DE WERELD NU

Urgenda: grenzen aan de taak van de rechter

Urgenda

Toon Kasdorp laat in dit korte essay over de zaak Urgenda zien dat de rechtsopvatting en het zelfbeeld van hun maatschappelijke functie van sommige rechters ernstig te wensen over laat.

De Rechtbank Den Haag heeft op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in het geding dat door Stichting Urgenda tegen de Staat was aangespannen wegens de opwarming van de aarde. In dit vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelde jegens Stichting Urgenda, vanwege een deficiënt klimaatbeleid dat ons land voert. De rechtbank heeft een rechtsplicht van de Staat geconstateerd jegens Stichting Urgenda om over vier jaar, dus eind 2020, de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen met 25% te reduceren ten opzichte van 1990.

De Staat is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. De koerswijziging die de rechtbank wil – meer reductiemaatregelen op korte termijn – heeft betrekking op emissiereductie van broeikasgassen in Nederland. Het ‘emissie aandeel’ van Nederland in de wereld is met 0,35% nogal klein. De reductie in de wereld wordt door nationale maatregelen maar minimaal beïnvloed. Een berekening heeft aangetoond dat de extra reductie zoals bevolen door de rechtbank 0.000045 °C minder gemiddelde wereldwijde opwarming tot 2100 tot gevolg zou hebben.

Dit vonnis kunt U vinden in http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7145.
Het werd gewezen door mrs. H.F.M. Hofhuis, J.W. Bockwinkel en I. Brand. deze rechters moeten zich bewust zijn geweest van het feit dat ze op een ernstige manier de trias politica en daarmee het beginsel van de rechtsstaat aan het schenden waren.

De veroordeling luidde:

beveelt de Staat om, op de vordering van Urgenda, voor zover optredend voor zichzelf, het gezamenlijke volume van de jaarlijkse Nederlandse emissies van broeikasgassen zodanig te beperken of te doen beperken dat dit volume aan het einde van het jaar 2020 met ten minste 25% zal zijn verminderd in vergelijking met het niveau van het jaar 1990.

Het is het recht van Mr. Hofhuis c.s. om het klimaatbeleid van onze regering broddelwerk te vinden en hij mag het in privé met het hele politieke programma van GroenLinks eens zijn. Als hij zijn werk doet als rechter hoort hij daar afstand van te nemen en in een onrechtmatige daad zaak de Staat alleen te veroordelen als die onrechtmatig handelt. En of dat hier het geval is kan een rechter niet beoordelen. De eis van de Stichting Urgenda had horen te worden afgewezen. Jammer, maar helaas.

Een belangrijk argument van de rechtbank was het gevaar dat voor Urgenda door klimaatverandering ontstaat. Als Nederland zich niet aan de internationale afspraken houdt betreffende Co2 uitstoot, dan heeft vooral Duitsland daar last van. Hoeveel last valt niet zonder meer te zeggen. De Haagse rechter deed wel of wetenschappelijk de gevolgen van deze specifieke vorm van uitstoot vast staan maar dat is niet zo. Wel zegt het IPCC, dat er onmiskenbaar een verband bestaat tussen de opwarming van de aarde en de uitstoot van kool dioxide, methaan en stikstof oxide. Maar hoeveel ieder van die broeikasgassen bijdraagt is niet duidelijk en wat het effect van vermindering van de uitstoot is dus evenmin.

Richard Tol, de Nederlandse vertegenwoordiger bij het IPCC, meent dat alleen een verwaarlozing van de dijken de Nederlandse overheid aan te rekenen zou zijn. Dat is een heel specifieke verantwoordelijkheid en de gevolgen van een dijkdoorbraak zijn berekenbaar. Maar de paniekzaaierij van de Haagse rechter noemde hij mesjogge. Er is geen rechtstreeks verband tussen de eigen uitstoot van CO2 en het gevaar dat Nederlanders lopen.

Het is aan de overheid om de relatieve urgentie te bepalen van de diverse maatregelen die binnen haar zorgplicht vallen. De rechter doet in zijn vonnis niet veel anders dan verwijzen naar overheidspublicaties die het bestaan van een urgentie onderstrepen, maar deskundigen als Tol menen dat het voor het klimaat weinig uitmaakt of we 20 of 50 procent minder Co2 produceren. De rechter ging hier met andere woorden duidelijk buiten zijn wetenschappelijke en daarmee ook buiten zijn juridische boekje.

