Recensie

Paula Witkam, met sigaret, en Margot Heijnsbroek, beiden lid van het Nederlands Palestina Komitee, tijdens een persconferentie in 1974. De intense bekaktheid van hun accentjes valt te beluisteren bij Andere Tijden: “Verdacht van terrorisme: Leidse studentes in de cel”.

Géén “Zionist” zijn is blijkbaar een groot goed in de ogen van Fennema. Hoe zou dat komen? Zou hij een vijand van Israël kunnen zijn? En een vriend van de islam en de Palmaffia’s? Dat zegt hij natuurlijk niet openlijk, en mogelijk zijn er zelfs expliciete ontkenningen van Fennema dienaangaande te vinden. Maar toch. Als je zó te keer gaat tegen Israëlverdediger en islam-criticus Wilders, dan zegt dat iets over je sympathieën. De PVV, zegt Fennema, is een partij van en voor racisten die de rechtsstaat wil afschaffen. Nou nee. Zoals Ton van Kesteren betoogt, is de PVV nu juist een verdediger van die rechtsstaat tegen het zich in Europa verbreidende islamofascisme. En ik voeg eraan toe: een islamofascisme dat verantwoordelijk is voor 95% van het nieuwe antisemitisme. Gaat u verder maar eens lezen waarom ik Fennema een modderkop vindt, die in sommige redeneringen de indruk wekt dat-ie een hersenbloedinkje heeft gehad.

In dat voorwoord bij het boek van Broer vertelt GroenLinkser Fennema verder dat hij begin jaren 1970 lid werd van de CPN, want die partij had “een genuanceerd standpunt waarbij begrip getoond werd voor beide kanten van het conflict. Dat vond ik sympathiek.” Dat “conflict” was natuurlijk  dat tussen Israël en de Palmaffia’s .

Tsja, toen, begin jaren 1970, was Fennema’s “genuanceerdheid” misschien nog begrijpelijk, maar met de kennis van nu – (nu toch bekend verondersteld mag worden dat de Palmaffia’s vanaf 1920 terreur hebben uitgeoefend, zich in “40-“45 met de nazi’s hebben verbonden en met een gemengd nazistisch-islamofascistische ideologie vanaf 1945 de terreur onafgebroken hebben voortgezet) – is Fennema nog steeds “genuanceerd” en blij dat Broer zich niet laat “verleiden tot een pro-zionistisch standpunt”.

Recensie

Laat ik maar meteen tot de kern komen. Het boek van Keesje Maduraatje heeft een paar verdiensten waarop ik nog terugkom, maar kent één grote mega-makke: de geschiedenis van het conflict tussen de Joden-Israël en de islamistische Palmaffia’s komt totaal niet aan de orde. Tenzij men de belachelijke propaganda van het Palestina Komitee als zodanig wil betitelen. Hieronder een paar voorbeelden. Mijn op deze pagina geschreven uitroep “Te weinig, Kees!” bedoelt dus te zeggen dat er in het geciteerde propaganda-proza van het NPK wel iets meer ontbreekt dan alleen het niet vermelden van de actuele terreur. En dat Keesje daar wel op had mogen wijzen. “Tegenstemmen-in-de-geschiedenis” en zo. U weet wel.

Recensie

Broer stelt zich tot taak in kaart te brengen wat de leden van het NPK vonden van de terreur die de Palmaffia’s gebruikten. Hij komt tot de conclusie dat de meesten het stiekem best wel geil vonden, maar die hele beschrijving van die geweldkwestie vindt plaats in een historisch vacuüm. Broer geeft weliswaar de historische context van “Derde Wereld”-bewegingen tegen het Westerse “imperialisme” met al die “landen-komitees” (Angola, Zuid-Afrika, Vietnam, Cuba etcetera) maar nogmaals: de geschiedenis van Israël ontbreekt.

