DE WERELD NU

Zetelroof: Democratie of staatsrecht?

Erdal Balci, Israël, Corona, westerse schuld, Brederode, Recensie, Afgrondelijk, depressie

Historicus Geerten Waling schreef “Zetelroof – fractiediscipline en afsplitsing in de Tweede Kamer 1917 – 2017”.

Waling steekt daarbij de eigen mening over het verschijnsel niet onder stoelen of zetels. Voor een historische beschouwing misschien niet heel voor de hand liggend maar op zich geen bezwaar. Integendeel, op deze wijze kan het leiden tot het broodnodige debat over onze democratie.

De invalshoek is in eerste instantie staatsrechtelijk. Een paar citaten (172-173):

De gedachte van Spekman, Terlouw, Arib en Plasterk is duidelijk: men stemt op een partij, niet op een persoon. Dit is een hardnekkig misverstand. Constitutioneel is dit eenvoudig te weerleggen. De kiezer stemt immers op een specifieke naam op een lijst. Het mandaat wordt verstrekt door de kiezer, voor de termijn van vier jaar … aan een individuele kandidaat. Eenmaal verkozen, stemmen de leden van de Staten Generaal niet alleen zonder last (art. 67, lid 3 GM’), maar vertegenwoordigen zij ook ‘het gehele Nederlandse volk’ (art. 50 GW). Het moge zo zijn dat sinds ruim een eeuw de vertegenwoordiging wordt gerekruteerd, geselecteerd en georganiseerd door vereni­gingen (partijen), maar die kunnen staatsrechtelijk geen enkele aanspraak maken op een zetel.

De bekende vraag ‘Op welke partij stem jij eigenlijk?’ … berust dus op een misvatting van hoe vertegenwoordiging in Nederland geregeld is. … dat zelfs een partijvoorzitter en de voorzitter van de Tweede Kamer zich hier geen rekenschap van lijken te geven is ronduit kwalijk. De staatsrechtelijk troebele redenering neemt niet weg dat die interpretatie breed wordt gedeeld in de Nederlandse samenleving. Ongetwijfeld denken veel mensen dat zij op een partij stemmen, waarbij zij kiezen voor de nummer één op de lijst. Zij zijn zich er mogelijk niet van bewust dat zij een mandaat geven aan een individuele volksvertegenwoordiger.

Maar er zijn ook inhoudelijke argumenten (p186 -188):

Kortom, partijen zijn de vorm waarin Nederland politiek bedrijft. In het steeds weer oplaaiende debat over een wettelijke erkenning van politieke partijen — ongeacht of dit ter legitimering of juist ter beperking zou moeten zijn — komt het fenomeen van de zetelroof nauwelijks aan de orde. Dat houdt ook in dat het vrije mandaat zelden ter discussie staat. Dat is maar goed ook, omdat juist dit vrije mandaat tegenwicht biedt aan de partijmacht.

Talloze denkers in de traditie van Michels en Ostrogorsky leren ons dat we op onze hoede moeten zijn voor machtige partijorganisaties. Ter bevestiging van hun theorieën spreekt de geschiedenis van de twintigste eeuw, doortrokken van communisme, fascisme en nationaalsocialisme.

De partij als achterhaald vehikel van de democratie

Er zijn dus allerlei mogelijkheden om politieke partijen te verankeren in ons staatsrecht en zelfs om het individuele mandaat op te heffen — en herhaaldelijk zijn daartoe verzoeken gedaan. Wel zal het moeilijk zijn de voordelen te doen opwegen tegen de nadelen. Een situatie zoals in Rusland, waar dwarsliggers in de Doema eenvoudig door hun partij kunnen worden vervangen door jaknikkers, staat immers haaks op de sterke traditie van individuele vertegenwoordiging, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid(-).

Partijmacht is kennelijk iets slechts. Elders en ook op Twitter geeft hij als inhoudelijk argument dat door het huidige systeem een fractie steeds meer uit grijze muizen bestaat. En dat er daarmee weinig ruimte is voor nieuwe ideeën. Maar zijn argumenten  zijn suggestief. Een zorgvuldige afweging van voor en tegen ontbreekt.

