DE WERELD NU

Lonsdale jongeren

In NOVA was er een discussie waaraan Michiel Smit meedeed, indertijd de meest rechtse politicus uit Rotterdam. Maar ook populaire christen André Rouvoet en Leen Verbeek, eerst welzijnswerker, daarna burgemeester van Purmerend en op dat moment commissaris van de koning in Flevoland, in de IJsselmeerpolder. Het gesprek werd geleid door Paul Witteman en Clairy Polak, twee al wat oudere journalisten van de NPO. Het werd, zoals wel te verwachten was, een geval van allen tegen een.

De commissaris nam het voortouw. Hij vond de rechtse Lonsdale jongeren, die we intussen al weer vergeten zijn, een groter gevaar dan moslimradicalen en haalde om dat verhaal kracht bij te zetten een politierapport aan, ik neem aan van de Purmerendse politie.

Hoe ongevaarlijk Lonsdale jongeren waren heeft de geschiedenis bewezen, maar dat was toen ook al te zien. Nederland stond niet achter Lonsdale. Iedereen was tegen ze en daarom konden ze ook nooit een echt gevaar worden voor dit land. Ze werden door de publieke opinie veroordeeld. Zij konden op geen enkele steun rekenen bij de bevolking, ze konden dus ook nooit een kern vormen voor een opkomend nationaal socialisme, zoals de jongeren waar ze zich aan spiegelden, in het Duitsland van het interbellum.

Zij provoceerden meer hun eigen ouders dan de nieuwe Nederlanders. Dat blijkt wel uit de keuze voor het soort symboliek dat ze hanteerden. Ze weten precies waarmee je ouders, leraren en commissarissen van de koning de kast op krijgt. Maar hakenkruisen en schuin geheven handen zijn symbolen die Marokkanen of Turken weinig zeggen[1].

Die publieke steun van de moslimgemeenschap hebben moslimradicalen wel. Radicalen kunnen niet alleen in het Midden Oosten grote menigten de straat op krijgen, maar ook, als dat nodig is, de Nederlandse moslim jeugd.
Een politieke of sociale groepering die het provocatieve gedrag van de Lonsdale jeugd steunt is er niet. Ook de meest rechtse partij van Nederland in hun dagen nam in het openbare debat afstand van hun symboliek, van hun brandjes en van de knokpartijen die ze uitlokten.

Toen aan het begin van deze eeuw een grote demonstratie in Amsterdam schandalige antisemitische leuzen meedroeg en scandeerde, deed de organisatie en de politie daar niets aan. We hebben toen meegemaakt dat bijna zestig jaar na de tweede wereldoorlog een Joodse voorbijganger, herkenbaar aan zijn keppeltje, het vege lijf moest redden op de Dam door Krasnapolsky in te vluchten. Dat was een moslimdemonstratie.

De Lonsdale jongeren vormden door hun agressieve optreden een dankbaar kristallisatie punt voor een herleving van de cabal voor de multiculturele samenleving, die de integratie van de nieuwe Nederlanders meer in de weg heeft gestaan dan alle Lonsdalers. Het is de progressieve politiek en niet de Lonsdale die ons met een tweedeling in de Nederlandse samenleving heeft opgescheept. Hun jongeren werden door radicaal links opgeblazen tot een wereldfenomeen, terwijl men de ogen ferm gesloten hield voor het echte geweld in onze vier grote steden bedreigt, waardoor landelijk bekende politici van tijd tot tijd bescherming nodig hebben, van de linkse burgemeesters Cohen en Aboutaleb tot aan het rechtse Kamerlid Wilders en waardoor een allochtone politica als Hirsi Ali haar huis en dit land heeft moeten verlaten.

——————————————————————————————–

[1] Van de achtergronden van hun eigen swastika’s en runentekens weten de jongeren over het algemeen niets. Wat de ouderen onder ons vergeten zijn, is dat die symbolen helemaal geen intrinsieke betekenis hebben en tachtig jaar geleden hier ook heel neutraal waren. Hun verwerpelijke inhoud hebben ze pas gekregen door de misdaden van de Duitse nazi’s en hun bondgenoten.

——————————————————————————————–

Dit stuk verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp