DE WERELD NU

God bestaat niet maar misschien is God wel?

God

Dat God niet bestaat is een triviale waarheid, dus eenvoudig te bewijzen. Gods transcendentie noodzaakt de openbaring. De subjectiviteit is de waarheid. De grote ontdekking van de filosofie. Bestaansordes vs. denkordes. Het voorbeeld van het atomisme. God als noodzakelijk Idee.

Dat God niet bestaat is een triviale waarheid
In de discussie over of God wel of niet bestaat vergeet men vaak eerst na te denken over wat ‘bestaan’ eigenlijk betekent. Volgens mij betekent het bestaan van iets dat het ons gegeven kan worden. En dan uiteraard niet in onze gedachten alleen, want iedereen is het erover eens dat een eenhoorn nog niet bestaat als ik aan een eenhoorn kan denken. Het moet dus gaan om iets buiten mij dat zich – buiten mijn wil om – aan mij kan presenteren, zodat het om een zintuiglijk gegeven zijn moet gaan en in ieder geval om een gegeven zijn in deze wereld waar het zich aan ons kan presenteren. Maar God van de monotheïstische religies (jodendom, christendom en islam) wordt geacht een transcendent wezen te zijn, zodat hij ons nooit gegeven kan worden: alles wat ons in de wereld kan worden gegeven en we voor God houden is volgens deze religies per definitie een afgod. Dus bestaat God niet.

De openbaring
Zo makkelijk laten de monotheïstische religies zich hun God uiteraard niet ontnemen: zij hebben als oplossing voor het vanwege Gods transcendentie door henzelf geschapen probleem de openbaring bedacht. God is onkenbaar maar Hij laat zich (h)erkennen in zijn werken en mededelingen dus in enerzijds de ordening van de natuur c.q. kosmos (dat is de natuurlijke openbaring) en anderzijds in de getuigenissen van profeten die een direct lijntje met God zouden hebben (dat is de bovennatuurlijke openbaring). Maar dit zijn alle cirkelredeneringen: je ziet God alleen in de natuurlijke ordening en je gelooft alleen in de getuigenissen als je al in God gelooft. Als je niet gelooft in God dan is het veel aantrekkelijker om een natuurlijke oorzaak voor de ordeningen te zoeken – dat is de taak van de wetenschap en is aantrekkelijk omdat het geen sprong naar het transcendente en onvoorstelbare vereist maar binnen de grenzen van verstand en empirie blijft – en om de getuigenissen als dwalingen te kwalificeren omdat de rede ons vertelt dat het veel waarschijnlijker is dat bijvoorbeeld inzake de brandende struik waar God tot Mozes zou hebben gesproken, Mozes hallucineerde of gewoon loog om interessant te doen in plaats van dat zijn getuigenis waarheidsgetrouw is.

Zelfs als de getuigenissen waar zijn, dan lijkt het niet handig van God om zich slechts aan een paar mensen te openbaren (zoals Multatuli schrijft aan God: ik had graag in u geloofd maar hoe kan ik in u geloven als u zich nooit aan mij openbaart?). De rest van de mensheid moet dan maar ‘geloven’, welke eis tot lichtgelovigheid vooral machthebbers vooruit helpt en de geloofwaardigheid van het verhaal zelf niet helpt. Het weerwoord van de religie is dat het vereiste van het geloof (‘deze sprong in het diepe’ van Kierkegaard) juist de transcendentie van God bevestigt – omdat God niet kan worden gekend kunnen we alleen in Hem geloven – waarmee de cirkel rond is.

De waarde van religie
Deze cirkelredenering van de monotheïstische religies kan veel kracht en mogelijk zelfs de echte menselijke vrijheid geven, maar deze mooie zaken zijn absoluut subjectief (zoals Kierkegaard benadrukte: ‘de subjectiviteit is de waarheid’). Geloven betreft in wezen ook geen objectieve waarschijnlijkheidsclaim (is dus niet hetzelfde als ‘vermoeden’)  maar ergens op vertrouwen hetgeen een subjectieve zekerheid is. Uiteindelijk is de kern van de monotheïstische religies dat er een verhaal (mythe) wordt gegeven dat betekenis aan de wereld en richtlijnen voor het leven geeft. Daarom geven zij bijvoorbeeld een scheppingsverhaal: doordat de wereld zou zijn geschapen door een intelligentie wordt de wereld voorgesteld als een schoon kunstwerk waarin alles een reden en een doel heeft, hetgeen ons redt van de ontredderende ervaring van zinledigheid van het bestaan en van een lelijke, willekeurige of onrechtvaardige wereld. Religie vertelt ons hoe te leven en verbindt een gemeenschap door middel van gemeenschappelijke betekenissen en levensregels. En misdadigers weten dat ze misschien de wereldse autoriteiten kunnen ontlopen maar dat God alles ziet en ze hun straf aan het einde van de dag niet zullen ontlopen. Maar in de wereld is geen God: in objectieve zin bestaat God dus niet.