Broer verwart dat gebrek aan inkadering in het historisch verhaal van het ontstaan van de staat Israël met wetenschappelijkheid en objectiviteit. Hij heeft het alleen maar over de “narratives”, die gebruikt worden door beide kanten, die van Palmaffia-aanhangers en die van Israëlverdigers. Hij doet het voorkomen alsof het beiden evenwaardige mythologieën zijn. Maar dat is niet zo. De historische waarheid staat inmiddels behoorlijk vast en zelfs begin jaren zeventig waren er al genoeg stemmen die deze waarheid verkondigden. En die is dat de islamofascistische Palmaffia’s de terreur vanaf 1920 zijn begonnen en tot op de dag van vandaag hebben volgehouden, terwijl Israël er alles aan gedaan heeft om tot vrede te komen.

Nogmaals: het is naïef om de overtuiging van waaruit je schrijft niet te expliciteren. Want nu moet de lezer, althans ik als geïnformeerde lezer, uit indirecte aanwijzingen concluderen dat Broer wel degelijk een opvatting heeft, namelijk eentje die door de mainstream-hersenspoel-media overal is verbreid.

Als je bijvoorbeeld dit opschrijft ga je mee in de mainstream-media-leugens:

“Zoals bekend heeft het medium televisie ( . . .) een belangrijke bijdrage geleverd aan de omvang van de protesten tegen de Vietnamoorlog. De burgers zien de oorlog in een ver land, live in de huiskamer. Dat geldt ook voor de zesdaagse oorlog in het Midden-Oosten in 1967, als Israël grote gebieden op de Arabische buurstaten verovert.” [mijn vet]

Elders heeft Broer het ook zonder meer over “bezette gebieden” en daarmee neemt hij het door regressief-links gedomineerde “narratief” over. Maar het is een leugen: er bestáán geen “bezette gebieden”. En die “grote gebieden” zijn voorts helemaal niet veroverd op “Arabische buurstaten”.  Ik kan dat hier wel voor de miljoenmiljardste keer gaan uitleggen, maar als zelfs Keesje Maduraatje, die mij kent, en die toch ruim de gelegenheid heeft gehad om kennis te nemen van wat ik heb geschreven, dermate hardnekkig kennis weigert te nemen van de feiten, houdt het een keer op. Niettemin: hier heb ik zo kort mogelijk opgeschreven waarom de term “bezette gebieden” zo’n pervers en misdadig gelul is. Ga ’s lezen, zou ik zeggen.

Ik kan niet beweren dat het destijdse “ontkennen, goedpraten en meedoen” van die pro-Palmaffia-activisten van het Palestina Komitee veel ernstiger wordt in het licht van die historische waarheid. Want het is niet bewijsbaar dat ze in de periode van de jaren 1970 tot aan, pakweg, 11 september 2001 beter wisten. Maar sindsdien is er een explosie aan kennis geweest van zowel de islam als de geschiedenis van Israël. Zodat nu de onwil van de (ex-) leden van het Palestina Komitee om schuld en ongelijk te bekennen, ja, om zelfs alleen maar Broer te woord te staan en hem de toegang tot hun archief te weigeren, toch wel heel kwalijk wordt. Zijn het misschien toch gewoon altijd Jodenhaters geweest?

En Fennema, ik zei het al, heeft ook nog steeds niks geleerd, want hij schrijft anno 2019 in dat voorwoord:

“Door mijn betrokkenheid bij het Midden-Oosten Bulletin ( . . .) begon ik in te zien dat ( . . .) beide partijen een zekere mate van moreel gelijk niet kan worden ontzegd. Ik leerde ook dat dat het debat tussen beide partijen onvermijdelijk de neiging had te verharden omdat elk van beide partijen zich moreel superieur achtte. En omgekeerd: de andere partij was al snel een antisemiet of een pleger van genocide. Zo’n discussie trekt aan beide kanten een bepaald soort mensen, die graag in zwart-wit denken. Ik behoorde ook tot dat soort mensen ( . . .).”

Ik, Martien Pennings, behoor ook tot dat soort mensen, maar met een caveat. Fennema noemt dat zwart-wit denken “het vriend-vijand denken”. Dat is een term – “Freund-Feind-Prinzip” – die K. D. Bracher gebruikte om het nazisme te typeren. Maar Bracher gebruikte dat om duidelijk te maken dat het nazisme de hele niet-nazistische wereld wegzette als de vijand. En dat is precies wat de islam ook doet. Alles wat niet islam is, moet dood. Ik ben inderdaad dan wel een zwart-wit-denker, maar uitsluitend waar het de islam betreft, omdat dat een ideologie is die elk wezenlijk kenmerk met het nazisme deelt, inclusief dus dat zwart-wit-denken.

