DE WERELD NU

Karl Popper en de evolutie van kennis

Karl Popper

Karl Popper was wetenschapsfilosoof en epistemoloog, geen politiek filosoof eigenlijk.

Popper heeft in die categorie naast de Open Samenleving en haar vijanden nog één ander werk geschreven, De Armoede van het Historicisme. Beide boeken houden kritiek in op systeemdenkers als Plato, Hegel, Marx en anderen. De filosoof Ger Groot, vaste columnist van Trouw, recenseerde dat eerste boek[1] tien jaar terug in NRC Handelsblad bij gelegenheid van de uitgave van een nieuwe vertaling.

Zoals Groot het samenvat geeft Popper ons in zijn boek drie waarschuwingen:

  1. De samenleving is niet maakbaar. Zij is een biologisch fenomeen, aan evolutionaire wetten onderhevig en geen construct. Zij is daarom ook niet voorspelbaar. Men kan specifieke problemen die zich in de samenleving voordoen met politieke middelen proberen op te lossen en dat kost al moeite genoeg, maar maakbaar is zij niet.
  2. Politiek kan zich daarom niet in redelijkheid de opbouw van een samenleving volgens een vooropgezet model tot doel stellen. Dat geeft altijd onverwachte en meestal ook ongewenste gevolgen. Het leidt in elk geval nooit tot het van te voren bepaalde doel. Het Marxisme in Rusland en haar satellietlanden zijn daar goede voorbeelden van, maar ook de welfare states in de West-Europese landen[2] zijn niet geworden wat men er van verwacht had.
  3. Het staatsbestel hoort checks en balances in te houden, garanties tegen tirannie en machtsmisbruik. De kracht van de democratie is niet dat het de beste regeerders oplevert, maar dat het de bevolking de vreedzame middelen aanreikt om van ongewenste regeerders af te komen.

In wezen bevat het boek methodekritiek op Plato c.s. en is daarom misschien eerder nog epistemologie dan maatschappij filosofie. Popper was democraat en een tegenstander van nazi’s en communisten. Een eigen politiek programma had hij verder helemaal niet, laat staan een liberaal programma. Dat zou alleen iemand kunnen beweren voor wie democratie en liberalisme samenvallen en zo iemand lijkt Ger Groot mij niet te zijn. Op zijn best zou men Popper ’s politieke ideeën conservatief kunnen noemen in de Britse betekenis van dat woord. Maar ook dat label past niet helemaal. Popper werd naar Engeland gehaald door de London School of Economics, die toch werkelijk niet als een conservatief bolwerk kan worden aangemerkt.

Groot noemt De Open Samenleving een uitzinnig boek en dat baseert hij op de emotionele felheid waarmee daarin de protagonisten van de maakbare samenleving en de voorspelbare geschiedenis worden aangevallen. Dat Popper niet bereid was andere filosofen te accepteren als honorabele denkers, zoals Groot beweert, is domweg niet waar, dat kan iedereen zelf controleren door het boek te lezen. Het voorbeeld dat hij aanhaalt, Karl Jaspers, betreft een passage, overgenomen van Kolnai[3].Jaspers wordt daarin geplaatst in een door Popper veroordeelde romantische en anti-rationele filosofische stroming, die in de dertiger jaren veel opgang maakte en waar het nazisme zeker van heeft geprofiteerd. Tot deze stroming rekende Popper behalve Jaspers ook Heidegger. Die laatste kan geen goed bij hem doen, maar voor Jaspers heeft hij ook lovende opmerkingen. Maar de blinde verering van de overigens honorabele dominee Jaspers, die in het Nederland van Gert Groot ’s jonge jaren zoveel opgang deed, zult U inderdaad bij Popper niet aantreffen.

De Open Samenleving en haar Vijanden is zeker niet het meest evenwichtige boek van Karl Popper, al was het alleen maar omdat veel van de materie die hij bespreekt buiten zijn eigenlijke vakgebied ligt en omdat de emotionele ondertoon van het boek wel eens afbreuk doet aan de overtuigingskracht. Een emotioneel pleidooi voor democratie en fatsoen is aan de andere kant begrijpelijk in een boek dat geschreven werd tijdens de tweede wereldoorlog en door iemand die de gevolgen van onfatsoen en gebrek aan vrijheid aan den lijve heeft ondervonden. De veroordeling van Groot is daarom ook niet erg terecht.

Aan het einde van de bespreking blijkt overigens waar Groot zijn bezwaren tegen Popper vandaan heeft: hij is het met de drie waarschuwingen niet eens en hij begrijpt ze ook niet helemaal.