Klimaatverdragen hebben geen rechtstreekse werking, dat wil zeggen dat burgers er zich niet op kunnen beroepen. Andere landen en in casu Duitsland, kunnen dat misschien wel jegens Nederland, maar die doen dat niet. Kennelijk zijn ze er van overtuigd dat er in dit opzicht geen sprake is van mismanagement van de Nederlandse overheid. Landen spreken elkaar op het niet nakomen van verdragen aan als er geen enkele twijfel kan bestaan over een contractbreuk en er aanwijsbare schade is in het klagende land.

Als er wel een aanwijsbare oorzakelijke particuliere schade is dan kan een gelaedeerde zelf klagen en een schadevergoeding vragen, ook trouwens als er geen verdrag is. In dat geval moet hij zijn schade wel kunnen kwantificeren. Dat was bijvoorbeeld het geval met de zoutlozingen van de Franse Kalimijnen in de Rijn. De Stichting voor schoon water die – vergelijkbaar met Urgenda – optrad voor het publieke belang werd bij die gelegenheid niet ontvankelijk verklaard. Te verwachten is dat dit in hoger beroep ook wel met Urgenda zal gebeuren. Zolang niemand aanwijsbare schade heeft is er geen reden voor rechters om in te grijpen. Dan is het de taak van de uitvoerende macht.

Daarmee is niet gezegd dat Nederland niet moet bijdragen aan de wereldwijde reductie van broeikasgasemissie, maar wel dat Nederland de koers die in de wereld wordt gevolgd om tot emissiereductie te komen en de prioriteiten die daarbij worden gesteld, niet alleen kan bepalen. Daarom is het goed dat dit in internationale verdragen wordt geregeld en dat Nederlandse rechters zich daarbuiten houden.

Het filosofisch kwintet dat in de zomer Buitenhof vervangt heeft zich ooit met deze kwestie bezig gehouden. De belangrijkste vraag die daarbij aan de orde kwam is of het de rechter vrijstaat om het beleid van de regering te toetsen aan de belangen waar een organisatie als Urgenda zich achter heeft gesteld en om dat te doen met behulp van zijn eigen natuurwetenschappelijke en politieke inzicht.

De rechter in kwestie had, vonden ze, erg zijn best gedaan om zijn inzichten op dit punt bij te spijkeren door het lezen en citeren van uitgebreide wetenschappelijke verhandelingen over het klimaat vraagstuk maar kon toch moeilijk verbergen dat hij op dit terrein een volstrekte amateur is en dat zijn vonnis daarom moeilijk erg kon overtuigen.

Het is wel duidelijk dat de fusie van de voormalige ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over meer kennis en wijsheid beschikt op milieu terrein dan een Haagse rechter. Een rechter kan als regel over de vraag of belangen behoorlijk zijn afgewogen alleen een oordeel geven wanneer een minister iets gedaan zou hebben dat kennelijk van de gekken is. Zolang dat niet het geval is, is het aan de minister en zijn departement om dit soort afwegingen te maken en horen rechters zich op dat punt afzijdig te houden. Even was aan de orde of in deze zaak sprong cassatie kon worden gehanteerd, dan waren we er sneller van af. Maar de minister vond dat de rechter op het punt van de feiten zijn huiswerk slecht had gedaan en dat het daarom eerst maar over gedaan moest worden bij het Hof.

Verder kwam bij het filosofisch kwintet aan de orde hier sprake was van een mogelijke staatsrechtelijke misser van de rechter maar zo zagen niet alle deelnemers het. De godsdienst wetenschapper vond het zelfs een uitstekend ´arrest´, waarschijnlijk ook om dat het erg lang was en er zoveel geleerdheid in verwerkt was.

Een rechter mag op grond van het Europese recht in sommige gevallen de Nederlandse wet opzij zetten als die in strijd komt een regelgeving van hogere orde. Maar ook het Europese recht laat het aan de overheden over om beleidsafwegingen te maken en beleid kan nu eenmaal niet anders dan marginaal worden getoetst.

