DE WERELD NU

Steeds meer mannen op straat & de erosie van onze derde cirkel

derde cirkel

Onze steden zijn veranderd: de afgelopen 800 jaar was in ons land (en in heel West-Europa) de stad vooral de plek van zwakkelingen: bejaarden, gehandicapten, vrouwen, kloosterlingen, kunstenaars, geleerden, ambtenaren en politici.

De onzichtbare man
De stoere mannen waren op zee, in het leger en het allerbelangrijkste: ze deden het zware boerenwerk op het land ver weg van de stedelingen.

Zelfs na de grote trek naar de stad in de 19de eeuw door de introductie van guano en door de mechanisatie van de landbouw enerzijds en door de industrialisatie met als gevolg de bouw van de 19de eeuwse wijken, zoals de Pijp en de Schilderswijk, anderzijds, bleven mannen minder zichtbaar op straat vanwege de lange werkdagen (aanvankelijk 14 uur per dag, en alleen op zondag vrij).

In de tijd van de Koude Oorlog waren jongemannen op de leeftijd dat sommigen de neiging hebben zich te doen gelden anderhalf jaar of meer dienstplichtig en dus quasi onzichtbaar; ze reisden zelfs in speciale militaire treinen. Zo bleven dus tot eind negentiger jaren permanent twee (later een) jaargangen jong-volwassenen buiten beeld. Maar, ze waren ook niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt en zo was er ruimte voor gastarbeiders die met hun hier verdiende geld de economie van hun pro-westerse vaderland konden steunen.

De zichtbare man
De gastarbeiders veranderden het straatbeeld: vanaf de 60’er jaren werden pleinen en stationshallen mannenhangplekken. In contrast hiermee zijn de rijkere buitenwijken de habitat van gepensioneerden en dus vooral van vrouwen, die na hun twintigste traditioneel een groeiende demografische meerderheid waren. Inmiddels heeft in enkele Duitse steden de immigratie geleid tot een on-Duitse masculiene youth bulge.

Deze verstoring van ons beeld van de openbare ruimte was een van de redenen dat PvdA-held Joop den Uyl de gezinshereniging doordramde, die een bevolkingsexplosie veroorzaakte met de cascade van sociale ontwrichting en stagnatie van de welvaarttoename die ons nu boven het hoofd groeien.

Helaas kwam er niets terecht van het herstel van een – in onze perceptie – evenwichtig straatbeeld, omdat het nu juist kenmerkend is voor de mores in de landen waar veel immigranten vandaan komen om veel tijd door te brengen in de openbare ruimte, en hun vrouwen achter de voordeur te houden. Zo werden (werkloze) mannelijke arbeidsmigranten en steeds meer anderen gemigreerden de meest opvallende staffage van de openbare ruimte. En het zal niet vanzelf minder worden, want het mannen overschot neemt wereldwijd toe doordat in veel landen zoals het volkrijke India abortus en sexocide van meisjes tegenwoordig bon ton zijn. In de Punjab zou de verhouding meisje-jongen momenteel 3: 10 zijn. In zowel India als China zou inmiddels een vrouwentekort zijn van 40 miljoen. In het straatbeeld is goed te zien dat de pioniers van deze niet-Europese testosteronbrigades, met hun exotische waarden en normen ons land hebben bereikt. Mede daarom getuigt het beleid van Gemeenteraden in bijvoorbeeld Den Haag, Amsterdam, Utrecht en Alkmaar om de prostitutie te beperken, van een grenzeloze wereldvreemdheid.

Oerbeelden en oerangst
Wat is er mis met oververtegenwoordiging van mannen in de publieke ruimte?

Als het waar is dat we een oerbeeld hebben van de natuur: het parkachtige landschap zoals de Serengeti of de Veluwe, dan hebben we wellicht ook een (wat jonger) oerbeeld van de stad met weinig mannen.

Dat er aangeboren oerangsten bestaan blijkt onder meer uit recent onderzoek van het Max-Planck instituut dat aantoont dat afkeer en angst voor bijvoorbeeld spinnen en slangen ook bij babies voorkomt en dus aangeboren is omdat de natuur kennelijk slechte ervaringen van vorige generaties genetisch vastlegt.

En vreemde mannen zijn millennia lang evenzeer bedreigend gebleken: als soldaten in een veroveringsleger, en daaraan gepaard moord, marteling, slavernij, verkrachting, brandstichting en plunderingen. Of gewoon loslopende gevaarlijke gekken en criminelen.

