DE WERELD NU

Waarom het feminismedebat metawetenschappelijk moet worden gevoerd

feminismedebat

Om serieus genomen te worden zou het feminismedebat zich los moeten weten te maken van vooropgezette ‘waarheidsvinding’.

Asha ten Broeke vindt mij geen serieuze gesprekspartner: volgens haar toont psychologisch onderzoek aan dat vrouwen en mannen – in tegenstelling tot wat het plebs gelooft – in eigenlijk niets verschillen en ik lever geen psychologisch onderzoek dat het tegendeel bewijst. Zoals Melkert op Fortuyn reageerde, zo reageert Asha op mijn stukjes: “waar zijn uw voetnoten, ‘professor’?”.

Maar daarmee miskent zij de aard van het noodzakelijk te voeren debat: haar gelijkheidsfeminisme is geen wetenschappelijke these maar een politiek-filosofische overtuiging of ideologie. In feite maakt Asha zich schuldig aan wat ikzelf, maar bijvoorbeeld ook Rob Wijnberg, beschrijf als de poging de politiek te depolitiseren met een beroep op ‘de wetenschap’ die het juiste antwoord zou leveren: . Asha kan net zo min haar feminisme op de wetenschap baseren als ik die wetenschappelijk kan weerleggen: de wetenschappelijke kennis schiet daartoe simpelweg nog te kort. Biologen zijn daar ook altijd eerlijk over: zij kijken wel uit om hun biologische kennis van dieren te extrapoleren naar de mens, want bij de mens wordt het gedrag behalve door de biologie ook door de cultuur bepaald en de bioloog is niet in staat om precies te bepalen waar bij de mens de biologie stopt en waar de cultuur begint.

Ook al gelooft de bioloog dat ook de mens primair door dezelfde zaken wordt gedreven als de (verwante) dieren, hij behoedt zich om wetenschappelijke uitspraken te doen over zoiets politieks als het fundamentele verschil tussen man en vrouw bij gebrek aan wetenschappelijke duidelijkheid. Ook neurologen zwijgen want geven grif toe nog maar net begonnen te zijn om het brein in kaart te brengen en nog altijd nauwelijks de relatie geest-lichaam te begrijpen, waarbij men echter wel weet dat het brein zeer flexibel is zoals ook de relatie geest-lichaam een wisselwerking moet zijn: gebeurtenissen kunnen het brein veranderen zoals omgekeerd het brein het gedrag kan veranderen en als het ene deel van het brein wordt beschadigd dan wordt het verlies aan verbindingen gecompenseerd door extra verbindingen elders in de hersenen.

Bij veel gedragsstoornissen vindt men afwijkingen in de hersenen zoals in de hoeveelheden neurotransmitters, maar men stuit dan bij gebrek aan inzicht in de causaliteit altijd op het kip-ei-probleem: wordt de gedragsstoornis veroorzaakt door wat er op de afwijkende hersenscans is te zien of zijn de afwijkende hersenen het gevolg van de gedragsstoornis (ter compensatie voor de aandoening)? Op dezelfde manier zeggen verschillen in hersenscans tussen man en vrouw nog weinig over de oorzaken van die verschillen en begrijpen we ook niet de effecten.

Evengoed kan een zaak als gelijkheid of ongelijkheid van man en vrouw (of die tussen ‘rassen’) politiek zo bepalend zijn voor de samenleving dat het feit dat de wetenschap zwijgt niet kan betekenen dat wij als burgers zwijgen. Op grond van alledaagse ervaring en argumentatie moeten we toch een positie bepalen, resulterend in een filosofisch of politiek debat. Immers, dat de wetenschap nog geen bewijs kan leveren, betekent niet dat elke positie even sterk is. In mijn artikelen laat ik zien dat mijn positie, gefundeerd op de biologie, veel sterker is dan die van feministen zoals Asha ten Broeke en Simone van Saarloos. Het te voeren debat is derhalve filosofisch-politiek of in ieder geval meta-wetenschappelijk (moeten we de biologie of de psychologie geloven?): daartoe nodig ik Asha en andere feministen telkens uit, maar zij gaan die discussie niet aan. Asha is wel zo vriendelijk te reageren maar verschuilt zich dan achter de pseudowetenschap der psychologie.

