DE WERELD NU

Zivilcourage

Ian Buruma hield in 2008 de Cleveringalezing in Leiden. Het onderwerp was de burgerlijke moed.

Cleveringa was zelf een moedig man, dat is zeker. Hij nam het aan het begin van de oorlog op voor zijn collega en leermeester E.M. Meijers, die vanwege zijn Joodse afkomst door de bezetter gedwongen werd ontslag te nemen. Veel academici durfden zich niet tegen de maatregelen van de Duitsers te verzetten, maar Cleveringa wel. Dat hij dat met zijn leven zou moeten bekopen was in 1940 nog niet erg waarschijnlijk, maar het kostte hem wel zijn baan en de kans dat hij in detentie terecht zou komen was ook niet nul. Dat was iets dat maar weinig mensen er voor over hadden. Hij wel dus.

Maar is zoiets Zivilcourage? Ik denk het eigenlijk niet. In de naaste omgeving van Cleveringa, schat ik in, steunden de meesten zijn houding. De publieke opinie deed dat in elk geval wel. En al hadden veel mensen het zelf dan niet gedurfd, ze bewonderden hem er wel voor. Zivilcourage is iets anders, zoals Bismarck duidelijk maakt in het citaat dat Buruma zelf gaf in zijn lezing [1].

Zivilcourage is geen handelen met gevaar voor lijf en leden, maar in overeenstemming met je overtuiging optreden tegen een gevestigde opinie in. Het familielid dat weigerde om de politiek van Bismarck te steunen deed dat omdat die steun zo weinig populair was in de Duitse Junckerklasse, waar beiden deel van uitmaakten. Van lijfsgevaar was geen sprake, maar wel van een mogelijk sociaal ostracisme in een wereldje waar Bismarck en zijn neef allebei toe hoorden. Wie de rug recht kan houden in een zaak van ordinary decency, heeft Zivilcourage.

Buruma poneert in zijn lezing dat decency iets anders betekent dan fatsoen. Hij zal daar wel mee bedoelen dat decency niet de bijbetekenis heeft die fatsoen in het Nederlands wel heeft van brave burgerlijkheid. Dat kan hij beter beoordelen dan ik, maar de grondbetekenis is zowel in het Engels als in het Nederlands die van ethisch juist handelen. Wie dat onder gevaarlijke omstandigheden doet is moedig en wie het tegen de heersende opinie in doet heeft burgerlijke moed.

De vraag of de Venlose politicus Wilders alleen maar moedig is of daarnaast ook burgerlijk moedig is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Moedig is hij zeker omdat hij zijn politieke overtuigingen blijft uitdragen ondanks herhaalde doodsbedreigingen. Hij zet zijn werk voort onder gevaarlijke omstandigheden terwijl er nogal wat andere rechtse mensen zijn, waaronder filosofen, die het bijltje er bij neer hebben gegooid.

De grote meerderheid van het Parlement, de Nederlandse elite en de Nederlandse en buitenlandse media verafschuwen de opvattingen van Wilders over de islam. In de Kamer en in de publiciteit gaat Wilders zeker in tegen een heersende opinie [2]. In het land ligt dat minder duidelijk en hij krijgt daar zeker een grotere politieke aanhang als gevolg van zijn anti-islam optreden. Of hier van ingaan tegen de heersende mening sprake is, is dus maar de vraag. Als Wilders zich meer thuis voelt bij zijn achterban dan in de Tweede Kamer, dan niet, maar beschouwt hij zich in de eerste plaats als mede-Kamerlid, dan wel.

Zivilcourage en courage zijn beide positieve kwalificaties. Wanneer iemand bedreigd wordt of uitgestoten vanwege een standpunt dat we zelf onfatsoenlijk vinden, dan aarzelen we in het algemeen om over dapperheid of Zivilcourage te spreken. Dan spreken we liever over obstinaat of brutaal. Dat geldt ook voor Wilders. We veroordelen zijn opvattingen en met de opvatting de man, maar was dat niet precies wat de tegenstanders van Bismarck deden toen zij zijn familielid presten om niet openlijk partij voor hem te kiezen?

Of je van Zivilcourage spreken kunt lijkt uiteindelijk dus een kwestie te zijn van het standpunt dat je inneemt. Is dat standpunt, dat men zwaarder wegen laat dan de druk die uitgeoefend wordt door de omgeving fatsoenlijk of niet . De meerderheid vindt het in Nederland onfatsoenlijk om een geloof aan te vallen, ook als dat geloof en de gelovige gemeenschap op onderdelen als onfatsoenlijk [3] te beschouwen zijn. Dat doet men omdat veel van de aanhangers wel als fatsoenlijke mensen worden beschouwd ongeacht hun geloof en omdat men hen niet kwetsen wil. Maar daarnaast misschien toch ook wel omdat het er zo veel van zijn en we geen sores met ze willen.

Andere religies, zoals bijvoorbeeld de godsdienst van de Azteken, waar een tijd geleden een tentoonstelling aan gewijd was in Brussel, veroordelen we met groter gemak. De Azteken hadden evenmin als de moslims veel eerbied voor mensenlevens, maar het aantal praktiserende gelovigen in onze omgeving is verwaarloosbaar. Het is de dreiging van de islam die een rol speelt bij de verontwaardiging tegenover mensen die openlijk verklaren dat deze keizer geen kleren aan heeft. Dat is dus zeker geen Zivilcourage.


  1. Mut auf dem Schlachtfelde ist bei uns Gemeingut, aber Sie werden nicht selten finden, dass es ganz achtbaren Leuten an Zivilcourage fehlt.“ Robert von Keudell, 1901: Fürst und Fürstin Bismarck. Erinnerungen aus den Jahren 1846 bis 1872, S. 7/8 (Wikipedia)
  2. Dat blijkt onder meer hieruit, dat veel mensen die op hem blijken te stemmen daar in het openbaar niet voor uit durven te komen, al lijkt dat de laatste tijd wat te veranderen.
  3. Onfatsoenlijk in de zin van strijdig met de hier heersende normen en waarden.

Vandaag ook verschenen op het Blog van Toon Kasdorp