De grote aandacht voor staatsrechtelijke argumenten verduistert de discussie en trekt die nog verder scheef in de richting van een verdediging van de zetelroof. In de historische beschrijving van de verschillende voorstellen voor de inrichting van het parlementaire stelsel worden de verschillende inhoudelijke visies wel besproken en tegenover elkaar gezet. Maar juist bij de huidige stand van zaken ontbreekt een evenwichtige discussie en krijgt het het karakter van partijbashing.

Er zijn goede redenen voor partijbashing maar precies om de omgekeerde reden, namelijk omdat zij onvoldoende disciplinerend functioneren. Dat is gedeeltelijk te wijten aan tekorten in de wetgeving. Inderdaad is het zo dat er steeds meer grijze muizen —  ik zou zeggen: carrière politici — in het parlement en dus ook in de regering zitten, geen-visie-teflon Rutte voorop. Overigens een zeer bekwame grijze muis. Maar zou dat niet juist komen door de mogelijkheid van zetelroof? Mensen met een eigen mening zullen eerder weglopen, dus de selectie door de partij zal dat risico steeds minder willen nemen. Daarmee worden het vooral stemkastjes, in dit geval te bedienen door de fractievoor­zitter. De door Waling gesignaleerde afname van het ledental is hiervan een gevolg. Zij wordt veroorzaakt doordat partijen verworden zijn tot ondemocratische carrièremachines in plaats van plekken waar de politieke meningsvorming wordt georganiseerd. Daarom kan dat niet als argument gebruikt worden om partijen maar af te schaffen.

Maar vooral: bekijk het vanuit de kiezer. Zou Waling die echt willen opdragen alle 400 kandidaten voor een zetel te overwegen? Dan pas zou je kunnen zeggen dat die kiezer die ene persoon heeft uitverkoren. En moeten die 400 dan allemaal in debat met elkaar op TV?

Het hele gedoe rond “zonder last of ruggespraak” is een erfenis uit het verleden, van Thorbecke. Toen de populatie van kiezers en gekozenen veel homogener (manlijke  belastingbetalers) en kleiner was. En daar bovenop nog eens door het districtenstelsel de keuze beperkt was tot een handvol personen. Een erfenis waar we snel van af moeten. Democratisch zou zijn als de hedendaagse omvangrijke kiezerspopulatie strikt op programma’s zouden stemmen. Dat daar door de media en de partijen met de persoonlijkheidscultus rond de lijsttrekkers een potje van wordt gemaakt valt niet te ontkennen, maar dat wordt niet veroorzaakt door het bestaan van partijen maar door hun tekort schieten als organisator van een standpunt.

Terecht signaleert Waling een ernstige tekortkoming als hij zegt dat partijen, zijnde gewone verenigingen, nog wel ontbonden kunnen worden, zij het met moeite, maar dat de vertegenwoordigers van die partijen niet uit de kamer gezet kunnen worden. Denk aan DENK, die met hun diensten aan een vreemde mogendheid voortdurend op de rand van landverraad balanceren. Ook dit is een teken dat een wettelijke regeling van het partijwezen en de daaraan gekoppelde mogelijkheid om Kamerleden uit hun ambt te ontzetten hard nodig is.

Hoe kunnen partijen beter functioneren is dus de kernvraag. Om te beginnen is duidelijk dat de parlementaire vertegenwoordiging gebonden is aan programma’s. En alle leden zijn gebonden aan het beginselprogramma. Niet dat zij zich daar in het dagelijks leven naar moeten gedragen, het gaat “slechts” om de momenten waarop zij politiek handelen. Die grondbeginselen kunnen slechts onder bepaalde voorwaarden en op bepaalde momenten ter discussie staan. Voor het overige dienen de leden (en zeker de partijbestuursorganen) hun uitspraken (verkiezingsprogramma, regeerakkoorden) en selecties van vertegenwoordigers aan de op dat moment geldende beginselen te toetsen. Vertegenwoordigers dienen zonder voorbehoud de verkiezingsprogramma’s te volgen en verdedigen en na sanctionering door een bevoegd partijorgaan ook een bestuurs- of parlementair samenwerkingsakkoord. Als zij daartegen bezwaar hebben dienen ze meteen terug te treden.

