DE WERELD NU

Zetelroof

hoe een parlement de democratie af schaft

Afsplitsingen van fracties in de Tweede Kamer wil een Kamercommissie nu ontmoedigen. Niet alleen gaat dit tegen de essentie van de Nederlandse kieswet in, maar het heeft meer kanten dan men nu suggereert.

Om met dat laatste te beginnen: wat te doen met een Kamerlid dat vasthoudt aan het programma waarop hij in de Kamer gekomen is, maar door een fractie die er klaar mee is verder categorisch wordt afgewezen, inclusief het betreffende Kamerlid? Vasthouden aan dat kiesprogramma is electoraal gezien netter dan toegeven aan fractiedruk. Mag je iemand dan uit zijn zetel ontzetten door hem uit je partij te gooien?

Het is precies dit laatste wat Henk Krol (50Plus) bepleit. Toegegeven: als Henk Krol het buskruit had willen uitvinden was er nu op de plek van huize-Krol vermoedelijk een diepe krater te bewonderen, maar zijn standpunt heeft het voordeel van de eenvoud – en daarmee het voordeel dat het eenvoudig te bestrijden is.

Hoewel ons parlementaire stelsel overduidelijk een partijendemocratie is, heeft zij elementen van het eertijdse districtenstelsel behouden. Een belangrijk onderdeel daarvan is de persoonlijke verantwoordelijkheid van het Kamerlid naar zijn kiezers toe, dat er op neerkomt dat zijn partij hem bij politieke onenigheid niet uit zijn zetel dwingen kan, behalve door het doen van een moreel appèl. Men kan hem alleen uit de na de verkiezingen gevormde fractie gooien.

Dit wordt nu door het advies van de Kamercommissie tegen zetelroof ingesnoerd: wie zich af scheidt krijgt minder geld uit de pot, en minder spreektijd. Dit laatste is vrij bizar, omdat het ondergraaft dat de leden van de Kamer in principe gelijke rechten hebben. Dat iemand lid is van een grotere fractie geeft iemand nog niet meer recht van spreken. Het huidige systeem van spreektijd naar rato van zetelaantal is een compromis dat is gebaseerd op de hoeveelheid tijd die een fractie zou toekomen als ze allen apart in serie zouden spreken en de ratio dat ieder spreektijd krijgen moet. Leden die niet langer deel uitmaken van een fractie spreektijd ontnemen is daarmee in tegenspraak, en zou daarom niet overwogen moeten worden.

Dat er in de Kamer op dit moment en grote groep afgescheidenen zit zou geen argument voor dit nieuwe beleid mogen zijn, omdat het riekt naar gelegenheidswetgeving. En daarmee naar partijen die met de huidige meerderheid hun eigen parochie beschermen. Er is namelijk geen probleem. Vrijwel alle afscheidingen verdwijnen na de eerstvolgende verkiezingen weer uit de Kamer. Als een partij niet verdwijnt, kun je haar daarentegen haar bestaansrecht niet ontzeggen. Maar dat is nu precies wat de voorgestelde maatregelen eigenlijk doen. Zij lopen er zelfs op vooruit. Het veronderstelt een vooruitziende blik die we van het gemiddelde Kamerlid anders nooit opmerken.

Afsplitsingen zijn namelijk maar zeer zelden succesvol bij de er op volgende Kamerverkiezingen. Ook dat is de afgelopen vijftien jaar overtuigend gedemonstreerd. Totaal gaat het nu om 7 afzwaaiers van 4 partijen. Veel, maar niet onoverkomelijk. Om om dergelijke momentopnames de regels aan te passen lijkt me vrij zinloos, en bovendien een slecht precedent. Wie echt weg wil uit zijn fractie, zal zich door deze verandering van regels niet laten weerhouden. Dat het daarmee weinig anders is dan kinnesinne en wraak staat de Kamer niet chique. Dat had beter vermeden kunnen worden.

4 reacties

  1. Erik schreef:

    Het zou slechts moeten worden toegestaan wanneer het kamerlid zelf de kiesdrempel met voorkeurstemmen heeft gehaald.
    Anders is hij op de slippen vande lijsttrekker de kamer binnen gekomen en behoort de zetel dus aan de partij.

  2. reageerbuis schreef:

    In de praktijk geeft dit problemen. Wat te doen met fracties die zich in twee even grote splitsten, zoals indertijd met de NMP (Nederlandse Middenstands Partij, 2 zetels)? Beide kunnen beweren dat ze de NMP voortzetten. Wie moet dan beslissen welk van beide zetelroof pleegt en dus minder geld krijgt? Ook is het voorgekomen dat van de CPN (Communistische Partij Nederland) vier van de zeven fractieleden zich afsplitsten. Het drietal bleef zich CPN noemen en het viertal de fractie Gortzak. Zou dan het viertal minder geld moeten krijgen, omdat ze zich niet langer CPN noemen? Of het drietal, omdat het de kleinere fractie is?

  3. Erik schreef:

    In het geval van de CPN bestonden de voorkeursstemmen nog niet, die zijn van later datum.
    Stemmen worden primair op de partij uitgebracht toen en nu, dus is afscheiding zetelroof, tenzij het zich afscheidende kamerlid zelf de kiesdeler had gehaald.
    Partijen beschikken nauwelijks nog over leden nog over een interne democratie, het gaat om de partij baronnen en men stemt op de leider en het merk.

  4. carthago schreef:

    Evident is dat van een partij, welke in de kamer een aantal zetels bij verkiezingen behaalt, de voorkeurstemmen het aantal zetels niet kunnen beïnvloeden, hooguit de kwaliteit. De vraag blijft dus of bij een afsplitsing de zetel aan de partij of aan de zich afsplitsende toebehoort.Het lijkt er op dat het verkiezingsresultaat van een partij zelf wettelijk dus onderuit gehaald kan worden door vertrek van een zetelhouder,niet bepaald democratisch voor de kiezer,die nml feitelijk op een partij stemt.