Politiek heeft volgens Groot altijd een samenleving voor ogen die aan bepaalde idealen beantwoordt. Wat is dat anders dan de ideale staat, zoals die van Plato, waartegen de tweede waarschuwing van Popper is gericht?

Popper zou volgens Groot niet onderkennen dat politiek in tegenstelling tot de wetenschap niet waardevrij kan zijn. Wie het boek gelezen heeft kan dat niet in ernst volhouden. Het gaat over de idealen van vrijheid en menselijke zelfontplooiing. Dat is de basis van zijn kritiek op Plato. Het is evident dat Popper het tot de taak van de politiek rekent om op te treden waar in de samenleving vrijheid en de gelijke ontplooiingskansen in het gedrang komen. Niet door de samenleving om te vormen op basis van een door een filosoof ontworpen model, maar door voor helder geformuleerde maatschappelijke problemen praktische oplossingen aan te reiken.

De politiek krijgt nooit een tweede kans, meent Groot, zij blijft altijd zitten met de vergissingen van het verleden. Hij noemt dat tragisch en meent dat Popper voor het tragische aspect te weinig oog heeft.

Aan het adres van een wetenschapsfilosoof zoals Popper is dit een merkwaardig verwijt. Popper verdedigt de rede en de redelijkheid als de belangrijkste instrumenten voor iedereen die het goed voor heeft met de samenleving. Over continentale filosofen als Groot, heeft hij het volgende oordeel (mijn vertaling):

“Het zijn teleurgestelde historicisten. Ofschoon ze zich bewust zijn van de armoede van het historicisme, hebben ze niet in de gaten dat zij aan het fundamentele historicistische vooroordeel hebben vastgehouden – dat de sociale wetenschappen, willen zij überhaupt een functie hebben, profetisch dienen te zijn.

Het is duidelijk dat deze houding noodzakelijk leidt tot een verwerping van de toepasbaarheid van wetenschap of rede op de problemen van de samenleving- en uiteindelijk tot een leer van macht, overheersing en onderwerping”.

Het is waar, Popper is een apostel van de rede, de redelijkheid en de wetenschap. Hij moet niets hebben van Heidegger en diens Duitse tijdgenoten of van hun naoorlogse Franse volgelingen, existentialisten, postmodernisten, structuralisten e.t.q. Ik denk niet dat hij er erg mee zou hebben gezeten om door Groot in gebreke te worden gesteld wegens een te gering besef van de tragische kant van het menselijk handelen. Hij zou die kant meen ik met genoegen aan kunstenaars hebben overgelaten, wier terrein het meer is dan van filosofen.
Waar hij wel bezwaar tegen zou hebben gehad is dat Groot hem aan het einde van zijn boekbespreking de opvatting in de schoenen schuift dat de geschiedenis maakbaar is. De opvatting dat wij die wereld al naar gelang onze doelstellingen kunnen veranderen, zoals wij dat ook met het aangezicht van de aarde hebben gedaan. Dat is nu precies waar de waarschuwingen één en twee betrekking op hebben en het is een opvatting die Popper zijn leven lang bestreden heeft.

De evolutie van kennis
De parallel tussen de werking van de evolutie en Popper ‘s theorie voor het verzamelen van kennis is opvallend. Die theorie luidt, kort samengevat: begin maar ergens met een hypothese als antwoord op een probleem dat zich voordoet. Als de oplossing werkt is de kennis vergroot en vormt zij uitgangspunt voor nieuwe hypotheses bij nieuwe problemen. Blijkt de oplossing nu of later niet te deugen dan wordt zij verworpen. Ook in de evolutie worden door de omstandigheden problemen gesteld en worden door levende wezens oplossingen aangedragen en uitgeprobeerd. De meest bruikbare oplossing overleeft.

De manier waarop we kennis verzamelen is volgens Karl Popper niet een menselijke uitvinding. Zij kan beschouwd worden als van nature gegeven, als een evolutionair instrument.

De kern van de evolutietheorie van Darwin is dat zich ontwikkelingen voordoen doordat er voortdurend kleine veranderingen optreden bij individuen. Deze individuen worden daardoor meer of minder succesvol in de strijd om het voortbestaan en het krijgen van nageslacht. De meer succesvollen krijgen meer nageslacht; op die manier worden werkzame veranderingen doorgegeven, komen zij steeds algemener voor en worden zo “geselecteerd” door de soort.

Dit zal spectaculair tot uiting komen als de omstandigheden waaronder de soort leeft drastisch veranderen.