Kan er dan nooit wat gebeuren? Natuurlijk. Maar dat dient dan vorm te krijgen in een scheuring van de partij. Waarbij de vertegenwoordigers zich in principe naar rato over de leden verdelen. Als aan bepaalde voorwaarden voldaan is dienen dergelijke afgescheurde partij(en) meteen te worden erkend. Daarnaast zijn er nog maatregelen denkbaar om de interne partijdemocratie te garanderen of op zijn minst te bevorderen. Dit is niet de plek om daar verder op in te gaan.

Het belangrijkste probleem bij Waling (ik kan het niet laten: Dwaling) is het tekortschieten van het democratiebegrip. Dat wordt door hem behandeld als een absolute grootheid, zoals ook de dominante staatsrechtelijke invalshoek al aantoont. Maar democratie is evenzeer een product van de historie als de partijen en de zetelrovers. Het meest algemene wat je daarover zou kunnen zeggen is dat het dient om door middel van overleg conflicten op te lossen in plaats van door geweld. En dat betekent dat de deelnemers aan het democratisch proces — in de huidige parlementaire democratie zijn dat uiteindelijke de kiezers — elkaars standpunten voldoende moeten kennen en respecteren om in gesprek te gaan. Democratie kan slechts functioneren binnen een bepaalde bandbreedte van meningsverschillen of belangenconflicten. Aangezien het onmogelijk is dat 12 miljoen kiezers elkaars of zelfs maar 400 standpunten kennen zijn partijen onmisbaar als organisatoren van de verschillende standpunten. Andere modellen komen in feite neer op een raad van dorpsoudsten.


Geerten Waling, Zetelroof – fractiediscipline en afsplitsing in de Tweede Kamer 1917 – 2017
Uitgeverij Van Tilt
€ 19,95
ISBN 9789460043147
paperback, 13,5 x 21,5 cm,
230 pagina’s

 

 

 

 


Deze recensie verscheen eerder op De Nieuwe Realist.

8 reacties

  1. D. G. Neree schreef:

    Een verwarrend onderwerp, aangezien door het partijenstelsel het democratische stelsel al is verziekt.

    In feite is al of geen zetelroof een kwestie van hoeveel “voorkeursstemmen” de “zetelrover” bij de verkiezingen heeft gehad. Komt hij onder een bepaald aantal stemmen voor hem/haar persoonlijk, dan valt zijn zetel aan de partij. Komt hij erboven, dan heeft hij het mandaat.

    “…. Democratisch zou zijn als de hedendaagse omvangrijke kiezerspopulatie strikt op programma’s zouden stemmen.”

    Op programma’s stemmen houdt dan in, stemmen voor een pakket van maatregelen op verschillende gebieden. Maar is het dan niet veel transparanter en eerlijker om dan de bevolking te laten stemmen voor de aprate programmapunten?
    Het antwoord is gewoon bindende referenda over de lopende zaken, maar op die manier ook over zaken die zich voordoen in de actualiteit en die niet in een programma voorzien waren.

    Zolang we partijen hebben die de individuele “volksvertegenwoordigers” dwingen om volgens het programma te stemmen is er geen democratie en is de weg ingeslagen naar tirannie, zoals we nu al bijna hebben.

    Democratie is idd geen statisch gegeven maar een veranderend proces. Het kan echter maar 2 kanten op: de kant van tirannie (partijkartel bijvoorbeeld) of de kant van meer directe democratie.

    Een tussenweg is er niet en stilstand is achteruitgang.

  2. Nittickson schreef:

    Interessant stuk over een interessant boek, dat over een belangrijke zaak gaat. Er zijn veel problemen met de rol van de politieke partij. Ik noem er enkele.

