DE WERELD NU

Ontwikkelingswerk, is dat wetenschap?

Ontwikkelingswerk, OS

Ik sprak vandaag met iemand die haar sporen verdiend heeft in kleinschalig ontwikkelingswerk op verschillende plekken in de wereld.

We hadden het over de ontwikkelingswereld als instituut. Ik bedoel organisaties als Cordaid of Oxfam Novib en de manier waarop zij ontwikkeling presenteren als een soort ethische imperatief, een vorm van geloof eigenlijk. Ik geef U een citaat uit een site van de Radboud Universiteit, dat goed aangeeft wat ik bedoel :

Dr. Paul Hoebink (Rijswijk, 1949) heeft met ingang van 1 maart de bijzondere leeropdracht Ontwikkelingssamenwerking aanvaard bij het Centrum voor Internationale Ontwikkelingsvraagstukken (CIDIN) aan de Radboud Universiteit Nijmegen. De bijzondere leerstoel is ingericht door de ontwikkelingsorganisaties HIVOS en Oxfam Novib om onderwijs en onderzoek op het terrein van ontwikkelingssamenwerking te stimuleren. Met deze leerstoel willen deze organisaties meer diepgang geven aan het debat over ontwikkelingssamenwerking in Nederland.
Paul Hoebink promoveerde in 1988 op het proefschrift Geven is nemen: De Nederlandse ontwikkelingshulp aan Tanzania en Sri Lanka en publiceerde tientallen artikelen en verschillende boeken over de Nederlandse en Europese ontwikkelingssamenwerking. Hij verrichtte advieswerk voor Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en de Europese Commissie. Paul Hoebink werd in 2000 uitgeroepen tot de meest invloedrijke Nederlandse wetenschapper op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking.

Ik weet niet wat U vindt van zo’n verhaal, maar ik denk dan wat een onzin!

Over dat soort ontwikkelingshulp schreef ik ooit een stukje en daar wil ik nu op voortborduren.

Ontwikkelingswerk in abstracto, vanaf een leerstoel in Nijmegen, is in alle opzichten doelloos. Hulp in ontwikkelingslanden kan eigenlijk alleen maar ter plaatse worden gegeven en aan de hand van de feed back die je krijgt van de mensen die je helpen wilt. Hulp in abstracto helpt niet, zoals Dambisa Moyo, een Afrikaanse ervaringsdeskundige, in haar boek Dead Aid heeft laten zien. Je kunt er ook geen leerstoel voor opzetten en geen proefschriften aan weiden, behalve als je zoals Ir. Wiet Janssen zeventien jaar praktische ervaring hebt met projecten in ontwikkelingslanden. Dan kun je daar een proefschrift over schrijven en dan zul je merken dat de deskundigen aan de Nederlandse universiteiten als wolven over je heen vallen.

Er zijn eigenlijk ook geen algemene principes die je in dat werk toe zou kunnen passen. Wie het meeste succes hebben in de ontwikkelingshulp zijn in het algemeen de ondernemers die hun bedrijf verkocht hebben en die hun ervaring in het bedrijfsleven gebruiken om charitatief werk te gaan doen. Die weten dat je goed moet luisteren naar wat je doelgroep wil en dat het geen zin heeft om vanuit je leunstoel te verordonneren wat goed is voor mensen aan de andere kant van de wereld.

We hebben hier ooit een ministerie gehad voor dit soort samenwerking dat intussen is opgegaan in BuZa. Men heeft wel eens geprobeerd te meten wat het resultaat is geweest van het werk van dit ministerie maar het bleek niet te meten. Volgens Moyo heeft het meer onheil aangericht dan mensen vooruit geholpen en dat is een trieste constatering.

Ik denk dat mensen als Paul Hoebink daar een belangrijke verantwoordelijkheid voor dragen. Die houden de mythe in stand dat het de vrijgevige overheden zijn met hun hulp die de ontwikkelingslanden vooruit helpen. In feite kun je de mensen daar alleen helpen door handel met ze te drijven en door als dat nodig is ze te leren om zich zelf te helpen. Een veel bescheidener uitgangspunt maar veel effectiever.


Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

1 reactie

  1. Dick Ahles schreef:

    Je zou je eens moeten afvragen hoe Nederland tot ontwikkeling is gekomen, en daar honderden jaren over hebben gedaan om ons in de huidige situatie van welvaart te brengen. Zonder ontwikkelingshulp, zonder coaches maar wel met een boze buiten wereld. kwaliteit en vooruitgang komt alleen tot stand in harde competitieve werelden. Dat betekent dat onder-ontwikkelingslanden vooral intern eensgezind en hard moeten werken om boven de grauwe middelmaat en armoede uit te stijgen. Moralistische zogenaamde weldoeners zullen je daar uiteindelijk niet bij kunnen helpen.