DE WERELD NU

Vrijheid van meningsuiting kan nooit absoluut zijn

Bedreigingen, eenheid van prijs, een land van deugers, Academisch tuig, Stalinisme, Duitsland, Applestore overval, Olympische Spelen, Rechters, wereldregering, Oekraïne, Therapeutenangst, Qatar, Cultuur en politiek, Onveilig, basis, Politiek, Zwart, Overlast, Vrouwen en kinderen

Alweer een redelijke tijd terug schreef Thierry Baudet in NRC een column over de vrijheid van meningsuiting, waarin hij betoogde dat deze absoluut dient te zijn, zo lang ze in ieder geval niet oproept tot geweld.

Instinctief ben ik dat met hem eens. Het voelt goed, en zijn argumenten gebruik ik graag als de mijne. En toch, achterin mijn hoofd, wrong er iets. Het heeft wel even geduurd voor ik er een vinger op kon leggen, maar er zit een element in waarbij ik me ongemakkelijk voelde: het pleidooi voor de ongelimiteerde vrijheid te zeggen wat je wilt zolang je niet oproept tot geweld impliceert om te beginnen al het besef van terughoudendheid in geval je je beledigd voelt tot op het bot, het intellectuele besef van de waarde van de vrijheid van meningsuiting en een culturele doordrongenheid van de waarde van deze houding.

Om met dit laatste te beginnen, dat gaat veel verder dan opgroeien in een vrijdenkende maatschappij. Het vereist een doordeseming die vrijwel nergens gerealiseerd wordt, en zelfs in de meest academische of pacifistisch georiënteerde milieus zeldzaam is. Het ontbreken van een diepe doordrongenheid is een signaal van de kwetsbaarheid van een ideaal dat als vanzelfsprekend zou moeten worden beschouwd om werkbaar te zijn. Eigenlijk betekent dat, dat het al moet bestaan en diep geworteld zijn om niet in zijn levensvatbaarheid te worden bedreigd.

Maar er is meer. Wat bij mij oorspronkelijk een lampje deed branden, is de verabsolutering van de vrijheid van meningsuiting. Dit gaat in tegen de geest van de westerse academische wetenschap, die juist in zaken van de geest uitgaat van de onmogelijkheid iets tot absolute waarheid te verheffen. Als een morele regel tot absolute waarheid kan worden verheven zonder dat zij falsifieerbaar blijkt, zou daarmee de zin van het bestaan kunnen worden gedefinieerd. Het is het belangrijkste axioma van de westerse wetenschap dat dat eigenlijk niet kan. Mocht het bewijs van het bestaan van een dergelijke waarheid ooit kunnen worden vastgesteld, dan is dat niet alleen het einde van de wetenschap, maar ook van religie. Het kan per definitie niet, aangezien het de grondslag van onder ons bestaan wegslaat.

De gevolgen van verabsolutering van een principe zien we bijvoorbeeld terug in de uitspraken van het Europese Hof van Justitie, dat thans meer en meer verstrikt raakt in de te ver doorgevoerde consequenties van de uitspraken waarin zij de grenzen van het gelijkheidsdenken in de juridische wetenschappen heeft opgezocht. En daardoor in toenemende mate conflicten ziet ontstaan met het respecteren van andere grondrechten.

Stel het u zó voor (en zie voor het principe achter deze gedachten ook mijn column van gisteren): de redenatie die leidt tot een absolute waarheid is wiskundig alleen voorstelbaar als een rechte lijn tussen zwart en wit, zonder ruimte voor afwijking en nuances. De werkelijkheid op deze wereld is echter dat een rechte lijn achter de horizon altijd afbuigt, en als we die horizon maar ver genoeg voorbij gaan, dan komen we op een punt waarop een rechte lijn zichtbaar niet langer recht is.

Kent u de lengtegraden die in een atlas getekend staan? Als u in Greenwich staande op de nulmeridiaan recht naar het noorden kijkt, ziet u – als zij met witte verf zou zijn aangegeven – een rechte lijn naar de Noordpool. In ieder geval tot aan de horizon. Toch weet u dat als u de positie van die lijn bekijkt op een globe, dat die lijn niet echt zo recht is als hij leek. Onzichtbaar is er hier sprake van een kromming, die ervoor zorg draagt dat ver achter de horizon de parallelle lijnen van de lengtegraden op de Noordpool samenkomen.

Mutatis mutandis geldt dit principe voor alle waarheden die mogelijk aanspraak zouden kunnen maken op het etiket ‘absoluut’. Ergens achter de horizon van alledag komen zij samen of kruisen elkaar. Dat betekent niet dat niet geprobeerd moet worden die ruimte voor de vrijheid van meningsuiting zo groot mogelijk te maken, maar bij dit alles dienen we te beseffen dat er hoe dan ook grenzen zullen zijn aan die vrijheid, en dat je er op een dag tegenaan zou kunnen lopen.

Wat het bovenstaande eveneens impliceert, is dat er niet al te veel principes kunnen zijn die zelfs maar de schijn van onaantastbaarheid kunnen hebben. De vrijheid van godsdienst is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting, en als zodanig in zijn uitingen onderworpen aan dezelfde beperking, terwijl het al moeilijk genoeg is om binnen de vrijheid van godsdienst voldoende ruimte te scheppen die botsingen voorkomt. Niet voor niets hebben de dogma’s van religies de neiging die van anderen uit te sluiten.

Om te voorkomen dat we de vrijheid van meningsuiting als een geloofsartikel gaan beschouwen, dienen we altijd te beseffen dat zij niet onbeperkt kan zijn, ook al ligt het punt waar die beperking voelbaar wordt meestal ver achter onze horizon. Dit vraagt vrij veel van hen die de vrijheid van meningsuiting tot in haar uiterste consequenties wensen te hanteren, niet in het minst de bereidheid tot terughoudenheid. Juist om te voorkomen dat de vrijheid van meningsuiting ondergeschikt kan worden aan andere principes die alomvattendheid pretenderen, aangezien voor hen dezelfde beperking geldt..

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.