dus zonder een beroep op de bijbel – al heel ver kunt komen. Bij protestanten komt helaas alles ‘senkrecht von oben’. Je kan beter bij Rome je oor te luister leggen van bij de CU (als je rationeel wil zijn in de ethiek). Tot slot: de ‘ziel’ is gewoon de Aristotelische ‘vorm’ (dat tegenwoordig beter in termen van ‘informatie’ uitgelegd kan worden.