Kan de filosofie God redden?
We zijn echter nog niet klaar, want de filosofie leert ons dat er meer is dan slechts zintuiglijke objecten (en gedachten): de grote ontdekking (of uitvinding als u sceptisch bent) van de filosofie is het ‘zijn’ en veel interessanter dan de vraag of God bestaat is de vraag of God ‘is’ (hetgeen wellicht ook zelfs beter aansluit op de Bijbel omdat daarin staat geschreven dat God zegt: “Ik ben (die ik ben)”). Het antwoord daarop is in ieder geval veel minder triviaal.

De geboorte van de metafysica
Reeds de vroegste filosofen kwamen het onderscheid tussen bestaan en zijn op het spoor en het zou weldra de gehele filosofie beheersen (in zekere zin wordt de filosofie zelfs gedefinieerd door deze kwestie). Alles in de wereld ontstaat en vergaat en is sowieso aldoor aan verandering onderhevig. Maar hoe is dat mogelijk? De filosofen zagen in dat – als je er serieus over nadenkt – verandering niet mogelijk is: ‘wat is is en wat niet is is niet’, aldus Parmenides. Deze strenge logica voert ons direct naar de metafysica, want we komen hiermee in een hogere, transcendente werkelijkheid: alles wat bestaat, dus wat ons zintuiglijk kan worden gegeven, verandert maar wat echt ‘is’ kan niet veranderen.

Doordat strenge logica ons naar die wereld van het zijn voert is die wereld even overtuigend en in de meest letterlijke zin nog onweerlegbaarder dan de waarneembare wereld. Het is de wereld waartoe ook die van de wiskunde kan worden gerekend, zodat deze wereld zeker niet leeg maar bevolkt is, en het is een misvatting te denken dat deze wereld slechts een subjectieve gedachtewereld is die slechts bestaat omdat of als we er aan denken: (bijna) iedereen is het er immers over eens dat bv. de Stelling van Pythagoras ook waar is als niemand die stelling ooit zou hebben gedacht. En op dezelfde wijze is bijvoorbeeld het getal 4 of de meetkundige driehoek een ogenschijnlijk objectief idee dat in een eigen werkelijkheid ‘bestaat’ dus niet in de zintuiglijke werkelijkheid (‘de wereld’) en ook niet in onze gedachten.

‘Bestaat’ staat tussen aanhalingstekens omdat het hier niet om ‘bestaan’ gaat maar om ‘zijn’: net als God bestaat het getal 4 niet maar het getal 4 ‘is’ wel dat zelfs een hogere dus transcendente werkelijkheid is omdat het niet kan ontstaan, verdwijnen of anderszins veranderen waar alle bestaande dingen wel aan onderhevig zijn: het getal is eeuwig en onveranderlijk (en bezit dus een zekere goddelijke kwaliteit). Men moet dus liever ook niet denken dat er een soort derde wereld bestaat (naast die van de zintuiglijke wereld buiten ons en de wereld van de gedachten in ons): de transcendente werkelijkheid is veeleer de wereld van de bestaande dingen op een hoger (denk)niveau zodat het de taak van de filosofie als denkactiviteit is om enerzijds die weg omhoog te beklimmen en anderzijds de relaties tussen deze zaken te onderzoeken. Zijn en denken zijn hetzelfde, volgens Parmenides, en waar het dus om gaat is dat wij de (ene) wereld anders zien dan hem denken; naast een bestaansorde is er een denkorde. En tot overmaat van ramp zijn die twee ordes niet slechts conflicterend maar zelfs wezenlijk tegengesteld: veranderlijkheid en veelheid vs. onveranderlijkheid en eenheid.