Wat betreft de voetnoten die Asha zo belangrijk vindt: de meeste grote filosofen geloofden niet dat psychologie als wetenschap überhaupt mogelijk is (de grootste moderne filosoof, Immanuel Kant, achtte psychologie als wetenschap onmogelijk omdat simpel gezegd het subjectieve niet objectief kan worden beschreven). Ikzelf heb daarenboven nota bene ervaring met psychologie: na het VWO ben ik eerst psychologie gaan studeren. Na het behalen van de propedeuse (ja, propedeuse: zo oud ben ik al) ben ik echter wiskunde en filosofie gaan studeren om de reden dat psychologie een nep-wetenschap bleek en ik mijn tijd niet wilde verdoen met pseudo-wetenschap. Psychologie, zo zou je kunnen zeggen, is een beetje empirische wetenschap en een beetje filosofie maar als wetenschap is het bijzonder slechte wetenschap en als filosofie is het bijzonder slechte filosofie (daarom ging ik daarna wiskunde en filosofie studeren want wiskunde is echte ‘eerste klasse’ wetenschap en filosofie is echte ‘eerste klasse’ filosofie waarbij ik zijdelings ontdekte dat de grote filosofen hetzelfde over psychologie dachten als ik zodat ik werd gesterkt in mijn geloof dat ik met de overstap een goede keuze had gemaakt). Hoe werkt het in de psychologie? De psychologie verzamelt enorme hoeveelheden data aan menselijk gedrag en overtuigingen, maar dat is in wezen allemaal alledaagse kennis die jij en ik al hebben of ook zelf kunnen vergaren.

Zo hebben psychologen ‘ontdekt’ dat mensen fysiek dichter bij elkaar staan in een 1-op-1-gesprek dan wanneer men een lezing voor een groot publiek houdt en dat rood licht beter wordt gezien dan blauw licht in het donker (zodat het een goed idee is dat remlichten van auto’s rood en niet blauw zijn). Maar reeds bij de interpretatie van al die (alledaagse) data, gaat het heel vaak fout in de psychologie want de gemiddelde psycholoog is geen groot licht en begrijpt eigenlijk niets van statistiek (het vak wordt letterlijk gegeven op kleuterniveau, zo kan ik uit ervaring meedelen). De interpretaties van al die data zijn dan ook doorgaans wetenschappelijk onbetrouwbaar. Omdat Asha voetnoten en wetenschappelijke publicaties eist.

Maar in een sociale dus pseudowetenschap als de psychologie (in de sociologie is het nog erger, zoals we reeds uit de uitkomsten kunnen afleiden, al heb ik die universitaire studie niet uit eigen ervaring kunnen opdoen) maakt dat niets uit, zodat de kritiek van Hoekstra en vele andere statistici tot wetenschapsfilosofen in plaats van alle alarmbellen te laten afgaan geen enkel effect sorteren op psychologen: sociale wetenschappers gebruiken al die data sowieso slechts om hun eigen politiek-filosofische opvattingen een ‘wetenschappelijke’ basis en daarmee autoriteit te geven. Wat dat betreft zijn psychologen als Diederik Stapel en Roos Vonk met hun ‘vleeseters zijn hufters’-onderzoeken echt niet anders dan de andere psychologen en is het probleem echt niet beperkt tot louter de sociale psychologie.

De sociale wetenschappen zijn in feite slechts de ‘wetenschappelijke bureaus’ van alle linkse partijen in de wereld: input en dus ook output worden gedomineerd door linkse opvattingen. Nota bene de socialist Comte heeft sociologie als wetenschap gegrondvest met daarbij ook de intentie op grond van die wetenschap de maatschappij te kunnen hervormen: het socialistische maakbaarheidsgeloof zit in de sociale wetenschappen als het ware ingebakken. Daarin schuilt ook de filosofische, pre-wetenschappelijke status van psychologie zoals de twee grootste wetenschapsfilosofen van de 20e eeuw, Popper en Kuhn, die zagen: iedereen kan hopen zijn eigen filosofie of ideologie bevestigd te zien in de psychologie en de rest kan dat dan weer precies om die reden bekritiseren zonder mogelijkheid tot falsificatie van de verschillende psychologische theorieën (zodat er geen paradigma voor de psychologie is bewerkstelligd waarin alle psychologen, ongeacht hun persoonlijke filosofische en politieke voorkeuren, kunnen werken).