Het kwintet bekeek de zaak filosofisch en niet juridisch, dus op hun oordeel over de juridische kwaliteit moet je ze misschien niet lastig vallen, maar je hoeft toch geen filosoof te zijn om te begrijpen dat als een rechter gaat bepalen hoeveel CO2 er uitgestoten mag worden de organisatie van onze overheid grondig op de schop zou moeten? Daar kan een rechter in een arrondissementsrechtbank toch onmogelijk voldoende kennis voor in huis hebben?

Men vond in het kwintet dat er een groot belang mee gemoeid was dat iedereen uitspraken van de rechter accepteert en dat is natuurlijk ook zo. Een van de moderatoren wees erop dat dit als algemene regel ook wel het geval is. Maar niet alle uitspraken zijn van dezelfde hoge kwaliteit en als rechters fouten maken mag daar op gewezen worden zelfs in de gevallen waarin niet iedereen over een onderwerp hetzelfde denkt.

Het CO2 niveau moet wereldwijd terug naar 40 % van wat het in 1990 was, te beginnen in Nederland en voorlopig eerst met 25% in 2020.

Maar Nederland is de wereld niet en de vermindering van de uitstoot hier heeft meer effect in Duitsland dan in het eigen land. Bovendien, hoe dwing je vermindering van de uitstoot af? Door elektrische centrales te sluiten en meer windmolen parken te bouwen of door je huis te bedekken met zonnepanelen? Of nog beter, door Thorium centrales te gaan bouwen, zoals Gerard Smals dat al jaren propageert? Zijn het rechters die hier in Nederland de politieke prioriteiten gaan bepalen. Of hebben we daar een regering voor, gecontroleerd door een Kamermeerderheid en bijgestaan door honderd duizend ambtenaren?

Je kunt de Staat der Nederlanden niet dwingen zonder dat een Kamermeerderheid achter je staat en dat is maar goed ook. Je mag als rechter een overheid veroordelen die zich niet aan haar eigen wetten en verdragen houdt maar voorschrijven wat die overheid moet doen is niet de taak van de rechter.
De wetgever creëert het recht door het maken van wetten en andere regelgeving.

De rechtsprekende macht bepaalt wat in concrete gevallen het recht is, dat daaruit voortvloeit. Zij zorgt er daarnaast voor dat voor het hele territoir waarvoor de wetten gelden er eenheid is in de rechtspraak, zodat het recht maximaal voorspelbaar blijft.

De uitvoerende macht tenslotte bestuurt het land, houdt zich daarbij aan de wet en voert de uitspraken van de rechters uit.

Bij deze verdeling is er geen plaats voor een rechter die de wetgever corrigeert door een gebrek aan adequate wetgeving dat hij constateerde onrechtmatig te verklaren. Marjan Minnesma, directeur van Urgenda, had de zaak waar het hier om ging aan de rechter voorgelegd en zij lichtte die toe: “Normaal gesproken hoop je dat de politiek het oplost, maar als dingen zo erg zijn dat de belangen van burgers worden geschaad, mag je naar de rechter stappen”.

Nee dus. Je mag er wel naar toe stappen, maar de rechter is er om op basis van de wet recht te spreken, niet om een wetgever te veroordelen die in zijn ogen in gebreke blijft. Minnesma c.s. hadden een Kamermeerderheid en de regering zover moeten krijgen om de wet aan te passen. De weg via de rechter was ondemocratisch en de uitspraak was een veel ernstiger misstap van de betrokken rechter dan in de publiciteit tot uiting is gekomen.


Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

2 reacties

  1. Theo schreef:

    Zeker. Een duidelijk artikel van Kasdorp; te weinig wordt deze kennelijke misstap in de publiciteit gedracht.
    En intussen wordt dit onterechte vonnis wel in de concrete politiek gebruikt om toepassing van windmolens, zonnepanelen, biomassa en andere twijfelachtige energieproductie, in de wandeling “schoon’ geheten, te bevorderen, en de bestuurders geven gretig aan die druk toe.

  2. Cool Pete schreef:

    Leerzaam artikel.
    Het alarmerende is, dat er nogal wat rechters zijn, die VINDEN dat ze van alles mogen
    verzinnen en hun meningen overal in mogen brengen. Met rechtspraak heeft zulks
    bitter weinig te maken.
    Kan De Hoge Raad dit niet ontkrachten ?