Het voorbeeld van het atomisme als verbinding tussen oudheid en moderniteit
Zeker vanaf Parmenides zochten alle bekende vroege filosofen een oplossing voor het probleem hoe dingen kunnen veranderen, welke verandering vanaf Parmenides moet worden verklaard zonder geweld te doen aan het beginsel dat wat is onveranderlijk is (en dat dus bv. niets uit niets kan ontstaan) hetgeen de problematische verhouding tussen bestaan en zijn betreft. Dit lijkt een filosofische ver-van-ons-bed-show maar dat het ons nog steeds raakt blijkt mijns inziens uit de moderne herwaardering van het atomisme welke oplossing voor het door Parmenides’ strenge logica geschapen probleem ons nog steeds intuïtief aanspreekt. De oude filosofen wisten immers dat bv. de dood (het vergaan van dingen) een uiteenvallen van delen is, maar dan rijst de vraagt: kan alles eindeloos worden gedeeld? Voor de atomisten was dat ondenkbaar op grond van eenzelfde redenering als Zeno gaf in zijn beroemde Achilles-en-de-schildpad-paradox ter ondersteuning van Parmenides’ leer dat alles één en onveranderlijk (dus ook onbeweeglijk) is: Achilles kan de schildpad nooit bereiken omdat zodra hij de positie van de schildpad heeft bereikt de schildpad iets verder is gekomen ad infinitum.

Een bewegend object kan zelfs nooit ergens komen als we de afstand ernaar toe oneindig kunnen delen (want dan zou het een oneindig veel afstanden moeten afleggen in een eindige tijd) en omgekeerd kan ook niets tot bestaan worden gebracht als het uit oneindig veel delen zou bestaan. Dus, zo concludeerden de atomisten, is alles slechts eindig deelbaar ofwel bestaat alles uit bepaalde ondeelbare elementen. Deze atomen zijn de echte erfenis van Parmenides’ metafysica want deze atomen zijn onveranderlijk en eeuwig. De atomen vormen ‘wat is’. Voeg daarbij ‘wat niet is’, ofwel de lege ruimte, en de atomen kunnen vrijelijk door deze lege ruimte bewegen, hier en daar toevallig samenklonteren en zo de gehele aldoor veranderende kosmos constitueren! Deze oplossing voor Parmenides’ probleem werd zo populair in de moderniteit omdat het de aldoor veranderende wereld als reëel kon voorstellen zonder Parmenides c.q. de logica af te vallen, zodat God geen illusie of inferieure werkelijkheid heeft geschapen hetgeen afbreuk zou doen aan Gods almacht en goedheid. Wel zou de moderne wiskunde Zeno’s paradoxen oplossen maar op een ‘slordige’ manier die onacceptabel zou zijn geweest voor de strenge oude Griekse denkers.

God als noodzakelijke Idee
Uiteraard opende Parmenides’ metafysica c.q. de wiskunde met haar hogere, transcendente werkelijkheid waartoe ons het zuivere denken voert, de deur naar een theologie die leert dat God net zoiets is als het getal: een eeuwig, onveranderlijk, transcendent zijn (mogelijk ontwikkelde Parmenides overigens zijn metafysica juist naar aanleiding van een dergelijke theologie van Xenophanes). Ik wil hier niet veel verder op in gaan omdat dit zou betekenen dat de hele filosofiegeschiedenis dunnetjes zou moeten worden overgedaan. Ik wil alleen de opvatting van de grootste moderne denker, Immanuel Kant, kort noemen, welke opvatting ik bijzonder aantrekkelijk vind en welke opvatting ik hierna wel wat simplificeer en aanpas om het beter in mijn eigen straatje te passen. Volgens Kant kunnen we niet weten of God bestaat (in wezen vanwege Gods transcendentie zoals uitgelegd), maar is God wel een noodzakelijk Idee (en de Idee was Plato’s oplossing voor Parmenides’ probleem zoals de atomen dat waren voor de atomisten dus de Idee is ‘wat is’).

