DE WERELD NU

Er zit sleet op onze democratie en ons begrip er van

liberale democratie

Dit weekend heeft de redactie twee korte essays van Toon Kasdorp over democratie samengevoegd tot een aaneengesloten geheel. Ze zeggen beide veel over het begrip democratie, en zijn naar ons oordeel in deze hysterische tijden belangrijk om kennis van te nemen.

Democratie is tegelijk een actueel en een historisch begrip. Historisch heeft het uiteenlopende betekenissen gehad. Het is ooit begonnen met de gedachte dat een stadstaat niet onderworpen hoorde te zijn aan de wil van een enkele persoon of die van een minderheid van haar burgers. Iedereen met burgerrecht hoorde deel te kunnen nemen aan het bestuur. Kon dat, zoals in het Athene van Pericles, dan had die stad een democratie en geen oligarchie of tirannie. Dit soort democratie bleek in de praktijk niet erg goed te werken. Het bleek te weinig stabiel en is daarom als staatsvorm snel weer in onbruik geraakt. Het is een theoretisch model gebleven tot aan de Amerikaanse en Franse revoluties van de achttiende eeuw. Toen werd het in de staatkundige praktijk geherintroduceerd en is daarna in snel tempo geëvolueerd. Democratie als staatsvorm is iets anders dan een republiek. De republiek is een veel breder begrip en die staatsvorm hoeft niet noodzakelijk democratisch te zijn.

Een republiek was in de oudheid en in de renaissance een stadstaat met een publieke ruimte, waarin het bestuur maar ook andere openbare aspecten van het leven van de stad zich afspeelden. Letterlijk betekent res publica de zaken die iedereen aangaan. Een republiek kon democratisch zijn zoals Athene of oligarchisch worden bestuurd zoals Venetië, of iets er tussen in, zoals Rome. Hannah Arendt heeft daar een mooie analyse van gemaakt in haar bekende boek Elemente und Ursprünge totaler Herrschaft.

De commissie Giscard/DeHaene, die de Europese grondwet heeft voorbereid, heeft zich met het onderwerp democratie bezig gehouden omdat ze die als kenmerkend voor Europa beschouwde, maar heeft noch het historische noch het actueel staatsrechtelijke begrip echt goed omschreven.

Democratie is tegenwoordig in hoofdzaak een ethisch begrip geworden. Het markeert in positieve zin het soort staatsbestel dat we hebben in Europa en de Engelstalige landen van overzee waarmee we ons onderscheiden van de oude communistische landen en de autocratische regeringen in de meeste andere plaatsen in de wereld.

Nederland is een democratisch land, wat wil zeggen dat de belangen van minderheden bij de meerderheid in goede handen zijn en dat er niet geregeerd kan worden tegen de nadrukkelijke wens van de meerderheid. Er bestaat algemeen kiesrecht.

Wij en alle andere westerse landen zijn niet democratisch in de zin van het oude Athene of in de zin waarin de vroege verlichting democratie nog definieerde. Het tegenwoordige begrip democratie komt voor het eerst voor bij Alexis de Tocqueville, hoewel de samenleving die hij als democratisch beschreef op een essentieel punt afweek van de onze. De jonge VS van de negentiende eeuw, waar hij over schreef, was een samenleving van economisch zelfstandige burgers. Wie niet zelfstandig was en niet voor zich zelf kon zorgen, nam aan de samenleving geen deel. Dat gold voor de slaven en voor de nieuwe immigranten en het gold voor vrouwen en kinderen. Algemeen kiesrecht bestond daarom nog niet, men hoorde een zelfstandige bijdrage aan de samenleving te kunnen geven om mee te mogen praten.

Ook in Europa is het algemeen kiesrecht voor iedere volwassene, zelfstandig of niet, een zaak geweest van de twintigste eeuw. Iedereen heeft nu wel kiesrecht, maar dat wil niet zeggen dat iedereen ook macht heeft. De macht van de kiezer is beperkt tot het uitbrengen van een stem op een lijst waarvan de samenstelling in handen is van politieke partijen. Deze democratie van ons zou door Hobbes of Spinoza een oligarchie zijn genoemd. Het zijn de politieke partijen, niet de burgers, die de centra vormen van de macht in de samenleving. Het is het overheidsapparaat dat (top down) voor governance zorgt, tezamen met de maatschappelijke organisaties, die (bottom up) diensten verlenen aan de samenleving op punten waar de overheid zelf geen taak onderkent.