Worden de omstandigheden veel slechter dan zijn veranderingen vaak essentieel om überhaupt te kunnen overleven. Worden ze beter dan zijn veranderingen nodig om van de nieuwe kansen gebruik te maken.

Voorbeeld van het eerste: in Engeland leefden in het kolengebied van Yorkshire witte vlinders die in het oude grazige Yorkshire tussen de witte bloemen een goede schutkleur hadden. In het Yorkshire van de kolenmijnen staken zij tegen de omgeving af en werden eerder dan andere vlinders een prooi voor de vogels. De wat donkerder gevlekten hadden een betere kans omdat ze minder afstaken. Binnen een paar decennia na het ontstaan van een grootschalige kolenindustrie had zich in Yorkshire een zwarte soort ontwikkeld, die afstamde van de witte.
Voorbeeld van het tweede: op de Galapagos eilanden, die meer dan 1000 km uit de kust liggen ter hoogte van Ecuador, had zich bij toeval een soort vinken gevestigd. Concurrentie van andere vogels was er niet. Op de eilanden, die van vulkanische oorsprong zijn, komen nogal uiteenlopende biotopen voor, met bijbehorende verschillen in begroeiing en fauna.

Voor iedere biotoop was een ander soort snavel de meest geschikte. Binnen zeer korte tijd ontwikkelden zich voor iedere biotoop een apart soort vink met een eigen formaat snavel.

Er blijft een belangrijk verschil. Theorieën voor de oplossing van problemen worden door de natuur niet met voorbedachte rade ontwikkeld. De natuur is niet teleologisch, zij is zoals Mayr zegt, teleonomisch[4], niet opererend volgens een van te voren bepaald ontwerp, maar wel oplossing gericht.

Mensen zijn in staat om oplossingsalternatieven te bedenken waarbij zij onbewust of op grond van rationeel inzicht een groot aantal onwaarschijnlijke mogelijkheden uitschakelen.[5] Zij zullen daarom in het algemeen sneller met een passende oplossing komen dan dat dit in de natuur gebeurt. Niet altijd trouwens. Dank zij een grote snelheid van reproductie en door de enorme aantallen waarmee de natuur soms werkt kan het nog erg snel gaan ook. De natuur[6] komt bovendien met oplossingen waar mensen nooit aan gedacht zouden hebben. En zij heeft meer tijd tot haar beschikking. Zij is miljarden jaren bezig het leven op aarde te evolueren en mensen die er tegenwoordig rondlopen zijn daar pas een paar honderd duizend jaar.

Er is nog een verschil. Mensen zullen proberen een optimale oplossing te vinden. Dat gebeurt in de natuur niet. Goed is goed genoeg, optimaal hoeft niet.

Aan de kwaliteit van de oplossing kan men afzien hoe zwaar in het verleden ooit het probleem geweest is dat de oplossing noodzakelijk maakte. Neem bijvoorbeeld de kwaliteit van de hartspier. Het hart van de gemiddelde mens heeft een capaciteit die het tienvoudige is van de capaciteit, die ook onder zware omstandigheden wordt vereist. Dit betekent dat in het verleden er omstandigheden moeten zijn geweest waarin van een hart meer geëist werd, of waarin in elk geval het bezit van overcapaciteit een overlevingsvoorsprong gaf. Mensen die een hart hadden met een kleinere capaciteit zouden in hun jonge jaren, voor zij aan reproductie toekwamen, zo nu en dan in een situatie terechtkomen waarin de capaciteit onvoldoende bleek. Dan overleefden zij niet of zij waren als gevolg ervan een minder aantrekkelijke huwelijkspartner.

In elk geval hebben mensen met de grote capaciteit meer dan gemiddeld nakomelingen gekregen, zodat hun soort hart de norm is geworden.

De oplossingen van de natuur zijn meestal niet radicaal. Als er eenmaal een bepaald design bestaat, b.v. zoogdieren met vier poten, dan zul je nooit meer zoogdieren met zes poten zien, al zou dat voor landdieren zeker efficiënter zijn. Zou zes absoluut nodig zijn geweest om te overleven, dan hadden we er zes gehad of we waren uitgestorven. De oorzaak ligt in een ver verleden. Zes ledematen is efficiënter voor landdieren en daarom hebben insecten ook zes poten. Maar het is niet efficiënter voor vissen. Vissen hadden ooit zes vinnen maar zijn er twee kwijtgeraakt, die ze niet nodig hadden. Van de viervinnige vissen stammen alle amfibieën, reptielen en zoogdieren af. Insecten, die een andere afstammingslijn hebben zijn wel degelijk zespotig[7].

