DE WERELD NU

Het vrouwenquotum

vrouwenquotum, emancipatie

Het vrouwenquotum splijt Duitsland, schreef de correspondent van de Volkskrant uit Berlijn op 1/2/11.

Ik twijfelde toen al of dat waar kon zijn. Von der Leyen, de werkgelegenheidsminister van het CDU, kwam met het voorstel om een quotum van 30% in te voeren en de minister van justitie Schnarrenberger schoot het af. Het is dus niet doorgegaan want Bondskanselier Merkel laat haar regering niet splijten, laat staan haar land.

Toevallig waren het alle drie vrouwen, omdat in de Duitse politiek ook zonder quotum vrouwen aan de top kunnen komen. Dat gaat in het bedrijfsleven ook gebeuren als we tijd van leven hebben, maar minder snel dan veel mensen hopen en denken. De reden waarom het daar minder snel gaat is omdat de top van het bedrijfsleven een grotere en meer specifieke ervaring vraagt dan de politiek. Niet dat vrouwen over minder aanleg beschikken, maar ze doen minder ervaring op in de leeftijd waar dat er toe doet, tussen de 25 en de 40. Dan zorgen vrouwen voor hun kinderen en leggen ze hun eerste prioriteit bij hun gezin. De mannen die later de bedrijven gaan leiden zetten zich dan zestig tot tachtig uur in voor hun werk en, wat nog belangrijker is, geven aan de eisen die dat werk stelt de voorrang boven hun verplichtingen elders.

De bezwaren die de feministen hiertegen hebben zijn normatief: als vrouwen een even grote aanleg hebben en hun opleiding is gemiddeld zelfs beter, dan is het niet eerlijk als de beste banen in grote meerderheid naar mannen gaan. Mannen horen trouwens even veel tijd aan hun gezin te besteden als hun vrouwen.

Alleen, dat doen ze niet. En topmannen zijn ook helemaal niet slechter opgeleid dan hun vrouwelijke collega’s, eerder beter. Gemiddeld zijn vrouwen wel beter opgeleid, maar de verdeling goed en minder goed is bij mannen en vrouwen anders.

De mannen in kwestie hebben de vijftien jaar die er toe deden harder gewerkt in de banen die als voorbereiding gelden voor de top. Dat zijn feiten. Feiten en normen en waarden zijn verschillende zaken die beter niet door elkaar kunnen worden gehaald. In elk geval zal het bedrijfsleven de meest geschikte mensen blijven benoemen als de bedrijven succes willen hebben en dat willen ze. Als dat vrouwen zijn benoemen ze vrouwen maar nu zijn het nog in meerderheid mannen.


Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

2 reacties

  1. Marcel schreef:

    Een ander geluid wat vaak uit die kringen opklinkt is : “ik heb altijd het gevoel dat ik me moet bewijzen”. Volgens mij hoor je dat vaker uit de mond van vrouwen als bij mannen. Dat komt weer omdat vrouwen nu eenmaal meer last hebben van onzekerheid, waar een man al snel zijn schouders ophaalt en bij zichzelf denkt dat hij helemaal niets hoeft te bewijzen. Die hebben dan ook meestal weinig weinig ambitie en vinden het allemaal wel goed zo, waar de chronisch onzekere vrouw zich door haar omgeving aan laat praten dat ambitie moet.

    Nu kom ik zelf uit een mannenwereld hoor. Technische school. Werken op boorplatforms, jaartje naar de oorlog om daar eens te kijken, dat soort werk. Maar mijn ervaring in die mannenwereld is toch echt dat als je hogerop wilt dat je jezelf dan moet bewijzen. Als je dat niet kunt of wilt dan kom je gewoon niet hogerop.

    Standaardopmerking als ik met dames uit de schoolgaande leeftijd spreek (zeldzaam) over wat ze later willen gaan doen en er komt zoiets halfslachtigs uit als “iets met leiding geven” dan zeg ik : “Leuk. misschien moet je kleuterleidster worden”.

    De meesten reageren daar niet zo heel erg ad rem op 🙂

  2. Marcel schreef:

    Nog een oneliner die ik weleens gebruikt heb :
    Opmerking : Vrouwen kunnen veel beter multitasken als mannen.
    Antwoord : Ga toch weg ! Ik heb er nog nooit 1 meegemaakt die achteruit kan rijden met een auto, en sturen tegelijk.

    Dat is meestal de manier waarop ik met de aanhangsters van vrouwenquota en girrrl power omga.

    Male chauvinist pig is de enige gedachte die zij dan nog kunnen ontwikkelen, maar waarvoor ze te onzeker zijn om het uit te durven spreken.

    Erg hè 😉