Dus Fennema is van het zwart-wit denken los gekomen teneinde nog in 2019 te volharden in het “genuanceerde” standpunt dat de nazistische Palmaffia’s net zoveel gelijk hebben als Israël. Nou, gefeliciteerd dan.

Of ik Keesje Maduraatje óók moet feliciteren, weet ik niet. Ik ken hem als een stront-eigenwijze IT-er, die zich in discussiërende gezelschappen vaak afzijdig houdt en zich meestal beperkt tot het opzetten van een cynische blik, die, neem ik aan, een krachtige wil tot objectiviteit en wetenschappelijke distantie moet uitdrukken. Maar ik ben er ook van overtuigd dat Kees geen slecht mens is, maar die, zoals zoveel mensen met een techneutische wiskunde-knobbel, geen ster is in het oplossen van morele vraagstukken. In elk geval zijn zowel Fennema als Broer uitgenodigd om gaten te schieten in het fundamentele opstel over de geschiedenis van Israël dat ik samen met Roelf-Jan Wentholt schreef. En ga ook eens kijken hoe ik in 17 opstellen de 17 hoofdstukken van het boek van Ari Shavit- “Mijn Beloofde Land” –  stuk voor stuk heb afgebrand. Shavit is namelijk nóg zo’n verfijnde en ook nog wereldberoemde nuanceerder-met-begrip-voor-de-Palmaffia’s. Van een door mij vertaald boek dat de collaboratie van die Palmaffia’s met het Himmleriaanse Hitlerisme beschrijft, kunt u hier kennis nemen. Of, als je het van een ander wilt horen kan je hier of hier of hier of hier of . . . . . enfin, zo kan ik nog wel even doorgaan.

Ik wil voor één merkwaardige passage op pagina 14 in het boek bijzondere aandacht vragen:

“Zo heb ik tijdens dit onderzoek ook dingen over mezelf geleerd. Dat ik zelf ook een gewelddadig verleden te verwerken heb. Waar de liefde voor Israël en zijn bewoners eigenlijk vandaan komt. Daarom weet ik nu beter waarom ik per se dit boek wilde schrijven. Het meest opzienbarende in dit lange en moeizame proces is, dat ik toch beter begrijp hoe moeilijk het Palestina Komitee het in het begin van zijn bestaan heeft gehad, hetgeen mogelijk zijn afgeslotenheid verklaart.”

Hebben we hier weer met die “wetenschappelijkheid” van Keesje te maken? Wat is dit voor cryptologie? Want ik geloof dat ik het boek  vrij grondig heb gelezen, maar ik heb nergens antwoorden gevonden op de vragen die deze passage oproept. Wat voor geweld heeft Keesje gepleegd? Waar kwam die liefde voor Israël precies vandaan, behalve dan vanuit zijn gereformeerde opvoeding? En hoezo had het Palestina Komitee het moeilijk behalve door hun eigen toedoen? En waarom is dat bij Keesje ontstane begrip voor het NPK het “meest opzienbarende”?  Is dan de hele opzet van dit boek eigenlijk alleen maar een zoektocht  naar de waarheid over de psyche van Keesje Maduraatje via de terreur-aanbidders van het Palestina Komitee? Als dat zo is, dan is dit boek wel érg mislukt. Dan blijft er alleen nog een rommelig geschreven inventarisatie van namen, standpunten en gebeurtenissen rond dit  NPK over. Ik begrijp dat Keesje verdieping heeft nagestreefd door interviews met hoofdrolspelers en dat deze weigerden. Maar moet je dan besluiten tot zo’n vaag boek waarin op grond van een paar anekdotes besloten wordt dat die NPK-ers best wel geilden op geweld? En dan een cryptische opmerking maken dat jij toch ook best wel neigingen hebt gehad?