Kennis in de zin van Popper, die de samenleving heeft over onderwerpen die direct haar overleven aangaan, is zowel relevant als tot op grote hoogte volledig. Relevant en volledig wil niet noodzakelijk zeggen juist. Het wil zeggen dat de kennis ons in staat stelt acute en levensbedreigende problemen op te lossen en voor voorkomende verschijnselen een adequate verklaring te geven, zodat kennis kan worden gerubriceerd en toegankelijk gemaakt.

Toen de Papoea’s uit de binnenlanden van Nieuw Guinea voor het eerst een auto zagen gingen ze er van uit dat in de motor kleine mannetjes zaten die het monster vooruit duwden en daarbij lawaai maakten om elkaar aan te moedigen. De benzine die regelmatig in de tank gegoten werd diende om de wezentjes van voedsel te voorzien. De verklaring voor het verschijnsel voldeed zolang geen Papoea zelf hoefde te rijden of voor het onderhoud van een auto hoefde te zorgen. Het aardige van deze theorie was dat deze niet alleen een tijd lang een afdoende verklaring gaf voor een nieuw verschijnsel maar ook dat hij ook door alle leden van de Papoea gemeenschap als waar werd aanvaard, tot het latere bewijs van tegendeel.

Onze westerse kennis als samenleving is in aanleg niet anders. Sociale kennis wordt door de samenleving gedeeld en er bestaan mechanismen die voorkomen dat mensen die afwijkende meningen hebben daar al te gemakkelijk wanorde en verwarring mee kunnen zaaien.

Galileï werd niet gedwongen zijn theorieën te herroepen omdat ze fout waren. Ze waren bewijsbaar juist [8] , maar ze veroorzaakten twijfel aan de autoriteit van de Bijbel en op die autoriteit berustte in zijn tijd de legitimiteit van de maatschappelijke ordening. Toen de leer van Galileï eenmaal algemeen aanvaard was met de bijbehorende twijfel aan de letterlijke tekst van de Bijbel, waren de Franse revolutie en de onkerkelijkheid nog maar een kwestie van tijd. Zo verkeerd hadden de kerkelijke autoriteiten dat dus niet gezien.

Individuen die er afwijkende meningen op na houden zijn alleen gevaarlijk als ze, over een mate van autoriteit beschikken. Doen ze dat niet dan komen ze niet op de brandstapel of in de kerker terecht, maar worden ze simpelweg genegeerd. Ideeën die tegen de heersende publieke opinie ingaan kunnen wel eens ergernis wekken, maar veel vaker worden ze niet eens opgemerkt. Ze passen niet in het wereldbeeld dat in de samenleving geldt en vallen als zaden op een rotsige bodem. Dit is kennelijk een van de mechanismen waarmee mensen genetisch zijn geprogrammeerd om een coherente samenleving mogelijk te maken. Zo’n samenleving is de belangrijkste voorwaarde voor het overleven van het individu. De wijsheid, die de Grieken uit de klassieke tijd voor het kenmerk van beschaafde mensen hielden, bestond uit twee delen; uit begrip van de wereld en uit zelfkennis. Eigenlijk was de volgorde omgekeerd. Ken u zelf of leer u zelf kennen: Gnoothi seauton was het Dorische opschrift boven de ingang van de tempel van Delphi. Zelfkennis was in de ogen van de Grieken het begin van alle wijsheid. Daar hadden ze gelijk in, want zonder zelfkennis en zonder besef hoezeer de manier waarop mensen de wereld bezien een vertekening kan opleveren, blijft de kennis van de wereld gebrekkig en is men zich dat bovendien onvoldoende bewust.

Uitsluitend via het eigen lichaam en de eigen geest kunnen mensen de wereld kennen leert bisschop Berkeley. De beperkingen in het vermogen tot waarnemen stellen grenzen aan de mogelijke kennis van de wereld. Dat geldt ook wanneer het begrip waarneming wordt uitgebreid zodat daar ook afleidingen en combinaties van waarnemingen onder vallen en waarnemingen door middel van instrumenten.