Kortom, voor zover de psychologie betrouwbare feiten levert, zijn het triviale feiten die de leek ook al kent en voor zover er theorieën worden ontwikkeld is dat meestal slechts verkapte politieke ideologie. Anders gezegd: wat de psychologie ons leert is zeer oppervlakkig zolang het bij data, onttrokken aan observatie en vragenlijsten, blijft en zeer speculatief en politiek gedreven zodra er theorieën worden ontwikkeld. In dat opzicht is opnieuw het ‘vleeseters zijn hufters’-onderzoek van Stapel illustratief: dat Stapel niet direct werd ontmaskerd is doordat Stapel zijn conclusies afstemde op die van ander onderzoek zodat zijn conclusies geen argwaan wekte. Maar zo werkt de hele psychologie: zolang je maar binnen de (linkse) politieke ideologie blijft met je onderzoek en conclusies, zit je snor.

Wat dat betreft is het veelzeggend dat hersenonderzoek naar crimineel gedrag in de jaren ’70 niet werd getolereerd (want paste niet in de dominante politieke opvatting van de psychologen die geloofden dat alles nurture in plaats van nature is). Dit lijkt me een onweerlegbaar bewijs dat psychologie een zeer door de heersende politieke cultuur gedreven ‘wetenschap’ is waarvan de conclusies snel kunnen veranderen zodra de politieke opvattingen wijzigen. En nu ook meer ‘rechtse’ biologische benaderingen weer ‘mogen’, is er de psychologische discipline die evolutionaire psychologie wordt genoemd in opkomst die in wezen hetzelfde zegt als ik. Volgens Asha laat alle psychologische kennis haar gelijk zien, maar betekent dat dan dat de evolutionaire psychologie wordt bevolkt door psychologen die niets van hun eigen vak hebben begrepen?

De ironie is dat er zelfs vergelijkbare feministische kritiek op de psychologie is:

“Jean Grimshaw, for example, argues that mainstream psychological research has advanced a patriarchal agenda through its efforts to control behavior.”

Dat maakt het wel heel navrant dat bijvoorbeeld Asha haar feminisme juist op de psychologie wil grondvesten. Overigens, naar aanleiding van Zomergast Simone van Saarloos met haar “radicale oproep tot niet begrijpen” twitterde ik:

“Begrijpen is wel heel mannelijk: het duidt op (geestelijk) grijpen en veroveren. Een feministe zou daar afstand van moeten nemen.”

Dit is meer dan een grap: begrijpen is willen domineren (en ‘kennis is macht’) en in die zin misschien typisch mannelijk waartegen iemand als Heidegger al een meer mystiek en wellicht meer vrouwelijk openstaan, luisteren of willen ontvangen als basis van kennis stelde: in een differentiatiefeminisme zou dit misschien in lijn met Van Saarloos’ “radicale oproep tot niet begrijpen” kunnen worden uitgewerkt in feministische richting. De psychologie lijkt hierbij weinig bruikbaar.

Juist omdat psychologen minder hoge eisen (kunnen) stellen aan hun nog weinig ontwikkelde wetenschap – na de revoluties in de wiskunde en fysica en inmiddels biologie die het tot echte wetenschappen maakten, moeten die van psychologie en sociologie nog komen – hebben psychologen niet de schroom zoals biologen die hebben om uitspraken te doen die meer over hun eigen politieke opvatting zeggen dan over het onderwerp. Psychologen verklaren ongefundeerd maar politiek zeer wenselijk dat alle gedrag cultureel bepaald is en kunnen dat als typische pseudowetenschappers doen omdat ze in feite gebruik maken van een petitio principii: zoals de biologie het biologische aspect van gedrag onderzoeken, zo onderzoeken psychologen vooral het culturele aspect van gedrag. Immers, de mens reflecteert nu eenmaal op zijn gedrag en schept onvermijdelijk culturele kaders voor al zijn gedrag: de cultuur kan biologisch bepaald gedrag bevestigen en versterken dan wel ontkennen en afremmen.