Goed, Keesje maakt een verfijnde vijfvoudig indeling van zich-verhouden-tot-terreur: afwijzing, ontkenning, ja-maar-zeggen, ondersteuning, meedoen. En hij komt tot de bevinding dat het ja-maar-zeggen, dus het betreuren van terreur maar meteen een excuus ervoor aanvoeren, het meest verbreid was. Toegegeven: het boek telt één psychologisch case-studietje van Paula Witkam, die samen met Margot Heijnsbroek, onwetend (?) een bouwtekening voor een bom Israël probeerde in te smokkelen. Maar voor de rest is het boek mislukt als psychologisch-historische politicologie, die toch geheel valt binnen de studie die Keesje heeft gevolgd, de menskundige antropologie.

Die Margot Heijnsbroek is overigens een vrolijke oudere vrouw geworden bij wie de goedmenselijkheid er nog steeds afstraalt. Ga maar eens die hierboven al aangehaalde docu van Andere Tijden bekijken waarin zij figureert en geen enkel teken van spijt geeft over haar Palmaffia-sympathieën. Integendeel.

Recensie

Margot Heijnsbroek in de Andere Tijden docu

Heeft het boek van Kees Broer nog verdiensten? Jawel. Je moet wel door proza heen dat voor 80% niet te harden is en waarin losse weetjes aan elkaar gebreid worden – nou ja: eigenlijk níét aan elkaar gebreid worden – tot een “paragraaf”. Daar zijn er dik 60 van, verdeeld over 16 “hoofdstukken”. Formele indeling genoeg dus.

Het meest deed me Keesjes tekst nog denken aan de A-4tjes die je op de universiteit in de “werkgroepen” voor je neus kreeg. Een student had dan een boek gelezen in het kader van het onderwerp van de werkgroep en had dan een poging gedaan tot bespreking en evaluatie. Dat leverde meestal vooral naïeve wetenschapperigheid in onbeholpen proza op. Er zijn een aantal passages die daarop een gunstige uitzondering vormen, maar dit soort studentenproza is wat je mag verwachten van Kees zijn boek, maar dan 170 pagina’s achter elkaar. Ik werd er doodmoe van en niet blij.

Oh ja: die verdienste van het boek. Eh . . . .  ik kreeg via Keesje weer eens in herinnering dat het NPK gezien moet worden in een brede maatschappelijk beweging, waarin de linkse klassenstrijd is vervangen door de linkse cultuurstrijd vanwege iedereen welvarend, opkomende televisie, atoomraketten, Vietnam, milieuvervuiling, feminisme, Derde Wereld, krakers, studenten-revolte, democratisering, weg met de regenten, Vietnam,  (neo-)kolonialisme, (neo-)imperialisme, porno, seksuele bevrijding, de pil, buurthuizen, sociale academies, vredesbeweging, wereldwinkels, generatie-conflict, sokken van geitenwol en  . . . . ja, God, iemand moet eens een trefwoordenregister publiceren waarin de jaren 1970 en 1980 worden gevangen.

Het voor mij meest verhelderende hoofdstuk was getiteld “Wat heeft Nederland met Israël?”.  Dit hoofdstuk ontstijgt enigszins het matige en rommelige niveau van de rest van het boek. Het volgende bijvoorbeeld wist ik, als vakhistoricus, toch maar mooi niet:

“Israël als oudtestamentisch begrip speelt een belangrijke rol bij de opstand van de bewoners der lage landen tegen Spanje (1568-1648).”

Het kleine Nederland, zo leer ik, wordt in die tijd van de Opstand gezien als het kleine Israël, dat zich succesvol te weer stelt tegen de imperiale tirannen en dat een voorbeeld voor de wereld is. Waarna Kees Broer laat zien hoe die Israël-mythe een rol blijft spelen in Nederland in de 19e eeuwse reformatorische ideologie en geschiedschrijving over de Opstand: het “uitverkoren” land, het “Hollandse Israël”!

En als de Tweede Wereldoorlog is afgelopen dan krijgt die christelijke mythe van het kleine Israël, het uitverkoren land dat zoveel op Nederland lijkt, een nieuwe dimensie: de Auschwitz-lijdensweg en wederopstanding van Christus, zegt historicus Jaap Meijer, komt tot uiting in het Joodse volk en in de stichting van Israël in 1948. Ook de twee tegengestelde emoties van enerzijds schuldbesef en anderzijds identificatie met “het verzet” (vooral in de vorm van de Februaristaking), spelen na 1945 een rol.