Puur logisch valt hier weinig tegen in te brengen, maar de kosmos is geen constructie van de menselijke geest, het is een historisch fenomeen. Mensen zijn het product van de evolutie van het leven en daardoor aan al het andere leven verwant. Hun gelijkenis met andere levende wezens en de empathie die er tussen mensen en andere dieren bestaat verschaft een machtig instrument tot in elk geval het begrijpen van het levende deel van de wereld. Deze wereld heeft drie aspecten:

De wereld zoals die “an sich” is, zonder toedoen van mensen en zoals die al bestond voordat de evolutie de menselijke soort en haar samenleving had voortgebracht. Daartoe hoort het universum buiten de aarde, maar ook alles wat er op aarde bestaat zonder dat het door toedoen van mensen is veranderd.

Dan is er de wereld van de ideeën. Daartoe behoren wiskundige theorema, muziekcomposities, filosofische gedachten, ideeën omtrent het ontwerpen van gebouwen maar ook bijvoorbeeld de populariteit van popsterren en de mode in kleding.

Tenslotte is er de wereld die een mengvorm is van “puur natuur” en de menselijke ideeën, de wereld van de cultuur. Hiertoe behoren het door de samenleving gevormde landschap, de steden, de autowegen, gebruiksvoorwerpen, schilderijen, boeken, e.t.q..

Het is duidelijk dat de derde wereld een kind is van de eerste en de tweede en dat met name tussen de derde en de tweede wereld een sterke wisselwerking moet bestaan, zozeer dat zij ook gezamenlijk als een en dezelfde wereld zouden kunnen worden beschouwd.

Een bestudering van de wereld an sich, nadat die eerst bewust was losgemaakt van de invloed die mensen daar op hebben uitgeoefend heeft voor het eerst plaats gevonden in de natuurwetenschap, die pas in de zestiende eeuw is ontstaan. Ook de Grieken (Aristoteles) hadden wel de natuur en de kosmos bestudeerd, maar zonder zich zo duidelijk ter realiseren dat tussen de door mensen gecreëerde wereld en de natuur een zo scherp onderscheid moest worden gemaakt. In de neurologie en de cognitieve wetenschap is pas kort geleden een begin gemaakt met een wetenschappelijke bestudering van het menselijk bewustzijn. We weten nu vee meer van de vertekening van de buitenwereld die optreedt als bijproduct van het specifieke menselijk waarnemingsvermogen dan een paar decennia geleden. Maar de culturele vooroordelen die verantwoordelijk zijn voor een deel van de vertekening worden nog niet of nauwelijks systematisch bestudeerd[9].

Al vormt zelfkennis in de theorie van de Grieken de basis van de filosofie, zelfonderzoek is niet het voornaamste onderwerp waar de filosofie zich historisch mee bezig heeft gehouden. Wat daadwerkelijk het belangrijkste onderwerp voor de filosofen is geweest, was de leer van de kennis, de epistemologie. Epistemologie betreft zowel de aard van de kennis als de manier waarop verzameling en vermeerdering van kennis tot stand komt.

Iedere vermeerdering van kennis veronderstelt twee zaken: een basiskennis die vermeerderd kan worden en een geschikte methode, waarmee kennis kan worden verzameld.

Feiten worden verzameld door waarnemingen en door de communicatie daarvan. Ordening is het gevolg van toepassing van een methode. Er zijn veel methoden denkbaar en maar een beperkt aantal wordt daadwerkelijk toegepast. De meest efficiënte lijkt nog steeds de methode die Karl Popper heeft voorgesteld.

Toepassing van de methode van Popper houdt in dat kennisvergaring op ieder willekeurig niveau van kennis kan starten, maar altijd dient te beginnen met het stellen van een probleem, dat met de bestaande kennis niet kan worden opgelost. Kennis, zegt hij, is het resultaat van theorievorming en theorieën worden geformuleerd om problemen op te lossen die door de omstandigheden worden aangereikt.

Een voorbeeld: men bevindt zich in een kamer en de deur is dicht. Op de deur zit een slot. In de kamer ligt een sleutel. De theorie kan dan worden geformuleerd als volgt: de sleutel zal passen in het slot en kan gebruikt worden om het slot en daardoor de deur te openen. Het experiment vindt plaats en de theorie blijkt juist; de deur gaat open nadat de sleutel in het slot is gestoken en omgedraaid.

Hoe is onze kennis nu vermeerderd? We weten niet meer dan dat deze sleutel past op dit slot. De gebruikte theorie kan algemener worden geformuleerd, bijvoorbeeld: sleutels dienen om sloten te openen, bij iedere sleutel past een slot; een voor de hand liggende vervolgtheorie zou dan kunnen zijn : met elke sleutel kun je elk slot openen.