Kortom vreemde mannen wekken a priori geen sympathie. Daarom stemt u bij de verkiezingen waarschijnlijk liever op een onbekende vrouw dan op een onbekende man. En daarom gebruikt de reclame industrie liever beelden van aantrekkelijke vrouwen dan van dito mannen. Het gebruik van vrouwenplaatjes heeft dus primair niets te maken met lust, maar met de ongeschiktheid van mannen. Er zijn uitzonderingen: de duidelijk verwijfde man en de ‘geneutraliseerde’ man: verkleed als Sinterklaas, Zwarte Piet of omhuld door een witte jas in de medische sector.

Ook het koopgedrag van kunstliefhebbers toont de aversie jegens onbekende mannen: een portret van een onbekende kasteelvrouwe uit de 18e eeuw wil men nog wel kopen en ophangen, maar dito mannen raakt men aan de straatstenen niet kwijt. De Belgische kunstenaar Thierry Poncelet kat 18e-eeuwse mannenportretten daarom om naar hondenportretten.

derde cirkel

Nationale eenheid
Wie het niet prettig vindt om te vertoeven tussen groepen onbekende mannen heeft dus geen fobie, doch is gewoon een man of vrouw die genetisch geneigd is om op z’n qui vive te zijn.

Indien vreemden ook nog een onverstaanbare taal spreken en er andere fatsoen mores op na houden, wordt de barrière nog hoger. Vroeger, toen we allemaal nog één taal spraken, werden we nog wel eens wijzer door het ongewild horen van gesprekken tussen vreemden. Zo kregen we begrip voor standpunten die belangrijk waren in andere sociale klassen of andere generaties.

Daar komt nog bij dat ons land al eeuwenlang geldt als de meest klasseloze maatschappij. Het beschavingsoffensief van het eind van de 19de eeuw en later de algemene dienstplicht die de inwoners van de vroegere gewesten dichter bij elkaar brachten, maakten ons land bijzonder.

Ook de TV met slechts één nationale zender bracht eenheid: overal in ons land keken we naar het zelfde Journaal, Ard en Keessie, ‘Open het Dorp’ en de Oudejaarsconferenties.

Fragmentatie
De nieuwkomers daarentegen hebben onze samenleving weer gefragmenteerd. Vanuit hun culturele achtergrond gaat het vooral om de eigen concrete Gemeinschaft en niet om de wat abstractere Nederlandse Gesellschaft. Ze hebben ook andere belangstelling dan wij: hún voetbalclub is niet Ajax of Feyenoord. En ze komen vaak uit de heffe des volks, en daar kunnen we dus niet zo goed meer mee omgaan; en dat wordt allemaal nog versterkt doordat ze vaak komen uit regio’s waar andere fatsoensnormen gelden dan bij ons: Soms simpele dingen zoals een andere opvatting van de persoonlijke ruimte: niet de armlengte afstand bewaren zoals het communicanten wordt aangeleerd; en dus staat de snel wassende groep nieuwkomers uit Azië, net als de toeristen uit die regio, in de supermarktrij mijn rug te ‘masseren’, zoals ook zakkenrollers plegen te doen. Een ander voorbeeld: Wij Nederlanders verdelen de openbare ruimte. Als we de stadsbus binnenkomen en er is alleen één andere passagier, dan gaan we in een ander deel van die bus zitten, zo niet veel nieuwkomers/ toeristen, zij vinden het volstrekt normaal om naast u op een bankje te gaan zitten ook al is de rest van de bus leeg. Idem dito op het strand of in het park.

Omgekeerd zijn onze gewoontes zoals met vreemden een praatje maken als lotgenoten wachtend bij de bushalte, maar ook zelfspot, klagen en jennen zijn hen vreemd, en worden dus verkeerd begrepen. Wat tot vervelende situaties kan leiden. En omdat niemand zin heeft in gedoe, worden contacten maar vermeden.

Maar al doende zijn we in een zorgelijke toestand beland. En dat is niet alleen slecht voor de sociale cohesie, maar ook slecht voor het individuele psychisch welzijn.

Kersttoespraak
De tekstschrijver van de Kersttoespraak van Koning Willem Alexander formuleerde het dit jaar wel erg navrant:

” Het lijkt steeds moeilijker te worden om elkaar in het dagelijks leven te ontmoeten. De plaatsen waar heel uiteenlopende mensen elkaar van oudsher tegenkomen – kerk, kantoor, café, sportclub, school – verliezen die verbindende functie steeds meer; misschien is het ziekenhuis nog wel de enige plek waar je in contact komt met mensen met een andere achtergrond en levensstijl.”