Zelfs de Communistische Partij Nederland (CPN) wil tijdens de Koude Oorlog liever niet op de pro-Israël-tenen van de “grote massa’s” gaan staan en doet zich Israël-vriendelijker voor dan ze tijdens de oorlog Jodenvriendelijk waren geweest. Gedurende “40-“45 weigerden ze namelijk de Joden extra beschermenswaardig te vinden en lieten ze die vallen onder de noemer “arbeidersklasse”. Zo sterk was vlak na de oorlog de druk om qua Israël-liefde niet uit de toon te vallen dat de partij zelfs de organisatie van de Februaristaking van 1941 achteraf claimde, de enige staking op het Europese continent ooit die zich tijdens de oorlog tegen het wegvoeren van de Joden richtte.

Die CPN-claim was en is onterecht. Broer wijdt bijna zes pagina’s aan Piet Nak (1906-1996), een van de drie organisatoren van de Februaristaking, die zijn hele lange leven heeft volgehouden dat de CPN niks te maken heeft gehad met dit initiatief. Nak is degene die het Palestina Komitee heeft opgericht uit medelijden met de “Palestijnse” bevolking, waarmee hij kennis maakte in 1966 op een vijfweekse reis door Israël op uitnodiging van de Israëlische regering uit dankbaarheid voor het organiseren van de Februaristaking. Broer gaat niet in op de manier waarop Nak zijn mening onderbouwde dat de “Palestijnse” bevolking werd onderdrukt. Ik zou zo graag willen weten of Nak incalculeerde dat daaraan de oorlog van 1948 was voorafgegaan waarin die “Palestijnen” een rol hadden gespeeld, een oorlog waaraan bijna 30 jaar “Palestijnse” terreur was voorafgegaan en die op het moment van Naks bezoek nog steeds voortduurde. Verder zou ik benieuwd zijn naar de propagandistisch leugens waarmee Mahmoed Rabbani, consul van Koeweit in Nederland, hem heeft bestookt. Want Nak, zo vertelt Broer, is bij hem te rade gegaan.

Nak stapt in 1970 alweer uit het bestuur van het PK omdat zijn medebestuursleden het “plan Rogers” afwijzen dat de “Palestijnen” op termijn een onafhankelijke staat zou geven. Die medebestuursleden maken een doorstart en gaan zonder Nak verder. Dan zie je al dat deze bestuursleden de juiste mentaliteit van de “anti-imperialistische strijd” te pakken hebben met de legitimatie van geweld tegen de “koloniale onderdrukkers”. Nak heeft misschien indertijd niet geweten hoeveel historische kansen op een onafhankelijke staat de Palmaffia’s toen al, in 1970 dus, hadden laten liggen en hij kon uiteraard niet bevroeden hoeveel ze er nog in de toekomst zóuden laten liggen. Want de Palmaffia’s willen helemaal geen eigen staat, tenzij die heel Israël omvat en ze een genocide op de Joden kunnen plegen. De eigen staat die ze in 2005 cadeau kregen, met infrastructuur en al, namelijk Gaza, hebben ze binnen de kortste keren omgetoverd tot een corrupt en moorddadig shithole, een raket-lanceerplatform om oorlogen met Israël uit te lokken die ze niet kunnen winnen. Dat wéten de Palmaffia’s, want die oorlogen dienen alleen om de Jodenhaat onder eigen bevolking gaande te houden, zodat ze hun corrupte en luxe leven kunnen voortzetten.

Broer schrijft:

“De jongeren komen in opstand tegen de wereldbeelden van hun ouders, tegen de oorlogen die hun ouders voeren [Vietnam!] en dus tegen bestaande machtsverhoudingen. In tegenstelling tot vroegere revoluties, is dit geen klassenstrijd en strijd om economische resources, maar een culturele strijd.”

