DE WERELD NU

Het conceptuele probleem in het strafrecht

strafrecht, vreemden

Overheid en strafrecht zijn twee kanten van dezelfde medaille. Zonder overheid is er geen strafrecht en zonder strafrecht geen overheid. Degene die rust en veiligheid handhaaft in een samenleving is per definitie de overheid en strafrecht is het zwaarste middel voor de handhaving.

Het strafrecht schiet tegenwoordig te kort als systeem ter bescherming van de samenleving tegen criminaliteit. Dat is niet alleen zo in Nederland, maar in de hele Westerse wereld. Ondanks uitbreiding van het politieapparaat en verveelvoudiging van budgetten voor justitie en binnenlandse zaken neemt de criminaliteit toe[1] en neemt het gevoel van veiligheid van de burger trendmatig af. Als terrorisme[2] als criminaliteit wordt beschouwd in plaats van als politiek verschijnsel kan men het voortduren van het verschijnsel op de lijst van falen van het strafrecht bijschrijven.

De vraag alleen al of het internationale politieke terrorisme criminaliteit is of een vorm van oorlog geeft al aan dat conceptuele problemen mee ten grondslag liggen aan de strafrechtmalaise.

Met dezelfde strafwet worden heel verschillende maatschappelijke misdragingen bestreden. In plaats van dat het strafrecht gereserveerd blijft voor het publiekelijk vervolgen van de meest ernstige normoverschrijdingen, dient het tegenwoordig vooral als instrument van ordinair bestuurlijk beleid. Het zou goed zijn om de functie van het strafrecht in de samenleving opnieuw te overdenken en aan de hand daar van het straf- en strafprocesrecht nieuw te organiseren.

Strafrecht is waarschijnlijk het oudste deel van het recht. In zekere zin is alle recht dat dient ter beslechting van ernstige geschillen in oorsprong strafrecht. Het oude Romeinse recht, waarvan we vrij goed op de hoogte zijn kan als voorbeeld dienen.

Het Latijnse woord voor recht ius stamt van het gebod van de koning tot handhaving van de vrede en het is ouder dan de Romeinse Republiek (die begint in 509 v. Chr.).

Bij tegenwoordige strafrechtspecialisten die minder goed van het Romeinse recht op de hoogte zijn dan hun voorgangers een eeuw geleden, kun je wel eens horen dat de Romeinen helemaal geen strafrecht kenden, omdat ze het instituut van de Openbare Aanklager misten. Als Cicero Verres aanklaagt wegens diens misdrijven op Sicilië dan doet hij dat niet namens de overheid maar als privé jurist uit naam van de slachtoffers, maar het was natuurlijk wel degelijk strafrecht. Bij een veroordeling kon het tot verbanning en verbeurdverklaring van goederen leiden. De organisatie van het Romeinse recht was anders dan het onze, maar dat het strafrecht er geen onderdeel van uit maakte is geen juiste gedachte.

Strafrecht komt overal voor omdat iedere vorm van samenleving middelen nodig heeft om de interne vrede te bewaren en omdat schending van de belangrijkste groepsnormen per definitie[3] onduldbaar is. Strafrecht handhaaft de normen en haar procedures voorkomen eigen richting en vendetta’s.

Strafrecht heeft een aantal kenmerken die meebrengen dat het alleen gebruikt kan worden als een ultimum remedium met een beperkte capaciteit. Het heeft een uitgebreid ritueel en telt veel en tijdrovende procedures. Omdat de gevolgen voor de verdachte in het strafrecht ingrijpend zijn, wordt diens positie uitvoerig beschermd. Het bewijsrecht in het strafrecht wijkt af van dat in andere onderdelen van het recht en ook overigens worden aan de verdachte alle denkbare middelen verschaft om zich te verdedigen en zo hoort het ook. Het is duidelijk dat hoe zwaarder de nadruk ligt op deze aspecten hoe kleiner de capaciteit en omgekeerd, dat hoe kleiner de relatieve capaciteit hoe eerder aan deze aspecten van het strafrecht te kort wordt gedaan.

Strafrecht als routine, zoals men dat bij zittingen van de politierechter mee kan maken is eigenlijk een contradictio in terminis. Het gaat daarbij niet om grote belangen. Het ceremonieel is tot een minimum beperkt. Het feit dat de politierechter alleen zit wijst erop dat de bescherming van de verdachte minder is dan in de gevallen waarin rechters zich vóór het uitspreken van een vonnis tegenover elkaar moeten verantwoorden. Maar ook veel zittingen van meervoudige strafkamers worden routineus afgedaan. Dat strijdt allemaal met het grote belang dat de samenleving hecht aan het strafrecht.