De rede voert ons tot de Idee van God omdat de rede concludeert zoals het verstand verbindt en de rede in de beantwoording van de eeuwige ‘waarom’ (‘hoe is het mogelijk?’)-vraag moet concluderen tot een wezen dat de grond en eenheid van alles c.q. de mogelijkheid voor alle mogelijkheden vormt (teneinde een regressus ad infinitum te stoppen zodat dit opnieuw op het argument van de oude filosofen lijkt). Aan de ene kant is deze Idee van God een regulerend principe voor de wetenschap omdat de wetenschap naar patronen en wetmatigheden zoekt en dus zich de wereld moet voorstellen als een eenheid welke eenheid door de Idee van God wordt gepostuleerd.

Aan de andere kant is God een noodzakelijke Idee om het moreel goede handelen (waartoe de categorische imperatief ons verplicht) te verbinden met geluk als het hoogste goed zodat goedheid kan worden beloond. De traditionele godsbewijzen herleidt Kant tot het ontologische godsbewijs, waarin Gods existentie streng logisch wordt afgeleid uit zijn essentie en dat sinds Anselmus steeds geraffineerdere versies heeft gekregen door onder meer Descartes, Leibniz en Gödel, maar dat Kant verwerpt op grond van het onderscheid tussen de bestaansorde en de denkorde, waarmee ook mijn cirkel rond is.


Dit essay verscheen eerder op Geband van Joop

7 reacties

  1. reageerbuis schreef:

    Dat het bestaan van God niet bewezen kan worden, wil nog niet zeggen, dat bewezen is, dat God niet bestaat

  2. BertG. schreef:

    Dat het bestaan van het vliegende spaghetti monster niet bewezen kan worden, wil nog niet zeggen dat het spaghetti monster niet bestaat.

    En zo kan ik nog wel even een tijdje door gaan………………..

  3. Thomas schreef:

    @reageerbuis. Het bestaan van God wordt in wezen aangenomen, omdat de mensheid het ontstaan van leven niet kan verklaren. Verder is men uit angst dat leven eindig is graag bereid een religie aan te hangen die verkondigt, dat er na de dood een beloning wacht in de vorm van een eeuwig leven in het hiernamaals, indien men een goede gelovige is. Omdat men het ontstaan van leven in wezen niet kan verklaren is naar mijn mening mede de oorzaak dat het bestaan van God niet bewezen kan worden, immers men noemt God de schepper van het leven en de schepping van leven is voor een religie “het bewijs” van het bestaan van God.

  4. hans schreef:

    Stephen Hawking was een van de belangrijkste wetenschappers van de eeuw, onlangs gestorven. Hawking is het bekendst vanwege zijn werk op het gebied van zwarte gaten en singulariteiten in de kosmologie. M.a.w. de kennis van het ontstaan van het heelal. Ook was hij er stellig van overtuigd dat er absoluut geen leven na de dood is. Momenteel probeert hij in het hiernamaals de mensen ervan te overtuigen dat er geen leven na de dood is…

  5. Karina schreef:

    Het maakt niet uit of je gelovig bent of atheïst.
    Wat wel belangrijk is dat je het grootste gedeelte van de 10 geboden probeert na te leven.
    Door deze grondbeginselen, bepaald door de bijbel (christelijk), maakt het westen zoals het nu is…(niet vergelijkbaar met islam).
    De atheïsten moeten de christelijken dus niet veroordelen.
    De christelijken moeten zich niet bemoeien met de gedachtegang van de atheïsten.

  6. Cool Pete schreef:

    @Karina : helemaal mee eens.

    Onze basis is: Griekse filosofie x joodse religie x Christelijke godsdienst :
    de innerlijke waarde er van.

  7. David Bakker schreef:

    Ik citeer mijn goed vriend Fred Neerhoff

    “Wim Klever (Spinoza kenner, zijn dochter zat voor PVV in de Tweede Kamer) stelt dat Kant fout zit met zijn kennistheorie, want volgens Kant zou de mens het wezen (an sich) van de werkelijkheid niet kunnen kennen. Met deze constatering treft Klever m.i. precies de zwakke plek van Kant’s filosofie.

    Want achter de empirische werkelijkheid (David Hume) gaat volgens Kant iets anders, iets hogers (het “wezen”) schuil. En dat “iets” blijft voor de mens verborgen, zo weet Kant te melden.

    Dit is per definitie een niet te verifiëren, onwetenschappelijke bewering, en Kant maakt met deze, in de kern theologische speculatie de weg vrij voor het bestaan van een transcendente God.”