De eerste formulering is vrij algemeen geldig. Sleutels en sloten zijn voor elkaar gemaakt en een echte sleutel zal dus op het voor die sleutel gemaakte slot moeten passen. Niettemin, wie eenmaal weet hoe een sleutel er uit ziet kan, als hij wil, er ook een maken zonder slot, bijvoorbeeld van zilver als sieraad om aan een ketting te hangen. Ook kan het slot stuk zijn of verdwenen. 100% geldigheid heeft de algemene theorie dus niet, maar voldoende om te zeggen dat hij juist is: slot en sleutel horen bij elkaar en dienen tezamen om iets af te kunnen sluiten en weer te openen. De tweede stelling is onjuist. Je kunt niet met iedere sleutel elk slot openen. Als in dezelfde kamer nog een ander soort slot aanwezig is kan een nieuw experiment dat al vlug uitwijzen.

De kritische methode van Popper houdt in dat iedere theorie of stelling net zolang op verschillende manieren moet worden beproefd totdat zij niet meer opgaat.

Met de eerste van de twee stellingen kan dat lang duren. Zo’n theorie vindt door verdergaande experimenten steeds meer steun en is dus goed onderbouwd. Van de tweede theorie kan vrijwel meteen worden bewezen dat hij onjuist is. Die theorie heeft dus maar heel beperkt nut. Hij kan geholpen hebben om uit de kamer te komen maar zal dat niet doen bij de eerstvolgende kamer met een ander slot.

Het aardige van de kritische methode van Popper is dat hij niet leidt tot juiste en onjuiste theorieën in abstracte zin, maar tot meer en minder bruikbare. Geen enkele theorie is met zekerheid juist. Altijd bestaat de mogelijkheid dat een voorbeeld wordt gevonden waardoor de algemene geldigheid wordt weerlegd. De theorie van Popper houdt vooral een procedure in die als volgt kan worden geformuleerd: er is een probleem, bedenk een theorie voor een oplossing; beproef de theorie; bij succes pas de oplossing toe totdat hij ooit niet meer op gaat.

Kennis bestaat in de leer van Popper uit tot dusver toepasbaar gebleken theorieën. Gaat zij niet meer op, dan gooit men haar niet helemaal weg, maar past haar zo mogelijk aan door haar scherper te formuleren. Vaak beperkt men dan het terrein waarop de oorspronkelijke oplossing wel van toepassing blijft. Dat geldt dan als een bijzonder geval van het intussen algemener geformuleerde probleem. Soms, maar eigenlijk heel zelden, leidt tegenbewijs tot volledige verwerping van een theorie en ongeldigheid van de oude leer op alle toepassingsterreinen[10].

Een oplossing die het uithoudt, ook na een groot aantal keren op de proef te zijn gesteld behoort tot het algemene arsenaal van kennis.
Popper ‘s kennisleer is elegant. Je kunt theorieën hebben zonder voldoende feiten om ze op te baseren, maar anders dan bij Plato is het geen bezwaar als die theorie onderuit gaat omdat hij niet tegen de kritiek van de feiten bestand blijkt. Je kunt als bij Aristoteles feiten onderzoeken zonder dat van tevoren vast staat dat je een bruikbare theorie hebt. Plato had gelijk dat geen onderzoek mogelijk is zonder voorafgaande theorie en Aristoteles dat geen theorie van waarde is die niet onderbouwd kan worden met feiten en ervaringen. Popper combineert beide uitgangspunten op een fraaie manier.

Onder kennis wordt bij Popper verstaan de verzameling van theorieën die succesvol gebleken zijn bij het oplossen van problemen.
Deze definitie is beperkter is dan de algemeen gebruikelijke. Onder kennis wordt door andere theoretici ook wel verstaan de namen die aan zaken of personen worden gegeven, of jaartallen en andere pure feitelijk gegevens die geen onderdeel zijn van een theorie of ordening.

Het verschil houdt onder meer verband met het verschil tussen een natuurwetenschappelijke en een magische manier van denken. Het is magisch om te menen dat het belangrijk is de echte naam van iets of iemand te kennen. Dat is het in feite niet. Namen zijn willekeurig. Ze krijgen hun betekenis door de persoon of het ding waaraan zij worden gehecht en niet omgekeerd. Magie is uit haar aard onbegrijpelijk en mysterieus. Kennis in de bij Popper gebruikte betekenis is niet mysterieus of heilig, zij is helder en voor iedereen toegankelijk. Als zij blijkt niet te werken wordt zij zonder pardon opzij gezet.[11]