Bij dat belang past ook niet de verwarring die er heerst over de aard en functie van het strafrecht bij de beoefenaren van het métier. Veel strafrechtjuristen en criminologen hebben geen idee meer waar strafrecht voor dient. Hun aandacht is buiten iedere proportie gericht op het herstel van de maatschappelijke positie van de gestraften. Over die maatschappelijke positie bestaan trouwens heel andere ideeën bij de reclassering en het gevangeniswezen dan bij de harde kern van de beroepscriminaliteit. De wereld binnen de gevangenis en de criminele wereld erbuiten vormen in toenemende mate een geheel, zodat grote criminelen hun bendes vanuit de gevangenis kunnen blijven besturen. Een deel van het personeel in het gevangeniswezen speelt een rol als trait d’union. Men beschikt binnen de muren van de gevangenis vrijelijk over mobiele telefoons en andere communicatie apparatuur. In de gevangenisgemeenschap heerst het recht van de sterkste, wat in de praktijk wil zeggen het recht van de best georganiseerden: de zware beroepscriminelen. Bewakers beschikken niet over de middelen om daar wat aan te doen en passen zich aan.

In de VS is men tegenwoordig zo ver dat men aparte gevangenissen heeft voor de zwaarste soort criminelen, maar ook daar worstelt men met het probleem dat criminaliteit en daders zo divers en ongelijksoortig zijn, terwijl in de gevangenissen en in het strafproces alles op een grote hoop wordt gegooid. Het zou goed zijn om het hele systeem opnieuw te overdenken. Voor een dergelijke discussie draag ik de volgende gedachten aan:

  • Beperk het strafrecht tot de plegers van zware geweld- en vermogensdelicten en tot recidivisten (veelplegers). Breng andere wetschendingen onder in een ander, gemakkelijker hanteerbaar systeem.
  • Voorzie dat andere systeem naar het voorbeeld van verkeersrecht en de fiscaliteit van een lichter bewijsrecht en van effectieve vermogensstraffen i.p.v. vrijheidsstraffen.
  • Schaf de taakstraffen af die niemand au serieux neemt en die de maatschappelijke eerbied voor de strafwet ondergraven.
  • Maak vermogensstraffen verhaalbaar op de vermogens van familieleden in de rechte lijn en de tweede graad van de zijlinie.
  • Schaf in het lichte systeem het ritueel af maar besteed wel aandacht aan de resocialisatie, die in het zware systeem nutteloos is. Het mislukken van de resocialisatie is een van de redenen om veelplegers in het zware systeem onder te brengen. Zij hebben bewezen niet voor resocialisatie[4] geschikt te zijn.
  • Het systeem van opsporing, vervolging, berechting en bestraffing is in veel van haar details gebaseerd op een samenleving en op technieken die dateren uit de negentiende eeuw. Wie het nu zou moeten bedenken zou het nooit meer zo doen. Allerlei nieuwe verschijnselen in de samenleving zoals bijvoorbeeld de media en de moderne communicatiemiddelen hebben ad hoc een plaats in het systeem gekregen en die plaats is niet altijd goed overdacht.
  • Strafrecht is er niet voor de gestraften en zelfs niet in de eerste plaats voor de slachtoffers. Het is er voor de geschonden norm en voor de rust in de samenleving. Communicatie met het publiek is een essentieel onderdeel en dat wordt amateuristisch behandeld.
  • Bestudeer het fenomeen van groepscriminaliteit en geeft het een aparte plaats. Beperkt het niet tot lidmaatschap van een criminele organisatie, maar heb ook oog voor groepen zonder een formele vorm van organisatie, waarvan het bestaan alleen blijkt uit gemeenschappelijk optreden van de leden. Heel terecht greep de politie in Keulen vijf dagen geleden in toen zich groepen Noord Afrikanen verzamelden bij de Hauptbahnhof. Dat media daar een vorm van rassendiscriminatie in zagen is een goed voorbeeld van het tekort schieten van het bestaande strafrecht.
  • Overdenk de aard van deze spontane groepen en de gevolgen van hun optreden. Hooligans bij openbare manifestaties en jeugdbendes zijn maar deelaspecten. Groepscriminaliteit is een belangrijk fenomeen in de samenleving en we hebben er conceptueel geen grip op.