De drie cirkels
De meeste mensen kunnen niet buiten de drie ‘sociale cirkels’ zoals weergegeven door een Venndiagram met drie overlappende cirkels, met de contente burger in het centrale driehoekje. Die drie cirkels staan voor respectievelijk een prettige thuis situatie, een prettige werk/schoolomgeving en sociale contacten in de (semi)openbare ruimte. Er zijn maar weinig mensen die happy zijn als kluizenaar, en sommigen raken al uit balans als maar een enkele van de drie cirkels omvalt. Nieuw is dat de existentiële bedreiging voor het individu niet meer alleen wordt getriggerd door het verdwijnen van de eerste en/of de tweede cirkel: een veilig thuis en/of werk , maar door de erosie van de tot voor enige decennia vanzelf sprekende derde cirkel, ook wel het derdengebied genoemd. Dan gaat het dus om het wegvallen van contacten met kennissen in kerk of kroeg en de buren; maar ook om contacten met (on)bekenden op straat, in winkels en in het openbaarvervoer of wachtend op de trein. Want als buurtbewoners een andere taal spreken, andere normen en waarden hebben en andere etiquetteregels (een vrouw niet voor laten gaan, spuwen, nasissen, ‘folkloristische’ kleding die afstand creëert en uitstraalt dat men georiënteerd is op de eigen etnische verwanten en niet op onze Nederlandse maatschappij), dan is het derdengebied niet meer ‘eigen’ en dus niet langer bonus maar malus.

Unheimisch
En er hoeft slechts een klein gebied te zijn wat als unheimisch wordt ervaren, om voor de normale burger ook de rest van het derdengebied ontoegankelijk te maken en hem zo te beroven van een belangrijk deel van zijn sociaal leven en van zijn bijdrage aan de sociale cohesie van stad en land.

Politieke partijen
Het is geen wonder dat bijeenkomsten van politieke partijen en vakbonden (en andere verenigingen) ’s avonds steeds minder worden bezocht. Men heeft steeds meer angst om bij donker de deur uit te gaan Dat wordt nog versterkt door het meer dan halveren van het aantal gemeentes, waardoor de reistijd naar een vergadering flink is verlengd en dus steeds meer risico’s met zich mee brengt. Dat is buitengewoon slecht voor onze democratie en zowel in de lokale- als in de nationale politiek schept dat ‘kansen’ voor het zogenaamde partijkartel dat vaak meer in de eigen carrière is geïnteresseerd dan in het wel en wee van ons Nederlanders.

Door de nolens volens genomen beslissing om ’s avonds de deur niet uit te gaan wordt niet alleen de thuisblijver gedupeerd, maar ook de wel-aanwezigen, die beroofd worden van een rijk politiek debat en van de voor ons welzijn nodige sociale contacten, die het weefsel vormen van sociale cohesie. En daarvoor kan internet slechts zeer ten dele een Ersatz zijn. Het tij moet worden gekeerd, maar hoe?

De inmiddels wat verstomde roep om “meer blauw op straat” heeft dus niet alleen te maken met boeven vangen, doch vooral ook met de wens om onze openbare ruimte weer voor ieder toegankelijk en aantrekkelijk te maken en ons maatschappelijk functioneren te herstellen.


Dit essay verscheen eerder op Polderland

5 reacties

  1. Martina Theuns schreef:

    Goeie analyse! Met veel plezier gelezen. Dank je wel.

  2. Jantje schreef:

    Het is een heldere analyse. Het probleem is dat je “vecht” tegen hechte clans, die mekaar meteen te hulp schieten indien nodig. Daarnaast pis je altijd naast de pot als je het recht in eigen hand neemt. Dit i.t.t. tot het tuig dat je te lijf gaat. Dat wordt, door de rechters en allerlei “hulpverleners” de hand boven het hoofd gehouden.
    Zij kunnen immers rustig iemand doodrijden, zolang ze maar met zijn tweeën op een scooter zitten. Ze worden vrijgesproken en er volgt geen hoger beroep.
    Kutland.