Tot vijftig jaar geleden was dit nog het Nederlandse plaatje, maar intussen is ook dat nu verleden tijd. Onder leiding van de PvdA en het CDA heeft de overheid de totale verantwoordelijkheid voor de samenleving in de hand genomen en de verzorgingsstaat in de plaats gesteld van een economisch zelfstandige burger. Iedereen kan nu voor zijn levensonderhoud op de overheid terugvallen en iedere economisch zelfstandige draagt een substantieel deel van zijn inkomen en vermogen af aan de staat.

Na de democratie in de klassieke betekenis van het woord, een regering door de burgers, is intussen ook de democratie in de zin van De Tocqueville, de regering door afgevaardigden van de burgers, al weer verleden tijd geworden. We hebben geen regering meer vanuit het volk, waarbij dat volk kan worden gedefinieerd als de economisch zelfstandige burgers. We hebben een kartel van politieke partijen, overheidsinstanties, maatschappelijke organisaties en media, dat als een deken over Nederland heen ligt. En wat voor Nederland geldt ook voor de andere westerse landen.

De volksinvloed zoals De Tocqueville die beschreef is wel erg indirect geworden. Bij hun onderlinge concurrentie moeten de leden van het kartel nog wel rekening houden met de publieke opinie zoals die tot uiting komt in periodieke verkiezingen. Van een rechtstreekse invloed van burgers op de politiek is daarbij geen sprake meer. Wanneer iemand een mandaat krijgt van anderhalf miljoen kiezers, maar standpunten kiest die het kartel niet bevallen, dan wordt het democratisch gevonden die standpunten te negeren en de anderhalf miljoen kiezers ook.

Democratie is goed voor het onderlinge vertrouwen in een samenleving en het legitimeert de staatsleiding. Onderling vertrouwen is een noodzakelijke voorwaarde voor welvaart en geen staat kan zonder erkenning en legitimiteit. Democratie is dus nodig, maar waar zij niet zonder meer voor zorgt is voor governance en leiding. En dat zijn beide voorwaarden voor de instandhouding van de samenleving.

Governance omvat de technische aspecten van de organisatie van de samenleving, leiding is bestuur van het land gebaseerd op inzicht in de noden van de mensen en in de richting waarin veranderingen in de samenleving plaats moeten vinden. Governance en leiding zijn niet hetzelfde en kunnen onder omstandigheden met elkaar in strijd komen, maar ze zijn beide nodig. Het ontbreekt Nederland op het ogenblik misschien wel aan allebei.

We zijn op zoek naar een nieuwe visie om leiding te geven aan de nieuwe samenleving die zich de laatste vijftig jaar heeft ontwikkeld. Haar eerste taak zou moeten zijn om het overheidsapparaat te hervormen en aan te passen aan de nieuwe behoeften. Het ligt in onze traditie en is daarom ook noodzakelijk dat deze nieuwe leiding en de nieuwe overheid democratisch zal worden gelegitimeerd. Maar hoe we aan het begrip democratie een nieuwe en aangepaste inhoud moeten geven is nog niet duidelijk. De oude Griekse betekenis van een regering door een volksvergadering van burgers is niet reproduceerbaar, als we dat al zouden willen. Daarvoor zijn de staten en de samenlevingen te groot geworden en de burgers te anoniem. We kunnen niet zonder representatie en er zal dus opnieuw een mengvorm van oligarchie en democratie moeten komen Wel zou het overweging verdienen om een nieuwe democratie te baseren op de mensen en organisaties die een zelfstandige positie in de samenleving innemen en die niet van de overheid afhankelijk zijn. Dat zou betekenen dat aan het begrip zoals het door De Tocqueville werd gehanteerd nieuw leven zou moeten worden ingeblazen. Doen we dit niet dan zal onder de naam democratie ons staatsbestuur afglijden naar een soort DDR, naar de definitieve Untertanenstaat. De resultaten daarvan hebben we in Oost-Europa kunnen zien en ze zijn niet voor een herhaling vatbaar.

