DE WERELD NU

Kapitalisme – de ondernemingsgewijze productie

kapitalisme

Kapitalisme is via het marxisme het algemeen gebruikte woord geworden voor een samenleving waar men een vorm van democratie kent en een ondernemingsgewijze productie. Deze economie onderscheidt zich van de ambachtelijke die er in Europa aan voorafging door een grootschaliger en kapitaalintensievere  productie. Door een productie die op de markt is gericht en niet op plaatselijke afnemers. Zowel deze productie als de financiering ervan zijn ontstaan uit de handel op grote schaal in de Middeleeuwen.

Deze nieuwe vorm van productie is ondernemingsgewijs en wordt niet langer beheerst door gilden[1], de middeleeuwse kartelorganisaties van ambachtslieden. Per bedrijfstak en per regio ontstaan er specialisaties. Er worden halffabricaten gebruikt en vervaardigd. Delen van de productie worden uitbesteed bij derden en er ontstaan grote netwerken van onderling afhankelijke producenten en handelaren.

Financiering vindt plaats door krediet van toeleveranciers, die genoegen nemen met betaling in wissels en al snel ook door banken die de wissels in disconto nemen.

Het land dat aan het begin van de nieuwe tijd in de zestiende en zeventiende eeuw het verste was met de toepassing van de kapitalistische technieken van productie en financiering was het land met de grootste handelsstromen, het nieuwste land van Europa, de Verenigde Provinciën.

De Verenigde Provinciën, dat waren de zeven Noordelijke provincies van de Bourgondische landen van Overderwaarts. De twee belangrijkste waren Holland en Zeeland en binnen Holland was de belangrijkste stad Amsterdam. Amsterdam was daarnaast de vrijhaven voor iedereen die om politieke en godsdienstige redenen uit zijn vaderland had moeten vluchten. Het werd zo de belangrijkste verzamelplaats van alle meegebrachte economische technieken, handelskennis, handelsnetwerken en  culturele verworvenheden die al die immigranten meebrachten.

Holland was door zijn ligging en het gebrek aan eigen grondstoffen al vroeg aangewezen op de bulk trade, om zich zelf van voedsel en grondstoffen te voorzien en door de opbrengst van handel met derden te kunnen betalen. Het importeerde onder meer hout en graan uit de Oostzee en betaalde met een deel daarvan voor de wijn en specerijen die het haalde uit de Zuid Europese landen en de Levant. Het had onvoldoende eigen graan om de bevolking te voeden en veel te weinig hout voor de huizen-  en de scheepsbouw in Zaandam en Amsterdam. Hollandse transporteurs werkten met veel schepen, die een relatief grote inhoud hadden en een kleine bemanning. Ze namen genoegen met kleine winstmarges. Ze waren daarom goedkoper dan anderen. In het midden van de zeventiende eeuw had men op een groot aantal terreinen van handel en transport de andere zeevarende naties eruit geconcurreerd en praktisch een monopolie verworven.

Het kenmerkende van de ondernemingsgewijze  productie is dat er niet voor eigen gebruik of voor de onmiddellijke omgeving wordt geproduceerd, maar voor een geografisch veel grotere markt. Kapitalistische productie is een vervolg geweest op de  grootschalige handel. Die handel was er al het is dus niet verbazingwekkend dat ook de industriële productie in Holland begon.

Het onderscheid tussen handel en productie en meer in het algemeen tussen produceren van goederen en dienstverlening is aan het einde van de Middeleeuwen niet meer zo duidelijk als in de ambachtelijke tijd. In Holland en Friesland werden in de zeventiende eeuw Engelse koeien vetgemest, maar of dat nu dienstverlening tegen betaling of import en herexport van koeien was? Het kan allebei zijn geweest.

Zo ging het ook met andere producten die via de Hollandse scheepvaart op de Hollandse stapelmarkten in depot werden genomen. Soms werden ze bewerkt, omdat ze dan gemakkelijker te verkopen waren, soms als de marge voldoende was gingen ze er weer uit zoals ze er in gekomen waren. De basis was handel en er werd waarde aan de producten toegevoegd naarmate daar vanuit de handel vraag naar was.

Industrie heeft in de Republiek  nooit beklijfd. Die was afhankelijk van de handelsstromen en kon even plotseling weer verdwijnen als zij gekomen was.

Holland en Zeeland waren de meest geürbaniseerde gebieden van West Europa. Zonder handel en industrie zou de bevolking niet hebben kunnen overleven en met dit gebrek aan autarkie, zwakte en kracht tegelijk, waren de Provincies in de zeventiende eeuw uniek.

Voor hun stapelvoedsel, brood, en voor de grondstoffen van de nijverheid bleven ze afhankelijk van import, ondanks de voortdurende nieuwe landaanwinningen in de polders. Die positie, waarin de steden ook in andere landen altijd al hadden verkeerd, bleef voor een heel land iets bijzonders. Het betekende dat de Republiek machtig genoeg moest zijn om haar handelswegen te kunnen beschermen of in vrede moest leven met al haar potentiële concurrenten. Tot het eind van de zeventiende eeuw gold het eerste. Daarna, tot de Napoleontische tijd het tweede. Van de handelsblokkade van Napoleon heeft daarom geen land zoveel te lijden gehad als Nederland. Het betekende hier niet alleen gebrek aan nering maar letterlijk gebrek aan brood.

Deze kwetsbaarheid van het kapitalisme waarin Nederland al vroeg kwam te verkeren gold voor heel Europa tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog en zij geldt intussen voor de gehele mensheid. Het succes van de ondernemingsgewijze productie en de technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen heeft zijn eigen risico’s gecreëerd: van de zeven miljard mensen die er tegenwoordig op aarde leven, zouden er niet meer dan een paar honderd miljoen kunnen overleven zonder de ondernemingsgewijze productie en de internationale handel.


  1. De enige  gilden die nog functioneren in de moderne tijd zijn beroepsverenigingen als de Orde van Advocaten, de Notariële Broederschap, het NIVRA en de artsenverenigingen

Dit artikel over kapitalisme verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

Meer over kapitalisme vindt u hier.