  3. Johan P schreef:

    Hoewel allemaal waar mis ik hier toch de verdieping: de andere sociale mores die wordt meegebracht door nieuwkomers leidt namelijk ook direct tot meer criminaliteit.
    Het is niet direct zo dat de langere reisafstand een belemmering is. Anders dan 30 jaar geleden is er tegenwoordig beter openbaar vervoer en heeft men eerder de beschikking over een bromfiets of auto dan destijds. Technische vooruitgang maakt de grotere afstand wat minder relevant.
    Echter, het gebruik van openbaar vervoer wordt een stuk onaangenamer als datzelfde openbaar vervoer opeens een verzamelplaats wordt voor nieuwkomers, die een andere taal spreken en zich vaak -gemeten naar de west-Europese waarden en normen- onbeschoft en opdringerig gedragen. Al helemaal als de reizende persoon een jonge vrouw is.

    Dat alles zou nog tot daar aan toe zijn als het hier ging over echte nieuwkomers, zij kennen immers de hier geldende normen en waarden (nog) niet. Waar het mis is gegaan is dat de overheid er nooit enige moeite voor heeft gedaan onze normen en waarden (en taal) dwingend op te leggen en harde eisen te stellen. Met sancties als terugsturen voor diegenen die falen of weigeren.
    Maar in plaats van onze cultuur op te leggen aan de nieuwkomers werd er verwacht dat zij dit op eigen houtje zouden doen. Niet geheel onredelijk vanuit ons eigen standpunt. Europese immigranten naar bv de VS, Canada, Nieuw Zeeland en Australie pasten zich ook aan. Je leerde de taal, veel mensen pasten hun eigen naam aan door een roepnaam te kiezen die ook in die taal goed was uit te spreken en velen lieten na een tijdje ook hun familienaam aanpassen. Je sloot je aan bij lokale verenigingen en deeed je best om te integreren. In veel gezinnen was het zelfs normaal dat als de kinderen van school thuiskwamen de ouders weigerden de eigen taal te spreken om zo de kinderen niet de kans te geven terug te vallen.
    En zelfs nu zien we datzelfde grdrag. Om dicht bij huis te blijven, mijn ouders zijn na hun pensioen naar Spanje vertrokken. En ja, ze zijn daar o.a. lid van een ‘nederlandse club’ van gelijkgestemden. Echter, op een enkeling na spreken ALLE leden daar ook spaans. En in het dagelijkse leven, voor boodschappen, doktersbezoek, verzekering, bankzaken, belastingen etc, etc wordt alles in het spaans gedaan.
    Hoe anders is de mores van de nieuwkomers uit de arabische en afrikaanse landen. De eigen taal wordt gehandhaafd, waardoor kinderen alleen op school in aanraking komen met het nederlands. Met als gevolg dat ze een enorme achterstand oplopen. Helaas doet die 2e generatie hetzelfde, waardoor het probleem blijft voortduren. Hetzelfde voor de namen. Geen poging tot integratie door een meer lokale naam aan de kinderen te geven, integendeel.
    Deze achterstand blijft dan ook parten spelen voor de gehele groep. En een achterstand in onderwijs en met name de taal reduceert de kans op een goede baan, waardoor de verlokking tot crimineel gedrag wordt vergroot. Deze effecten versterken elkaar in een eindeloze vicieuze cirkel.

    En de overheid faciliteert hen, i.p.v. dit te ontmoedigen. Folders in allerlei talen. Speciale ambtenaren die diverse talen spreken, overheidspapieren en formulieren die in die talen worden geprint. Speciale activiteiten op school, ook al in de eigen taal.
    En dan de weigering van de overheid om hen die niet wensen te integreren de keus te geven: aanpassen of teruggaan. En naarmate deze groep in omvang toenam werd de overheid steeds huiveriger voor het oppakken van deze klus, waardoor er nu een onhoudbare situatie is ontstaan.

    Er zijn nu eenmaal diverse culturen. En niet alle culturen zijn gelijk of zelfs maar gelijkwaardig. Maar een land dat een sterke sociale cohesie wil behouden kan dat alleen doen door de eigen cultuur op te leggen. Landen met een mono-cultuur zijn stabieler dan landen met een mix van culturen.
    Eerlijk gezegd, ik kan geen beter voorbeeld vinden dan deze clip van Mark Steyn over ‘multiculturalism’ die het heel juist verwoord.

  4. Erik schreef:

    Duidelijk en zeer herkenbaar.

  5. Cale schreef:

    Goed artikel! Echter werd dit alles in de Jaren 80 al opgemerkt door velen. We zijn nu 40 jaar verder. En we blijven maar opmerken.. Welterusten allemaal.