Nou ja: het is natuurlijk wél een klassenstrijd in zoverre het die al genoemde “anti-imperialistische strijd” is met die legitimatie van geweld tegen de “koloniale onderdrukkers”. En Israël wordt door de NPK-ers neergezet als zo’n beetje de laatste imperialistische bezettingsmacht die de arme “Palestijnen” verjaagt, onderdrukt en uitzuigt. Broer noemt het niet, maar de idiote beschuldigingen aan het adres van Israël dat het een “apartheids-staat” zou zijn, die “genocide”” pleegt in de “bezette gebieden” is natuurlijk heel handig als je het “narratief” van de Joden als slachtoffers van het Hitlerisme wilt uitwissen, want dan zijn die Joden immers zélf nazi’s tegen wie elk geweld is gelegitimeerd.

Broer wil, zoals gezegd, graag objectief en wetenschappelijk zijn en onthoudt zich schijnbaar van waarde-oordelen. Dat is, nogmaals, inderdaad slechts schijnbaar. Zo zegt hij bijvoorbeeld dit:

“Wat is het Nederlands Palestina Komitee? Het is een provocatie richting de gevestigde orde, een uiting van betrokkenheid bij de bevrijdingsstrijd in de derde wereld, die vergelijkbaar en overlappend is met de Vietnam Beweging Nederland en die deel uitmaakt van een oplevende buitenparlementaire, linkse beweging. Een andere component is de bezorgdheid van mensen die het gebied kennen en die de Palestijnen willen helpen.”

Dat klinkt allemaal toch wel heel sympathiek. Want wie is er nou níét jong geweest en een beetje rebels en links en lichtjes buitenparlementair? En wie kon er nou indertijd tégen hulp aan de Derde Wereld zijn? En wie vertoonde er destijds nou géén “betrokkenheid” bij Vietnam? Maar is die “betrokkenheid” wel vergelijkbaar met die “bezorgdheid” over de “Palestijnen”. En hoe deskundig zijn eigenlijk die bezorgden die “het gebied kennen” en die de “Palestijnen” willen “helpen”.

Dat heeft dus niks met objectiviteit te maken

De meeste van die jonge provocateurs waren, als ik Broer goed begrijp, in al hun idealisme toch niet vies van de Palmaffia-terreur of praatten die tenminste goed. Wie die bezorgde hulpvaardigen zijn die “het gebied kennen”, weet ik niet. In elk geval hadden ze niet het stuk van G. B. J. Hilterman uit 1974 bestudeerd onder de titel “Israël temidden van de Arabieren: op een speldeknopje ruimte menen zij recht te hebben”. Want dan hadden ze kunnen weten dat  . . . . . ach . . . . weet je: ik ben het uitleggen zat. Ga het maar bij mij lezen als het proza van Hiltermann je te barok is en krijg anders maar allemaal Palestina-malaria en Palestina-trachoom.

Tenslotte een advies aan Kees: schrijf een mooi en vlot lezend essay van maximaal 5000 woorden op grond van je boek. En vergeet niet je eigen standpunt ten aanzien van Israël en de Palmaffia’s te vermelden. Dat is veel “wetenschappelijker” dan die quasi-objectiviteit van de student die poseert als een “geleerde” die boven de materie staat.


Dit recensie-essay verscheen eerder op het Blog van Martien Pennings met de navolgende vermaning (?):

(Dit stuk verschijnt morgen, zaterdag 16 november, ook op VEREN OF LOOD, alwaar commentaar geleverd kan worden**. Wij hopen op een levendige discussie met linkse mensen. Dat zal wel lukken, want die gaan altijd de dialoog aan en zitten altijd propjevol argumenten.)

**Noot voor deze (linkse) mensen: Hannibal gaat dit modereren, en is een van de heel weinige journalistiek-actieven die zich er terecht op beroemt nooit – maar dan ook werkelijk in geen enkel opzicht – linksig te zijn geweest.


RecensieKees Broer: “Vijftig Jaar Palestina Komitee: Ontkennen, Goedpraten, Meedoen”

Uitgeverij –Brave New Books
Publicatie november 2019
Paperback met illustraties
177 pagina’s
EAN: 9789402199017
Prijs €21 95
Bestellen kan hier.