Elk gedrag wordt cultureel goed- of afgekeurd. De psychologie onderzoekt het menselijk gedrag als het eindproduct van biologie plus cultuur, maar is nog – net als de biologen – grotendeels onwetend hoe zij de biologie en de cultuur kan onderscheiden en zij gaat er te makkelijk (of gretig) vanuit dat het allemaal cultureel is bepaald (een gevolg van nurture) omdat alles cultureel is ingekaderd. Zeker bij het invullen van vragenlijsten – het essentiële instrument van de psychologie – is de druk om te antwoorden volgens wat de cultuur voorschrijft als sociaal wenselijk overweldigend. De psychologie verwart zo culturele goedkeuring van gedrag met de oorzaak van gedrag.

Maar de biologie is onmiskenbaar van groot belang. De man heeft nota bene een stukje chromosoom dat de vrouw geheel niet heeft: het Y-chromosoom. In feite verschilt daarmee de man genetisch al meer van de vrouw dan hij van de chimpansee verschilt! Dit kan dan ook niet zonder gevolgen blijven en het blijft een raadsel hoe gelijkheidsfeministen kunnen menen dat het Y-chromosoom hooguit een wat ander lichaam maakt zonder ook het gedrag te veranderen. Veel is nog onbekend, maar het hormoon testosteron lijkt een grote rol te spelen in alle verschillen tussen man en vrouw: niet alleen lijkt testosteron de hoofdverantwoordelijke dat de man lichamelijk anders is dan de vrouw maar ook qua gedrag. Nota bene tijdens mijn studie Psychologie kreeg ik in de collegebanken te horen dat in zekere zin iedereen als meisje zijn leven begint.

Maar op een gegeven moment in de embryo-ontwikkeling wordt het Y-chromosoom actief die dan onder meer aanzet tot testosteronproductie. Die testosteron laat dan de clitoris ontwikkelen tot een penis en later in de puberteit schept diezelfde testosteron de secundaire geslachtskenmerken die de man een ander uiterlijk dan de vrouw geven. Maar er is geen twijfel dat testosteron niet alleen in hoge mate het vrouwenlichaam in een mannenlichaam verandert maar ook een grote invloed heeft op het gedrag zodat het ook veel van het typisch mannelijk gedrag veroorzaakt. Omgekeerd, de makkelijkste manier om man en vrouw gelijk te maken is door de vrouw testosteron toe te dienen: de vrouw wordt dan in alles vanzelf een beetje man.

Ongetwijfeld kent Asha onderzoeken die een en ander nuanceren – misschien is het effect van testosteron niet zo groot als wel wordt gedacht? – maar zoals ik al eens eerder opmerkte vind ik in alle wetenschappelijke studies die Asha aandraagt hooguit nuanceringen, maar niemand heeft gezegd dat het allemaal zwart-wit ligt, en pogingen de aandacht af te leiden van de verschillen (door zich vooral op de overeenkomsten te richten). Sowieso is er nog veel wat we niet weten: misschien is testosteron niet zo belangrijk maar zijn er andere zaken die het Y-chromosoom coderen die minstens zo veel verschil maken.