Het probleem zal worden om de internationaal georiënteerde organisaties en personen van wie we voor het geven van leiding afhankelijk zijn weer in het bestuur van Nederland geïnteresseerd te krijgen. Een probleem zal ook zijn om in dat bestuur voor hen plaats te maken. Aan de gesloten oligarchie van de bestaande politieke partijen zou daarom eerst een einde moeten komen. Anders krijgen we een herhaling van wat er in de achttiende eeuw gebeurde: een overheid die zich afsluit voor invloeden van buiten en ondernemende burgers die emigreren naar elders waar aan hun bijdrage wel waarde wordt gehecht.

Het begrip democratie

Peter Giesen schreef zeven jaar geleden in de Volkskrant een verhandeling over het begrip democratie. Hij verstaat daaronder de vorm van partijregering die wij in Nederland de laatste paar honderd jaar hebben gehad. Die was in oorsprong gebaseerd op het zuilensysteem. De partijen vertegenwoordigden apart of tezamen een groepering in de samenleving en in onderlinge samenwerking maakten ze het land regeerbaar. Met de zuilen is eigenlijk de grondslag voor de oude partijen verdwenen. Wat we nu zien is een vorm van na-ijlen. Zij brokkelen af en nieuwe partijen[1] verschijnen en verdwijnen zonder dat ze wortel lijken te schieten in de samenleving.

Giesen – of de redactie die zijn essay van een illustratie voorzag – ziet de democratie als een leeggelopen ballon. De toonzetting van zijn stuk is in mineur. De kiezer neemt volgens Giesen niet langer deel aan het publieke leven en verwacht van de regering geen bestuur meer maar een vorm van dienstverlening. Hij legt uit waarom de kiezer dat verkeerd ziet. Hij stelt dat de politiek een kwestie is van compromissen en dat niemand ooit precies krijgen kan wat hij hebben wil. Het beste is zo’n beetje een situatie waarin iedereen in gelijke mate ontevreden is. Tevreden kiezers hebben, dat kan eigenlijk per definitie niet in zijn opvatting over democratie.

Toch lijkt mij dat je een overheid die door de meerderheid van de bevolking niet meer als legitiem wordt aanvaard niet langer democratisch kunt noemen. Maar ook verder valt over het begrip democratie wel meer te zeggen dan Giesen deed.

Democratie is zeker niet alleen een kiessysteem of een partijregering. Het begrip vormt een belangrijk onderdeel van de ethiek van het humanisme. Samen met de mensenrechten staat de democratie aan de basis van de wereldorde zoals die in het Charter van de VN is neergelegd en in de diverse westerse grondwetten tot uiting komt. Democratie staat als het goed is tegenover totalitarisme en het totalitarisme op haar beurt was kenmerkend voor de communistische en nationaal socialistische regimes die een deel van de wereld in de twintigste eeuw gedomineerd hebben. In de Koude Oorlog en eerder in de Tweede Wereldoorlog hebben dat soort regimes om de hegemonie gestreden met het westen, en de democratie heeft daarbij gezegevierd.

Over democratie en totalitarisme is veel geschreven, onder meer door de Franse politieke filosoof Lefort. Die ziet het totalitarisme als de leer die de samenleving voor een organisme[2] houdt, wat hij als een misvatting beschouwt. De democratie ziet hij in navolging van Griekse filosofen als een rationele manier om de samenleving te organiseren. Hij ziet verder de democratische en de totalitaire staat als twee verschillende uitingsvormen van dezelfde moderniteit, waarbij de eerste de politiek in leven houdt en de tweede de politiek vermoordt door de publieke ruimte uit de samenleving te bannen.

Ik denk dat Lefort dat eerste punt niet juist ziet, maar het tweede wel. De samenleving is wel degelijk een biologisch organisme dat aan zijn eigen biologische en historische wetten gehoorzaamd en dat maar heel gedeeltelijk maakbaar is. Zij kan door de overheid wel beïnvloed worden maar het aantal ongewilde veranderingen is veel groter dan het aantal dat door de overheid gepland is. De bedoelingen van de overheid worden zelden verwezenlijkt op de manier waarop zij worden geconcipieerd. Dat is inherent aan het eigen leven dat een samenleving leidt en waarvan de overheid wel een noodzakelijk onderdeel, maar niet het enige aspect is. Van een samenval van staat en samenleving zoals de Duitse staatsrechtgeleerden uit de negentiende eeuw die zagen kan geen sprake zijn.