    – De politieke partij selecteert vertegenwoordigers, die worden gebonden aan het programma van die partij. De vertegenwoordigers kunnen gekozen worden in vertegenwoordigende lichamen als de Tweede Kamer, waarin zij dan dus optreden als vertegenwoordigers van een politieke partij, die een deel van het electoraat vertegenwoordigt. Zij zijn dus vertegenwoordigers van een vertegenwooridger. Het moge duidelijk zijn dat het volk bij een dergelijke getrapte vertegenwoordiging vrijwel geen sturende invloed meer heeft. In feite sluipt er een element van aristocratie en cooptatie in het systeem en dat is eigenlijk niet te verenigen met democratie. Thierry Baudet heeft dit punt ook al eens gemaakt, meen ik.

    – In de tweede plaats is een politieke partij tegenwoordig eigenlijk helemaal geen vertegenwoordiger meer van een betekenisvol deel van het volk, aangezien politieke partijen nog maar een handjevol leden hebben. Of dat hun probleem is of het probleem van het volk is de vraag mar het moge duidelijk zijn dat het democratisch gehalte van de staat daardoor sterk wordt uitgehold. Kennelijk wordt de legitimiteit, of tenminste de aantrekkelijkheid van politieke partijen, niet hoog meer aangeslagen door het volk.

    – Tenslotte speelt daarbij nog eens, dat het opleidingsniveau van het volk enorm is toegenomen sinds de geboorte van het huidige systeem in 1917 en dat ook de technische mogelijkheden om directe democratie te implementeren enorm zijn vergroot.

    Allemaal redenen om je sterk af te vragen of ons huidige systeem nog wel past bij onze tijd en vooral bij onze voorstelling van wat een democratie dient te zijn. Het antwoord moet denk ik ontkennend luiden.

    Er zal veel moeten gebeuren om de geloofwaardigheid van de democratie in onze samenleving te herstellen en totdat het zover is, is ieder fenomeen dat de buitensporige macht van de politieke partijen uitholt, een stap vooruit. Dat geldt dus ook voor de “zetelrovers”, dat ben ik met Waling eens. Maar er zal met name veel meer moeten gebeuren aan het versterken van directe democratische macht, wil de enorme legitimiteitscrisis van de hedendaagse vertegenwoordigende democratie bij een groot deel van de bevolking, verholpen kunnen worden.

    Het zou toch mogelijk moeten zijn dit te realiseren zonder Mark Rutte ondersteboven op het Groene Zoodje te hangen – maar het duurzaam negeren van het volk zou zelfs deze “oplossing” dichterbij kunnen brengen.

  3. D. G. Neree schreef:

    Inderdaad legt het partijenstelsel de kiem voor een nieuwe aristocratische regentenclasse, waarnaar we nu al flink op weg zijn. De politieke partijen dienen nu ook als baantjesmachines en kruiwagens voor hoge posities. De PvdA bijvoorbeeld is nu gedecimeerd, maar de samenleving zal nog decennia te maken krijgen met de oude-jongens-krentenbroodkliek. die zich in alle takken van de maatschappij heeft genesteld. Alleen al om deze ontwikkeling zou het partijenstelsel herzien moeten worden, de staatsvorm naar de directe democratie ombuigen en de regering laten bestaan uit deskundigen op de ministeries die de wil van het volk uitvoeren. De volksvertegenwoordiging dient dan om de maatschappelijke issues zo te vertalen dat iedereen ze begrijpt, in plaats van alles te verpakken in een ambtelijke geheimtaal, die alleen voor de politieke kaste te begrijpen is.

  4. Erik schreef:

    Je zou alleen dan je zetel mogen behouden bij afsplitsing, wanneer meer dan de helft van de kiesdeler is behaald aan voorkeursstemmen .
    Om een einde te maken aan de baantjes carrousel moeten die posities direct worden verkozen, niet alleen burgemeesters, maar ook hoofd politie, rechters, officier van justitie etc.
    En de top van het departement moet in zijn geheel kunnen worden ontslagen door een nieuwe minister.

  5. Nittickson schreef:

    @ D. G. Neree 21 mei 2017 om 01:49
    Geheel mee eens.

