DE WERELD NU

Kennis en onderwijs

onderwijs

Het bezwaar dat men vaak hoort in onderwijskringen als het centraal schoolexamen aan de orde komt is dat het de creativiteit inperkt van de leraren.

Dat doet het inderdaad, maar het is maar één van de dingen die het doet. Wat het vooral doet is het stellen van minimumeisen waaraan iedere school en iedere leraar moet voldoen. Voor sommigen betekent dit dat ze aan hun eigen scheppende kracht niet de vrije teugel kunnen geven, maar voor de meesten betekent het dat er harder gewerkt moet worden. Voor de school kan het betekenen dat een leraar die de normen niet kan halen moet worden vervangen.

Bijvoeglijke naamwoorden als creatief zijn misleidend. Ze verdoezelen wat er werkelijk gebeurt in het onderwijs als het niet van boven af aan algemeen geldende normen wordt onderworpen. Wat er gebeurt is in de regel alles behalve creatief.

Dat ‘vrij’ onderwijs in specifieke gevallen tot kwaliteitsverbetering leidt ligt voor de hand. De diversiteit tussen de scholen en de leraren wordt groter en er zullen er wel tussen zitten waar dat een verhoging van kwaliteit tot gevolg heeft.

Maar dat is minder interessant dan de vraag wat er gebeurt met het gemiddelde van de onderwijskwaliteit. De stelling dat het loslaten van centrale onderwijs- en examennormen tot een verhoging ervan zal leiden, kan uitsluitend worden bepaald aan de hand van het statistisch gemiddelde. Dat gemiddelde is lastig te meten zonder dat er een centraal examen is. Maar ook zonder meten denk ik dat je verwachten mag dat de kwaliteit gemiddeld achteruit zal gaan wanneer er niet regelmatig wordt getoetst. Zulke dingen zijn menselijk.

De overheid dient zich zo weinig mogelijk in het onderwijs en de examens te mengen behalve op het punt waar het werkelijk nodig is: om de landelijke normen te bewaken, waaraan de leerlingen hun latere toegang tot de arbeidsmarkt kunnen ontlenen. Of de overheid deze taak goed vervult op het moment valt te betwijfelen. In elk geval wordt dit ontkend door Leo Prick in diens kritische werk over de onderwijshervormingen[1].

Onderwijs dat uitsluitend is afgesteld op de exameneisen verdort. Dat is een stelling waar de meesten het wel mee eens zullen zijn. Maar het is niet het een of het ander. Het verleden heeft bewezen dat het heel goed mogelijk is om in goed georganiseerd onderwijs vanaf de eerste klas de eindexameneisen in de gaten te houden en tegelijkertijd door de jaren heen kennis en vaardigheden over te brengen op de leerlingen. Daarvoor zal het aantal lesuren toereikend moeten zijn, maar in de praktijk blijft er dan voldoende tijd over voor lessen buiten het eindexamenprogramma om. De creativiteit en de ambachtelijkheid van de leraren komen juist beter tot hun recht als ze worden ingebed in een raamwerk van verplichte lesstof. Hoe duidelijker en hoe meer up to date die lesstof is, des te gemakkelijker voor de leraar en des te vruchtbaarder voor de leerlingen. Tenslotte is voor veel leerlingen de belangrijkste motivatie niet dat zij het aangebodene zo interessant of creatief vinden, maar dat ze er later wat aan zullen hebben.

De ontwikkelingen in het onderwijs zijn de laatste decennia een andere kant opgegaan dan hier wordt bepleit. De opleidingen van leraren zijn ideologisch geïnspireerd. Aan vaktechniek wordt bij de opleiding minder aandacht besteed dan vroeger. Het zijn de nieuwe en slecht opgeleide leraren die de lesboeken van tegenwoordig schrijven. Daarmee is ook het instrumentarium van het onderwijs voor een belangrijk deel van haar kwaliteit beroofd.

De generatie leraren die aan de universiteit hun kennis hebben opgedaan sterft uit en managers die inhoudelijk niet op de hoogte zijn, maken op de scholen de dienst uit.

Als de kwaliteit van de leraren achteruit gaat kan het niet anders of ook de kwaliteit van het onderwijs gaat achteruit. Het maakt daarbij niet uit of de leraren het in de eerste plaats van hun kennis of van hun creativiteit moeten hebben. Die tegenstelling is vals. Pas als leraren kennis van zaken hebben en weten waar ze over praten zal het hun lukken om hun intellectuele bagage op een creatieve manier aan de man te brengen. Woorden als creatief en élan zijn Bergsoniaans. Ze zijn uit het linkse Frankrijk van kort na de oorlog komen overwaaien. Het zijn, zoals men in Amerika zou zeggen, labels without referent. Wat ze gemeen hebben is hun vaagheid. Ze dienen om gebrek aan competentie te maskeren en horen eigenlijk in een discussie over de kwaliteit van het onderwijs niet thuis.

————————————————————————————–

[1] Drammen, Dreigen, Draaien; Onderwijspolitiek In Nederland. Leo G.M. Prick, Mets & Schilt | maart 2006

————————————————————————————–

Dit artikel verscheen vandaag op het Blog van Toon Kasdorp