DE WERELD NU

Rekenen op scholen & de gamma wetenschappen

wiskunde, rekenen

Rekenen is op scholen een ondergeschoven kind geworden vond Toon Kasdorp. De rol van de gamma wetenschappen mag daarin niet worden onderschat.

‘Rekenen is leuker dan je denkt’, van Marjolein Kool en Ed de Moor, is een pleidooi voor het schattend rekenen. Dat is de vorm van rekenen die onder invloed van het Freudenthal Instituut een paar decennia geleden in het Nederlandse basisonderwijs is  ingevoerd. Sjaak Priester schreef in de wetenschapsbijlage van De Volkskrant (2/1/10) dat hij er door overtuigd is geraakt. Kinderen  leren er volgens hem van om bewuster met getallen om te gaan.

Aan de overtuigingskracht van die stelling wordt afbreuk gedaan doordat ongeveer tegelijk met de invoer van de nieuwe methode een dalingscurve is ingezet in het resultaat van dit nieuwe leren. Kinderen rekenen tegenwoordig bewijsbaar minder goed dan vroeger toen er nog tafeltjes uit het hoofd werden geleerd. Dat heeft de Kamercommissie Dijsselbloem  vastgesteld en dat was ook voor die tijd al door veel ervaringsdeskundigen opgemerkt. [1]

Post sed non propter moet Priester gedacht hebben oftewel die samenval is toevallig. Maar wat dan wel de oorzaak van de achteruitgang is en hoe je meten kunt of de nieuwe leermethode voor het rekenen doet bij de kinderen wat Kool en De Moor menen dat het doet, daar heeft Priester het niet over.

Of Kool en De Moor gelijk hebben zouden sociologen moeten kunnen bevestigen of ontkennen. Paul Schnabel is zo’n socioloog. Hij is hoogleraar sociologie en directeur van het Centraal Cultureel Planbureau, een gamma denktank. In hetzelfde katern van De Volkskrant hield hij een pleidooi voor de gedrags- en sociale wetenschappen. Daarbij heeft hij het over de sociologie, de antropologie, de economie en de psychologie, die  hij  gezamenlijk de gammawetenschappen noemt. Ze dienen ter verklaring van samenlevingen en van de dingen die in een samenleving gebeuren. Deze wetenschappen zijn volgens hem in de zestiger jaren opgekomen. Hij noemt ze gammawetenschappen omdat ze geen van alle in de oude tweedeling alpha-bèta passen en je ze toch ergens moet kunnen onderbrengen.

Met die datering van de opkomst van de gedragswetenschappen claimt hij tegelijk  te veel en te weinig. Hij doet de gedragswetenschappen te kort omdat hij geen systematische of methodologische samenhang kan aanwijzen die ze van oudere wetenschappen onderscheidt en hij claimt tegelijk een te jeugdige leeftijd. Economie bijvoorbeeld dateert  uit 1776, toen het onovertroffen  ‘An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations’  van Adam Smith werd gepubliceerd. (zie ook de serie Vroege economen op VoL))

De sociologie kan qua niveau niet vergeleken worden met de economie maar is toch ouder dan de zestiger jaren. Karl Marx en Auguste Comte publiceerden hun baanbrekende werk in de negentiende eeuw, Comte zelfs in de eerste helft van die eeuw. Ook de culturele antropologie is ouder dan 1960. Antropologie is een zestiger-jarennaam voor Volkenkunde en het Leidse universitaire museum voor Volkenkunde bestaat al sinds 1837. Ook in 1837 was die wetenschap trouwens al niet nieuw meer. Wel betekent het woord antropologie etymologisch? Niets anders dan het woord volkenkunde, ofschoon er door de gedragswetenschappers niet hetzelfde mee wordt bedoeld. Die naamsverandering is daarom misschien niet helemaal zonder betekenis geweest. Antropologie is afgeleid van het Griekse woord voor mens en het suggereert dat de wetenschap zich met individuele mensen bezig houdt. Volk is een ander woord voor samenleving.

Volgens biologen en paleontologen is homo sapiens sapiens genetisch zo jong dat er maar weinig betekenisvolle genetische verschillen tussen mensen kunnen bestaan[2]. De verschillen die er zijn, zijn in hoofdzaak cultureel bepaald. Genetische verschillen zijn er nauwelijks tussen de afstammelingen  van het groepje emigranten dat luttele tienduizenden jaren geleden Afrika heeft verlaten. Van die groep stammen onder meer de Australische Aboriginals, de bewoners van Japan en Europa en de Vuurlanders en de Dajaks af. De grote verschillen die tussen Aboriginals en Europeanen bleken te bestaan toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten, kunnen  alleen volkenkundig worden verklaard. Volkenkunde is alleen al om die reden een veel betere naam dan antropologie. Ook beter dan culturele antropologie, al verwijst het woord cultureel net als het woord volk naar de samenleving[3]. Omdat de sociologie pretendeert zich met de samenleving bezig te houden en samenlevingen evenzeer  biologische verschijnselen zijn als individuele mensen , zou het voor de hand liggen dat het biologische karakter ervan in de sociologie tot uiting zou komen. Dat doet het ook wel op andere plaatsen in de wereld maar niet of nauwelijks in Europa en ook niet in Nederland. Hier is sociologie nog steeds wat het in Duitsland geworden is vóór de oorlog: een ideologisch geïnspireerde filosofie, meer dan een wetenschap: de Frankfurter Schule van Horkheimer, Adorno en Marcuse.

De sociologie is in de vijftiger jaren van de vorige eeuw opgericht als Nederlandse universitaire faculteit. Zij werd als ‘zevende faculteit’ geïntroduceerd aan de UvA. De eerste generatie sociologisch opgeleide politici en ambtenaren kwam uit Amsterdam. Tegenwoordig produceren de gamma faculteiten in Nederland het gros van het establishment van politici, bestuurders en hoge ambtenaren. Zoals de UvA hoogleraar A.N.J. Den Hollander het placht te zeggen: de nieuwe faculteit was er om al die juristen en economen af te lossen die tot dan toe de politieke en bestuurlijke touwtjes in Nederland in handen hadden gehad.

Dat sociologie een echte wetenschap zou zijn is door de hooggeleerde Karel Van het Reve, maar ook door buitenlandse geleerden als Ignatieff en Shattuck op goede gronden bestreden [4]. Als Schnabel en anderen volhouden dat die opvatting onjuist is en dat sociologie wel degelijk een echte wetenschap is, dan zouden zij die stelling plausibeler kunnen maken door  een opvallend verschijnsel  sociologisch te verklaren: de teloorgang van het vermogen van de basisscholen om kleine kinderen de kunst van het  rekenen bij te brengen. Als het niet de verandering is in de rekenmethode, zoals men in onderwijskringen volhoudt, wat is het dan wel? Of heeft de commissie-Dijsselbloem ongelijk en is die achteruitgang fantasie? Zou dat dan kunnen worden aangetoond?

Er zijn steeds meer ouders die hun kinderen uit arren moede zelf maar leren rekenen, om vervolgens te constateren dat die het dan beter kunnen dan  hun onderwijzers. Vast staat in elk geval wel dat de hervormingen in het onderwijs geïnspireerd zijn door sociologische  wetenschappers en door de ambtenaren en politici waar professor Den Hollander op doelde, die de juristen, ingenieurs en economen van vroeger hebben vervangen. Vast staat ook dat sinds het ontstaan van de politiek-sociale Faculteit het bestuur in Nederland er niet op is vooruitgegaan.

Waarschijnlijk hebben Kool en De Moor best gelijk dat er wetenschappelijk veel te zeggen is voor hun schattenderwijs methode. Kinderen die daar mee om leren gaan krijgen een beter begrip voor de functie van het rekenen dan al hun voorgangertjes die alleen maar tafeltjes uit hun hoofd geleerd hebben. Maar hoeveel kinderen leren omgaan met de nieuwe methode? Die is namelijk wel heel inzichtelijk voor wie hem begrijpt maar daarnaast ook best moeilijk voor wie geen aanleg heeft voor wiskunde. En zou het niet zo kunnen zijn dat wie de tafeltjes geleerd heeft het gemakkelijker heeft met het begrijpen van de Freudenthalmethode?

Vroeger leerde praktisch iedereen die de basisschool doorliep lezen, schrijven en rekenen, zaken die iedereen nodig heeft om weer andere dingen te kunnen leren. Dat is nu niet meer het geval. In hoeverre de nieuwe rekenmethode daar aan bijgedragen heeft is een vraag die de gammawetenschappen zouden moeten kunnen beantwoorden. Doen ze dat niet, dan zouden ze liever aan een gamma canon helemaal niet moeten beginnen.


  1. Treffers, een emeritus hoogleraar van het Freudenthal Instituut, meent dat de kinderen vroeger ook niet konden rekenen maar dat het toen minder opviel. Dat lijkt alleen al daarom onwaarschijnlijk omdat vroeger in het vervolgonderwijs de bijspijkercursussen niet nodig bleken die tegenwoordig alom worden gegeven en dat gebeurt bepaald niet voor de lol van de universitaire docenten.
  2. Dat belangrijke genetische veranderingen een relatief lange tijd vergen waarbij men eerder in tientallen miljoenen jaren dan in duizenden jaren moet denken was zeker de overtuiging van Darwin en de eerste Darwinisten. Nog steeds meent men dat de hoeveelheid mutaties in het genoom van een soort een functie zijn van de tijd. Tegenwoordig weten we aan de andere kant dat belangrijke veranderingen in het gedrag en het uiterlijk van een soort zich in verrassend korte tijd kunnen voltrekken, soms in tientallen jaren. Een voorbeeld zijn de cichliden in het Victoriameer, die na het uitzetten in het meer van de Nijlbaars zich in zeer korte tijd aanpasten aan de gewijzigde biotoop en grote veranderingen in gedrag en uiterlijk vertoonden.
  3. De naamsverandering is wellicht geïnspireerd door het humanisme dat in de zestiger jaren de dominante geestesstroming in de samenleving werd. In het humanisme wordt ervan uitgegaan dat mensen ongeacht hun samenleving van nature dezelfde aanleg hebben  en dat klopt aardig met de bevindingen van de bètawetenschappen. Alle mensen delen immers delfde gene pool, want er is maar één menselijke soort. Maar ook het individualisme is bij uitstek een kenmerk van de moderne humanistische westerse samenleving.  Dat staat weer dan haaks op de bevinding van de wetenschap dat het de samenlevingen  zijn die het leven van de mensen bepalen, veel meer dan de persoonlijke aanleg.
  4. Kort samengevat zijn de critici van mening dat in de sociologie geen productief paradigma bestaat en dat de werkelijke problemen die met het bestaan en functioneren van de samenleving van doen hebben er niet of in elk geval niet systematisch  aan de orde komen. Op veel simpele en voor de hand liggende maatschappelijke vragen kan met behulp van de gedragswetenschappen geen antwoord worden gegeven. Verder is men van mening dat er onvoldoende waarborgen zijn voor de kwaliteit van de gebruikte methoden en technieken.

Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

5 reacties

  1. Grapjas schreef:

    De Diederik Stapels en Roos Vonks bepalen ‘kennis’. Onze cultuur eindigt inderdaad.

  2. Ravian schreef:

    De genetische verschillen tussen de verschillende mensenrassen zijn klein afgemeten aan de totale hoeveelheid DNA die de mens bevat.
    Maar de genetische verschillen tussen de verschillende aardse hogere levensvormen zijn ook niet bijster groot.
    Zo is de overeenkomst tussen een mens en een chimpansee bijvoorbeeld 96%
    Ik vraag mij dus af hoe groot de genetische verschillen tussen de verschillende mensenrassen zijn als je de hoeveelheid DNA die we ook gemeen hebben met, bijvoorbeeld, chimpansees buiten beschouwing laat.
    De uiterlijke verschillen zijn in ieder geval gigantisch, en die zijn genetisch bepaald.

  3. Wim schreef:

    Basisschoolleraren die niet rekenen kunnen moeten kinderen leren rekenen. Hetzelfde geldt trouwens voor de Nederlandse taal, m.n. het spellen en stellen.
    Vraag een basisschoolleraar (m/v) waarom hij/zij (meestal zij) het vak gekozen heeft en je zult zelden of nooit horen dat het is omdat hij/zij kinderen graag iets leren wil c.q. een goede start wil geven in het VO. Nee, wat we horen is: “Ik wilde graag iets (!) met kinderen” of “Ik vind het leuk om met kinderen te werken” of “Je krijgt er zoveel voor terug” of (al iets beter) “Ik wil graag kinderen helpen bij het groter worden” (en alle softe varianten op dit thema).
    Er bestaat in het onderwijs een enorme afkeer van presteren. Leraren willen er niet op afgerekend worden en kinderen hoeven het niet (ieder een eigen traject) …

  4. Ravian schreef:

    @ Wim 7 september 2019 om 17:01

    Wat dacht je van: “Ik wou graag een goed betaald baantje, veel vrije tijd, en de kans de volgende generatie met mijn politiek correcte denkbeelden te besmetten”.

  5. Jaan schreef:

    @Wim. Veel onderwijzers kunnen al veertig jaar zelf niet rekenen. Het ligt aan welke PABO je opgeleid bent of was. Er zijn de laatste veertig jaar volop onderwijzers en onderwijzeressen voor de klas komen te staan, die geen breuken kunnen optellen.
    Als ze het woord worteltrekken horen zou het me niet verbazen dat ze denken dat het over masturberen gaat.