En wie weet is het hele Y-chromosoom bijna louter junk-DNA zonder effect (hoe onwaarschijnlijk dat ook lijkt want alle dieren hebben het en junk-DNA overleeft nooit in alle soorten) maar is reeds het biologische feit dat de vrouw wel en de man niet zwanger kan worden voldoende om een cascade aan psychologische aanpassingen in werking te stellen: misschien is de dag waarop ook de man zwanger kan worden de dag waarop man en vrouw werkelijk gelijk zullen zijn omdat ze dan dezelfde mogelijke rol en dus levensdoelen hebben gekregen. Waar het om gaat is dat Asha’s onderzoeken niets kunnen aantonen; de kern van de zaak is namelijk dat psychologisch onderzoek ons niet kan vertellen welke van de volgende twee stellingen (de eerste is die van mij en evolutionair psychologen, de tweede die van Asha en de gelijkheidsfeministen) correct is:

  • Stelling A. Man en vrouw zijn biologisch verschillend, de cultuur kan dit verschil maskeren of onderdrukken
  • Stelling B. Man en vrouw zijn biologisch gelijk, de cultuur kan een verschil fingeren.

Zelfs al zou de psychologie vinden dat mannen en vrouwen zich identiek gedragen (quod non –  toevallig zojuist ‘Kijken in de ziel’ op NPO2 gekeken en de rechters vertelden uitvoerig hoe anders vrouwelijke rechters en mannelijke rechters functioneren zoals dat vrouwen moraliserend en mannen feitelijk zijn), dan weerlegt dat stelling A niet. De psychologie kan uit het waargenomen gedrag niet haar oorzaak (biologie of cultuur) afleiden. Sterker nog, alles wijst op de waarheid van stelling A terwijl stelling B absurd is. Zoals Nietzsche niet moe werd te laten zien, kent de natuur überhaupt geen gelijkheid: in de nominalistische werkelijkheid bestaat slechts het concrete en is alles en iedereen uniek. Plato’s hele Ideeënleer is er nu op gebaseerd dat het denken echter gelijkheid in verschillende dingen kan zien: door middel van het zien van verschillende honden worden we ons bewust van de Idee ‘hond’ als iets abstracts dat alle honden zouden zijn. De Idee ‘hond’ gooit dus alle honden zogezegd op één hoop. Waar de zintuigen alleen een veelheid en veranderlijkheid waarnemen, denkt ons denken onveranderlijke Ideeën. In het verlengde hiervan is de cultuur überhaupt de grote gelijkmaker.

Ja, zelfs de natuurwetten zijn wel erg democratisch in hun zucht alles gelijk te behandelen, hetgeen meer over haar bedenkers dan over de natuur zegt! In het bijzonder is de moraal de grote gelijkmaker: haar functie is precies om de natuurlijke ongelijkheid met het recht van de sterkste te vervangen door een plicht om iedereen gelijk te behandelen op basis van de fictie dat iedereen gelijk is. Kenmerkend voor de moderne cultuur is precies die eindeloze culturele wil om alles gelijk te maken – het plaatst de universele natuurwet en de absolute moraal in de kern van ons denken – en kan dat slechts doen door de vrouw tot norm te verheffen: de man als sterkere – als the force of nature – moet worden getemd en moet worden geleerd zich als een vrouw dus moreel, beheerst, beschaafd en ‘seksloos’ te gedragen (hierin ligt ook het verband met antisemitisme dat het jodendom opvat als een typisch ‘vrouwelijk’ volk. De eerste moderne roman, Don Quixotte, lacht niet voor niets precies de ridder, de laatste mannelijke held, uit ten gunste van de opkomst van de typisch moderne antiheld.

Nietzsche zag onder meer een extreme vorm van verwekelijking en vervrouwelijking in de moraal van het medelijden waarin we letterlijk één worden met de ander (zoals die van Schopenhauer); in onze tijd plukken de vrouwen de vruchten van de modernisering c.q. vervrouwelijking doordat het onderwijs methodes hanteert die op meisjes zijn toegesneden, resulterend in hogere percentages afgestudeerde vrouwen en hoger loon voor vrouwen voor hetzelfde werk. De jongen wordt al vroeg geleerd zijn mannelijk gedrag te onderdrukken omdat hij anders het psychiatrische label van ADHD of autisme krijgt opgeplakt. Door zo iedereen vrouwelijk te maken, wordt het culturele ideaal van gelijkheid tussen seksen benaderd. En dat verklaart waarom de psychologie steeds meer vindt dat mannen en vrouwen gelijk zijn: de cultuur als geheel dwingt mannen om zich vrouwelijk te gedragen en de psychologie wil de gelijkheid van mannen en vrouwen bevestigd zien omdat het zelf die cultuur politiek-ideologisch onderschrijft.