  1. 2007, Uitgeverij Lemniscaat ISBN: 9789056379179, vertaling H. Daalder & S. Van Luchene
  2. Dat is geen voorbeeld van Popper en dat kon het ook niet zijn, want zijn boek werd geschreven voor de welfare state ontstond. Maar het is niettemin een goed voorbeeld. Groot Brittannië is van de ongewenste en onvoorziene gevolgen van Attlee’s levenswerk nog net op tijd gered door Margaret Thatcher.
  3. Ik beschik niet over de vertaling, maar in mijn Engelse uitgave (Routledge & Kegan Paul, herziene editie 1966,) is het citaat te vinden in hoofdstuk 12, einde paragraaf V en in noot 89 waar Popper afstand neemt van de ( te) felle kritiek van Kolnai.
  4. Ernst Mayr, The Growth of Biological Thought, Harvard University Press, 1982. Mayr suggereert dat teleologie een vorm is van een algemener verschijnsel dat hij teleonomie noemt en waar bijvoorbeeld het programmeren van computers onderdeel van vormt, voor zover die programmering “emergent” is, d.w.z. ontstaat in het gebruik, zonder van te voren te zijn bedacht.
  5. Thomas Kuhn (The Stucture of scientific Revolutions, Chicago 1962) betoogt dat ook de bestudering van die Welt an sich aan vertekening en zelfs aan een zekere mode onderhevig is net als door de cultuur bepaalde kennisgebieden. Hij heeft in zoverre gelijk dat ook de wereld van de wetenschappers als een eigen subcultuur moet worden gezien, waarin dezelfde culturele wetten gelden als in andere coherente groepen, maar dat blijft een oppervlakteverschijnsel. Het neemt niet weg dat de geordende, door kritisch onderzoek verkregen kennis van de kosmos zoals die in de natuurwetenschappen wordt verworven van een andere orde is dan sociologische kennis. Door de veranderingen die kennis van de samenleving kan hebben op het onderwerp van de studie, door het zelf verwijzend karakter van maatschappij wetenschappen, kunnen zij nooit de waarde vrijheid hebben die de natuurwetenschappen bezitten en die door Kuhn per saldo meer in twijfel werd getrokken dan redelijk is.
  6. Een bestaande theorie, die bij nader inzien blijkt onzinnig te zijn en niet inpasbaar is in een nieuwe theorie en de rest van de wetenschappelijke kennis, is een grote uitzondering. Het bestaan van de ether is een van de weinige voorbeelden. De paradigmatheorie van Kuhn gaat ervan uit dat bij iedere substantiële vooruitgang in de wetenschap het bestaande in zijn geheel wordt afgeschaft, ongeveer zoals in het spreekwoord met het badwater het kind wordt weggegooid.
  7. Een interessant aspect van menselijke kennis is dat fouten die niet tot hinderlijke gevolgen lijden eeuwen lang collectief onopgemerkt kunnen blijven. Aristoteles of iemand die hem fout gekopieerd heeft, beweerde dat vliegen vier poten hadden en tot in de moderne tijd is die overtuiging blijven bestaan. Een lezer van Aristoteles of een leerling in de Middeleeuwse klas die met die wetenschap in het hoofd bij toeval merkte dat een vlieg er zes had hield zijn mond, want wie was hij om de grote Aristoteles tegen te spreken en misschien had hij wel een afwijkend exemplaar vlieg gevonden.
  8. Eppur, si muove!
  9. Een variant op de oorspronkelijke leer van Darwin is dat de veranderingen die niet tot een achterstand van het individu leiden, voorshands alleen de genetische diversiteit van de soort vergroten en dat wijzigingen in de soort pas optreden door veranderingen in de leefomstandigheden. Deze dwingen tot aanpassing en de individuen die daarvoor de geschikte genen hebben worden dan snel dominant binnen de soort. Blijven de leefomstandigheden gelijk, dan kunnen soorten soms honderden miljoenen jaren praktisch ongewijzigd blijven bestaan, ondanks een voortdurende uitbreiding van de gene pool als het gevolg van mutaties.
  10. De theorie van de ether.
  11. In feite kunnen er ook andere redenen zijn om een theorie te aanvaarden dan dat die zich in de praktijk regelmatig heeft “bewezen”. Een theorie kan een lastig en lang bestaand probleem oplossen of zo fraai zijn dat hij ook zonder bewijs overtuigt. Mensen aanvaarden theorieën vaak omdat zij ze graag willen aanvaarden en om heel andere redenen dan simpel omdat de waarheid ervan zou zijn aangetoond. Wetenschappers zijn wat dat betreft niet zo heel veel anders dan andere mensen.