De totalitaire staat impliceert veel meer een overheid die geen beperkingen erkent en in elk geval zich zelf die beperkingen niet oplegt. Het is de staat die haar macht uitoefent op alle terreinen van het leven en een recht daartoe pretendeert. Een democratische staat beperkt zich tot de taken die haar bij de grondwet worden opgelegd en houdt zich aan de regels van het recht. Democratie en rechtsstaat zijn daarom nauw verwante begrippen. Je kunt met name geen democratie hebben zonder rechtsstaat.

Een totalitaire staat ziet niet de samenleving maar zich zelf als de bron van alle recht en brengt daar veranderingen in aan als het geldende recht haar niet langer past.

Zo beschouwd heeft Nederland een staatsvorm met bepaald totalitaire trekken, gekleed in een democratische jas. Onze overheid erkent geen grenzen aan haar macht tegenover de burgers en ziet zich zelf als de bron van alle recht. Neem het voorbeeld van het jonge meisje dat van haar vader, die de voogdij over haar had, de wereld rond mocht zeilen. Dat wilde ze graag en naar de mening van de vader kon ze dat ook. Onze overheid vindt in zulke gevallen dat zij ouders kan voorschrijven hoe ze hun kinderen moeten opvoeden, ook in gevallen dat er met die ouders niets loos is. Ze meent ze uit hun ouderlijke macht te kunnen ontzetten uitsluitend omdat wat zij met hun kinderen doen haar niet bevalt. Ook zonder dat er een wet kan worden aangewezen die de betrokken ouder zou hebben geschonden.

Een ander voorbeeld. In Amsterdam bevordert de gemeentelijke overheid het ene geloof boven het andere[3] als een bijzondere uitwerking van het beginsel van de scheiding van kerk en staat, en doet dat door op een terrein te komen wat vanuit democratisch gezichtspunt bekeken niet het hare is.

De Nederlandse overheid maakt het recht en bepaalt zelf of dat binnen de grenzen van de grondwet gebeurt of niet. Maakt zij een wet die met de grondwet strijdt dan geldt die niettemin. Wat er aan de Nederlandse overheid democratisch is, is het kiesstelsel en de humanistische ideologie en het als regel afzien van geweld bij het afdwingen van haar opvattingen. Voor het overige is zij totalitair en in dat opzicht vergelijkbaar met andere totalitaire stelsels zoals het communisme of het fascisme, maar ethisch wel beter natuurlijk.

De samenleving is een organisme dat al bestond bij onze hominide voorouders en dat dus aan het ontstaan van de menselijke soort voorafgaat. Het is waarschijnlijk dat wij onze bijzondere plaats in de wereld aan onze samenleving ontlenen en niet andersom. Hoe dan ook, de discussie daarover hoort thuis in de paleontologie en de evolutiebiologie. Samenlevingen zijn zowel historische als biologische fenomenen en filosofen als Lefort en Giesen zouden bij de genoemde wetenschappen te rade moeten gaan voor zij daar opvattingen over publiceerden.

Historisch blijkt dat ingrijpen van de overheid in de samenleving altijd meer en andere gevolgen heeft dan bedoeld was. Dat alleen al zou de overheid tot terughoudendheid moeten bewegen. Maar er zijn meer praktische overwegingen die een totalitaire vorm van overheid altijd tot een mislukking maken. Een top down vorm van organisatie vereist een regelgeving die om een voortdurende aanpassing en uitbreiding vraagt. Het is een zich zelf versterkend proces waar nooit een einde aan komt. Een samenleving is met regelgeving wel richting te geven maar niet te besturen. Zeventig jaar communisme heeft daarvoor afdoende bewijs geleverd.

Hoe meer de staat zich beperkt tot de haar bij de grondwet opgedragen taken des te meer ruimte komt er voor democratie en voor efficiency.