Tot slot nog even dit. De feministen lijken slechts stropoppen te bestrijden: het lijkt er altijd over te gaan dat – in weerwil van wat de seksisten zouden beweren – de vrouw niet monogaam en dat de oermens niet vrouwen neersloeg om ze naar zijn hol te slepen. Maar dat maakt de biologische benadering tot een karikatuur en doet het echte standpunt onrecht aan. Ik beweer in ieder geval niet dat vrouwen van nature monogaam zijn en voor een goed begrip van het verschil tussen man en vrouw moet je niet een paar tienduizend jaar terug, waar je dan de oermens vindt, maar tot miljarden jaren terug. Dat maakt het seksisme ook zo veel geloofwaardiger dan het racisme: de verschillen in ‘rassen’ zijn evolutionair zo recent dat ze – anders dan qua huidskleur – nauwelijks groot of diep kunnen zijn, maar het verschil tussen man en vrouw is evolutionair zo oud en fundamenteel dat het absurd is om ervan uit te gaan dat dat verschil niet groot of diep zou zijn.

Naschrift. Hoe politiek-ideologisch gedreven de sociale wetenschappen zijn, blijkt ook uit de homo-emancipatie. Om de maatschappelijke acceptatie van homo’s ten tijde van de jaren ’70 en ’80 te ondersteunen, was het wetenschappelijke verhaal dat homoseksualiteit aangeboren is (erfelijk maar later ook vooral het gevolg van de omstandigheden in de baarmoeder). Daarbij ging men overigens in tegen het in de jaren ’60 dominante maakbaarheidsparadigma, omdat men begreep dat het concept van maakbaarheid hier koren op de molen is voor de (religieus) intoleranten: als mensen homo ‘gemaakt’ worden dan kun je ze ook weer hetero maken. Het concept van maakbaarheid wordt dan zo gekaapt door fundamentalistische christenen en anderen om therapieën op te zetten die beogen homo’s van hun zondige natuur te ‘genezen’.

De politieke strategie van de homo-emancipatiebeweging was dan ook: homoseksualiteit is aangeboren, dus homo’s kunnen er niets aan doen dat zij anders zijn en anderen moeten hen daarom accepteren hoe zij zijn. Dat paste ook goed in het in die tijd dominante liberale denken: het liberalisme is gebaseerd op tolerantie voor het afwijkende op grond van het concept van individuele autonomie maar ook een sociaal-darwinisme dat leert dat juist afwijkende exemplaren ons verder kunnen helpen. In die homo-emancipatie werd het anders zijn dan ook uitbundig gevierd, resulterend in onder meer de opzichtige Gay Pride Parade (en de AIDS-epidemie).

Inmiddels is er een zeer conservatief maatschappelijk klimaat ontstaan waarin alle tolerantie lijkt te zijn verdwenen. Ook de inmiddels gerealiseerde en al dan niet binnenkort geïmplementeerde massasurveillancetechnologie dwingt alle burgers zich te conformeren aan de maatschappelijke normen (welke harde les de vreemdgangers van de gehackte website Ashley Madison al hebben geleerd). In dit antiliberale klimaat is de politieke strategie van de homo-emancipatiebeweging radicaal gewijzigd: de boodschap is nu uitdrukkelijk dat homo’s níet anders zijn, zodat de ook volgens de homo’s zelf terechte intolerantie voor alles wat afwijkt van de norm de homo’s niet dient te treffen! Immers, aan de ene kant zouden homo’s net als hetero’s in het algemeen monogame liefdesrelaties hebben, resulterend in een strijd voor het homohuwelijk en een scherpe veroordeling van mede-homo’s die zich nog in de jaren ’70 wanen en seks met jan-en-alleman hebben al dan niet ook nog onverantwoord zonder condoom. En aan de andere kant zien we de herleving van het jaren ’60-idee dat we allemaal min of meer homo zijn en dat seksualiteit fluïde is (dat overigens een belangrijke steunpillaar heeft in de psychoanalyse die identiteit en sekse altijd al als een product van de omgeving heeft opgevat), zodat eigenlijk de mensen die zich altijd 100% hetero of homo voelen of gedragen degenen zijn die afwijken van de norm.