Dit essay verscheen eerder in twee delen op het Blog van Toon Kasdorp

4 reacties

  1. Dick Ahles schreef:

    Mijn zaterdag is weer goed als Kasdorp met een doorwrochte verhandeling komt. Dank daarvoor.

    Popper’s “Open Samenleving en haar vijanden” las ik als tweedejaars student politicologie aan de VU. Ik was onder de indruk en heeft daarnaast mijn scholing als statisticus/methodoloog met AD de Groot ‘Methodologie’ (een boek dat bij geen enkele eerste jaar op de universiteit ongelezen mag blijven) mijn kijk op de wereld, wetenschap en politiek bepaald en geholpen in mijn carrière in het bedrijfsleven.
    En het heeft mij ook door de zeven studiejaren geholpen die door de agressieve communistische medestudenten, bepaald geen plezierige en inspirerende periode van vrije wetenschapsbeoefening meer was. De mentale mishandeling van vele prima professoren door deze door-het-ware-socialisme-verlichtte studenten is hun nooit aangerekend, ook niet toe enkele daarvan in de politiek hun gerespecteerde plek in de samenleving mochten opeisen.

    Daarom ben ik in dit tijdsgewricht uitermate ongelukkig met de gevolgen van de ‘domheid’ van een gemiddelde beroepspoliticus en journalist. Als je gelooft in de kracht van redelijkheid, argumenteren en het bewust opzoeken van tegenargumenten, dan voel je je in de wereld van de Juncker’s, Rutte’s, Timmermans’, Clinton’s en CNN en de NRC-journalisten met hun ongenuanceerde veroordelingen van politieke tegenstanders heel eenzaam.

    Opvallend is wel dat bij het lezen van Open Samenleving en haar vijanden, bij mij een heel andere ‘waarschuwing,” van Popper is bijgebleven die niet als zodanig door Kasdorp en de groot worden genoemd, namelijk dat messiaanse politieke overtuigingen (dwz politici die er van overtuigd zijn dat zij-en-zij-alleen het recht op de morele juistheid van hun politieke idealen heeft) NOODZAKELIJKERwijze leidt tot onderdrukking, vervolging en toitalitaire staatsvormen. Voor Popper was dat natuurlijk de nazi’s, de communisten, maar later de west-europese socialisten, maoïsten, en alle aanhangers van de Zuid-amerikaanse vrijheidsstrijders (Castro), en natuurlijk de religieuze leiders waar de islam nu natuurlijk als monsterlijke voorbeeld van de juistheid van de stelling van Popper.

    Voor al diegene die het boek van Popper te dik, en grotendeels nogal detaillistisch-technisch-filosofisch en daardoor afschrikwekkend vindt het te lezen, raad ik aan je te beperken tot de inleiding. Dat is een prachtige en toegankelijke inleiding in de mechanismen die leiden tot staats onderdrukking en vervolging. Onze huidige politieke leiders zijn, zonder dat ze dat misschien al te bewust van zijn, nu de wegbereiders van de onderdrukking van andersdenkenden. Ze hebben Popper dan ook niet gelezen of begrepen!

  2. Cool Pete schreef:

    Mijn advies is, niet op recensies/besprekingen af te gaan, maar het boek zelf te lezen:
    een van de belangrijkste boeken van de twintigste eeuw.
    Het is weliswaar dik, maar erg helder [ en zonder het “voorwoord”].
    “The Open society and its Enemies” – [ 1945 ] –
    de beste vertaling van de titel is:
    “De open en vrije, democratische rechtstaat en haar vijanden”.

    Verder is er een pocket door [ de filosoof ] Bryan Magee – “Popper” [ 1973 ],
    die een begrijpelijke, volledige en eerlijke samenvatting geeft.

  3. Cool Pete schreef:

    Nadere aanvulling:

    Karl Popper bracht niet een soort “pragmatisme” [ “de best werkende oplossing” ];
    pragmatisme en verifiëren zijn oppervlakkig.
    Hij bracht een kritische methode van wetenschappelijk falsificeren van hypothesen / theorieën.
    Dat is een constant testen op inhoud en kwaliteit; het is het grondige fundament in de wetenschap.

    Nogmaals: lees zelf het originele werk van Karl Popper.

  4. Cool Pete schreef:

    Duidelijker formulering van mijn laatste zin hierboven:

    Dat is het voortdurend toetsen op inhoud, kwaliteit en dus GELDIGHEID van elke theorie /
    hypothese; het is het grondige fundament in het uitoefenen van wetenschap.