Nog een onderwerp dat wat buiten de reguliere criminaliteit valt maar dat wel als een belangrijk maatschappelijk fenomeen kan worden beschouwd: de politieke criminaliteit. In januari 2010 stond Geert Wilders terecht op last van het Amsterdams Gerechtshof. Dat Hof was van mening dat Wilders volksgroepen tegen elkaar opzette en het maatschappelijk functioneren van nieuwe Nederlanders bedreigde. Meer concreet verdacht het Hof hem van discriminatie en belediging van bevolkingsgroepen. Dat zijn voor een politicus geen lichte vergrijpen. In hun zware vorm is het de criminaliteit die geleid heeft tot de burgeroorlogen in het voormalige Joegoslavië en onder meer tot de massamoord in Srbrenica. In wezen is dat hetgeen waar Milosevitch voor terecht stond. Hij en de Servische media hebben de situatie gecreëerd waarin de oorlog op een gegeven moment niet langer te vermijden was, omdat vreedzaam samenleven tussen de verschillende groepen in de samenleving niet langer mogelijk bleek.

Dat is, in een lichte vorm, wat aan Wilders ten laste werd gelegd. Zag het Hof het goed dan was zijn beslissing juist en tijdig. Zag het Hof het verkeerd en probeerde Wilders juist het ontstaan van etnisch verschillende groepen met hun eigen normen en leefwijzen in Nederland te voorkomen, dan heeft het Hof hier een ernstige blunder begaan. Uit de uitspraak mag worden afgeleid dat het laatste het geval was. Maar dat het Hof in die misvatting niet alleen stond blijkt uit het feit dat er intussen een tweede strafproces tegen Wilders loopt op dezelfde of soortgelijke gronden.

De verwarring over waar het strafrecht voor dient en wat men er mee kan bereiken is groot. De overheid gebruikt het als middel om zich politiek te verweren en ondergraaft daarmee het nut nog verder. Het wordt hoog tijd dat deze overheid tezamen met haar strafrecht op de schop gaat.


Noten

  1. Over de omvang van de criminaliteit zijn geen betrouwbare cijfers bekend en dat maakt ook iedere uitspraak over toe- en afname stricto sensu onzeker. Wanneer over toename van criminaliteit wordt gesproken dan wordt daarmee gedoeld op de aanwezigheid als min of meer normaal verschijnsel op plekken in de samenleving waar dit vroeger niet voorkwam. Op scholen bijvoorbeeld, binnen bedrijven en op andere plekken waar mensen elkaar kennen en plachten te vertrouwen. Vroeger was daar een behoorlijke mate van sociale controle aanwezig die nu meer en meer blijkt te ontbreken.
  2. Over een definitie van terrorisme wordt men het internationaal om politieke redenen moeilijk eens. Maar het vermoorden, verwonden of bedreigen van onschuldigen met het doel anderen daarmee te treffen of onder druk te zetten lijkt een aanvaarbare werkdefinitie. Of het treffen van affectieve goederen, zoals de Boeddhabeelden in Afghanistan of een moskee van de Sjiieten daar dan ook nog onder zou horen te vallen laat ik dan in het midden. Het lijkt verdedigbaar om terrorisme, aldus gedefinieerd, als een misdrijf te beschouwen, als een ongeoorloofd middel voor wel doel dan ook.
  3. Per definitie, omdat normen datgene is wat een groep bij elkaar houdt. Een samenleving bestaat bij de gratie van het vertrouwen tussen de burgers dat men elkaar over en weer aan normen kan houden Wanneer dat vertrouwen volledig verdwenen is houdt de samenleving op te bestaan.
  4. Dat wil niet zeggen dat zware criminelen niet in de maatschappij terugkeren. Die komen alleen niet terug als zij psychotisch zijn of levenslang hebben gekregen zonder gratie. Het betekent wel dat de kosten-opbrengstverhouding van resocialisatie te ongunstig is om het systeem in leven te laten. De middelen kunnen beter worden besteed aan een systeem om lang gestraften na hun in vrijheidstelling in de gaten te blijven houden om recidive te voorkomen.

Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

1 reactie

  1. carthago schreef:

    Heel mooi artikel!