Waar het nu om gaat is dat ook hieruit weer blijkt dat de sociale wetenschappen telkens simpelweg reageren op het dominante politieke klimaat en hun conclusies navenant aanpassen. Het doel is steevast een uitgesproken links doel – zoals de emancipatie van homo’s en vrouwen – en vervolgens produceren de sociale wetenschappen heel wonderlijk precies die onderzoeksresultaten die de politieke strategie van emancipatie het beste ondersteunen in het licht van het dominante politieke klimaat. De politieke neutraliteit die zij als ‘wetenschappers’ pogen voor te doen is dan ook weinig geloofwaardig: daarvoor is het simpelweg te toevallig dat de sociale wetenschappers telkens precies de door links gewenste conclusies levert en die ook bijzonder snel weer wijzigen als de politiek daar om vraagt. Dat maakt het gescherm met wetenschappelijke onderzoeken in de emancipatiediscussies zo oninteressant: de wetenschap hobbelt slechts achter de linkse politiek aan, zodat de echte discussie in de politieke arena plaatsvindt en ook moet plaatsvinden. Het verschuilen achter de wetenschap brengt ons in ieder geval niet verder als die discussie niet tegelijkertijd naar een metawetenschappelijk en filosofisch niveau wordt getild.


Dit essay verscheen eerder op Geband van Joop

2 reacties

  1. max schreef:

    Samenvattend………de meeste psychologen zitten aan de verkeerde kant van de tafel.

  2. Johan P schreef:

    Psychologie is op zijn best een wetenschap die nog in de kinderschoenen staat. Er zijn geen harde regels voor, er zijn geen empirische bewijzen, er is geen algemeen geldende basis en er is geen mogelijkheid om theorieen op een afdoende, onafhankelijke en verifieerbare manier te testen, noch is er een mogelijkheid om dergelijke testen goed te kunnen reproduceren. Als zodanig is het dan ook eigenlijk geen wetenschap noemen.
    De enige regels waar wat mee gedaan kan worden zijn hele grove lijnen, met name betrekking hebbend op OF grote groepen, en zoals de auteur al aangeeft kunnen de meeste psychologen niet omgaan met dergelijke data omdat ze nauwelijks tot geen kennis en begrip hebben van statistiek, OF op individueel niveau, waar alles voor iedere patient weer anders is.

    Dat gezegd hebbende, verschil toch met de auteur van mening over een aantal zaken. Op sommige punten is het inderdaad lastig de grens te trekken tussen biologie en aangeleerd gedrag en in hoeverre welk van de twee zaken bepaalt. Echter, sommige zaken zijn wel heel duidelijk.
    Er ZIJN een groot aantal biologisch verschillen tussen man en vrouw (en tussen de verschillende rassen). Dat veel biologen daar omheen praten heeft niet zozeer te maken met de harde feiten alswel het politieke klimaat, waarin het onwenselijk is om bepaalde feiten en onderzoeksresultaten naar voren te brengen. Aangezien veel wetenschappers op de een of andere manier aan geld moeten komen en dat meestal in de vorm van subsidie is zullen ze zich in allerlei bochten wringen om hun subsidie niet kwijt te raken. een fraai voorbeeld was afgelopen jaar een onderzoek aan een Amerikaanse universiteit waar een zeer gedegen en onderbouwd onderzoek dat aangaf dat -en deels waarom- vrouwen minder goed zijn in exacte studies als wis- en natuurkunde opeens niet meer mocht worden gepubliceerd omdat het vrouwen zou ontmoedigen om aan die studies te beginnen. Dat het onderzoek zowel feitelijk als logisch zeer sterk was onderbouwd deed helemaal niet ter zake.
    Iets dergelijks zien we ook met de klimaat-onzin.