Deze wat ruimere opvatting over democratie geeft meer ruimte tot aanpassing van het heersende regime dan de opvatting-Giesen. Dat een aanpassing nodig is om vorm te geven aan de bezwaren van de burgers tegen het functioneren van de bestaande overheid lijkt mij voor de hand te liggen. Een krampachtig vast houden aan iets dat anderhalve eeuw geleden geschikt was voor een samenleving die in alle opzichten anders was dan de tegenwoordige, dat gaat niet werken.


  1. Groen Links is een goed voorbeeld. Maar ook D66 is niet echt geworteld in de samenleving.
  2. Hitler koesterde inderdaad sociodarwinistische opvattingen die hij ontleend had aan Spencer. Die opvattingen impliceerden wel een organisch samenlevingsbegrip, maar zowel het begrip van Spencer als het begrip Reich en Volk, dat Hitler uitdroeg in Mein Kampf waren nogal primitief en hebben de Darwinistische kritiek niet kunnen doorstaan.
  3. Praktisch: door een moskee subsidie te geven door via een woningbouwvereniging grond aan haar te verkopen voor een te lage prijs. Theoretisch: in redevoeringen van de burgemeester en notities van B en W. De gemeente Amsterdam staat daarin niet alleen. Zij beroept zich op een keur van sociologische publicaties en uitspraken van congressen. Ik noem er een aantal:
    – Justitiële verkenningen, jrg. 33, nr. 1, WODC, Den Haag.
    – PAS (2007) Platform Bijeenkomst Scheiding van geloof en staat, 28 juni 2007, Zuiderkerk
    – Amsterdam. Scheiding geloof en staat, Heel Amsterdam 1e jaargang, nr. 1, juni 2007, Gemeente Amsterdam.
    – Tweede Kamer (2006) Grondrechten in een pluriforme samenleving. Brief van de minister dd. 8 maart 2006, vergaderjaar 2005 – 2006, 29614, Nr. 10. SdU Uitgevers, Den Haag.
    – Vermeulen, B.P. artikel 6 Grondwet (2000) in “De Grondwet. Een systematisch en artikelsgewijs commentaar” W.E. Tjeenk Willink, Deventer, derde druk. Scheiding kerk en staat. Directie Juridische Zaken, bestuursdienst, Gemeente Amsterdam.
    – WRR (2007) Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie. AUP, WRR Verkenningen, Amsterdam

Deze beide essays verschenen eerder apart op het Blog van Toon Kasdorp. U vindt Er zit sleet op de Democratie hier, en Het begrip democratie hier.

4 reacties

  1. max schreef:

    de 4 kerntaken zijn bekend: veiligheid, onderwijs, zorg en infrastructuur.

  2. Willem Jongkind schreef:

    Waar Toon het heeft over samenleving (beweeglijke verhoudingen) bedoelt hij meestal maatschappij (vastgelegde regels). Deze begrippen niet onderscheiden maakt de tekst verwarrend en lastig ‘precies’ te begrijpen. Toch een interessant stuk.

    Democratie a la Toqueville is volgens mij weer realiseerbaar met 1) invoering #BasisInkomen waardoor iedereen economisch zelfstandig burger is en 2) representatie met zelfstandige volksvertegenwoordigers die doorlopend gelegitimeerd worden, of anders weggestuurd (elke burger kan op elk moment zijn legitimatie intrekken en bij iemand anders beleggen). Dan krijg je een heel andere dynamiek. Eng hé 😎
    Leiding geven aan het land wordt dan maatschappelijk bijsturen op basis van wat leeft in de samenleving.

  3. Cool Pete schreef:

    Interessante artikelen.

    Ter herinnering:
    citaten van Ronald Reagan, een zeer belangrijk president:

    – “A country without borders, is not a country.”
    – “The first responsibility of a government, is to secure the safety of the people.”
    – “Freedom is never more than one generation away from extinction.”

  4. carthago schreef:

    Democratie?Democratie is prachtig , maar vertrouwen is beter.Zo zijn typetjes als donner als minister van staat volstrekt onbetrouwbaar in hun functie , omdat ze het begrip vertrouwen als verworven macht gebruiken . Mag immers een controleur van het democratische proces een mogelijkheid bespiegelen en opteren voor het afschaffen van die democratie( refererend aan zijn sharia diarree)?. Nee , dat mag hij /zij niet!.En dan nog de deepstate, dat men het maar even weet.