    @ Erik 21 mei 2017 om 09:09
    “Je zou alleen dan je zetel mogen behouden bij afsplitsing, wanneer meer dan de helft van de kiesdeler is behaald aan voorkeursstemmen .”
    Waarom zouden we die voorwaarde stellen? Het feit dat de meeste mensen op de nr. 1 stemmen is niet de schuld van de backbenchers, die bovendien volgens de wet zonder last of ruggenspraak dienen te functioneren. Zij pakken terug wat de partijen ons ten onrechte hebben afgenomen.
    Eens met de noodzaak om allerlei ambten verkiesbaar te maken maar dan nog blijven er heel veel baantjes over. De bezem moet door het subsidiewezen (dat er o.a. vanwege de baantjescarrousel is) en de benoemingen dienen meer decentraal te worden gedaan en minder vanuit Den Haag.
    Het ontslaan van (een deel van) de ambtenarentop zou goed zijn maar liever niet om iedere vier jaar een circus van politieke benoemingen te krijgen. Schakel de arbeidsrechterlijke positie van ambtenaren gelijk met die van het bedrijfsleven (hervorm het ontslagrecht nu eindelijk eens) en maak het laten blijken van politieke verschillen van mening een onvoorwaardelijke ontslaggrond voor de twee hoogste schalen in de ambtelijke organiatie.

  6. Cool Pete schreef:

    Het bovenstaande artikel en de reacties, heb ik NIET gelezen. Mea culpa.
    Ik houd van niet-ingewikkeld.

    In een democratische rechtstaat als Nederland, kiezen de kies-gerechtigden bij
    algemene verkiezingen: volks-vertegenwoordigers die gebonden zijn aan een partij met een LIJST en een PROGRAMMA. Wij kiezen geen losse personen.
    1. De partij is gebonden aan diens programma.
    2. De [ volgorde op de ] kandidaten-lijst is bindend.[ inclusief ‘voorkeurs-stemmen ].
    3. Elke politieke partij is gebonden aan de wet en de Grondwet; net als elke politicus.

    Elk rommelen hiermee, corrumpeert de democratie.
    “Zetel-roof” is een niet bestaand probleem. Roof is roof.
    Het staat een ieder vrij, een nieuwe politieke partij op te richten.
    Zo werkt democratie.

  7. D. G. Neree schreef:

    Cool Pete, dat er straffeloos mee gerommeld wordt, met andere woorden, dat het huidge democratische stelsel op den duur automatisch leidt tot machtsmisbruik door degenen die het democratische politieke spel tot in de puntjes beheersen en weten te manipuleren, is toch een teken dat het huidige systeem de kiemen in zich draagt van de instrumenten om het systeem ten eigen gunste te misbruiken?

    Het wordt inderdaad ingewikkelder gemaakt dan het is. Dat is precies het machtinstrument dat politieke roofdieren gebruiken: een eigen taal waar niemand behalve zijzelf de implicaties van begrijpt. Problemen zo ingewikkeld maken, dat niemand behalve zijzelf er nog iets van begrijpt. Iedere kritiek erop slaat de plank mis, want het is een verkeerd soort taal vanuit de politiek/ambtenarij bekeken. Ook Geerten Waling praat binnen dit politieke frame en valt daarmee in de diepe kuil waarin de politiek zich bevindt: het babbelen over afgeleide bijzaken. Symptomen van iets dat dieper ligt en volgens mij worden hierboven enkele dieperliggende kwesties ter sprake gebracht en in (dacht ik) makkelijk te begrijpen taal.

  8. Cool Pete schreef:

    @D.G. Neree: dank voor uw reactie – en waar ik het helemaal mee eens ben.
    Natuurlijk doe ik dat expres: de zaken grondig aanpakken en zo kort mogelijk, duidelijk
    maken. Er wordt in het algemeen te veel gepraat, is mijn mening; en dat werkt
    versluiering en manipulatie in de hand.

    Vooral over fundamentele zaken, is het van het grootste belang: kort en duidelijk
    te zijn.