DE WERELD NU

Gemiddeld IQ: een ongelukkig non-issue

De misverstanden over intelligentie zijn legio. Erger wellicht is nog dat intelligentie geen maatstaf is voor aanpassingsvermogen en -potentieel. Een overzicht van de IQ-debatten in het publieke domein.

Joost Niemöller, schrijver van fictie en non-fictie, noest bloggend onder de naam De Nieuwe Realist, krijgt via de sociale media heel wat narigheid over zich uitgestort. Sinds hij zich ook uitlaat over het onderwerp ‘gemiddeld IQ’, blijft hem zelfs de beschuldiging dat hij een ‘schedelmeter’ zou zijn, niet bespaard. In zijn, in 2012 verschenen, nog steeds zeer aanbevelenswaardige, boek Het Immigratietaboe, nam hij – helaas – ook een hoofdstuk op met de titel: Grote IQ-verschillen tussen etnische groepen. Door het op te nemen in dit boek, maar ook via de inhoud van het hoofdstuk zelf, legde hij een verband tussen die IQ-verschillen en problematische aspecten van immigratie.

Daarna heeft hij op verschillende fora die samenhang onder de aandacht gebracht. Ik gebruik het woordje ‘helaas’ omdat het een non-issue is. Sowieso verlegt het ten onrechte de aandacht van de echte problemen die aan immigratie vastzitten: niet uit andere etnische groepen maar uit andere culturen. Bovendien helpt het bij het creëren van mist over ‘kennismigratie en kenniseconomie’ en vergrijzing als uitvergroot probleem (voor Nederland).

Kort na het verschijnen van het boek schreef ik er al eens een recensie over. Nu er sprake is van een dramatische toeloop naar Europa van een aantal families en een heleboel jonge mannen uit Afrika, de Balkan, het Midden-Oosten en nog verder weg, is het goed om alsnog wat uitgebreider aandacht te besteden aan dat ongelukkige hoofdstuk.

Net als de meeste andere hoofdstukken was het opgebouwd rond een gesprek met een paar wetenschappers uit het betreffende vakgebied. Tegen de achtergrond van de verkettering van Niemöller heel wrang: een van de wetenschappers die hij sprak voor Het Immigratietaboe, vertrouwde mij ooit toe – op een bijeenkomst in de Balie met Thilo Sarrazin – dat hij stiekem een beetje blij was dat diens boek, Deutschland schafft sich ab, niet in het Nederlands (of Engels) vertaald was. Hij kwam er namelijk ook in voor en dankzij de onwil van Sarrazins uitgever om vertalingen mogelijk te maken, was zijn inbreng voor dat boek en de rest van zijn werk, onder de radar van de Hugo Brandt Corstiussen en andere (anti)fascisten van onze wereld gebleven. Lafheid komt in vele vormen en gradaties. Ik heb er gelukkig geen last van.

Die academicus refereerde aan de schofterige behandeling van een professor in de criminologie, meneer Buikhuisen, en van anderen die in de ogen van wijlen Brandt Corstius en zijn politieke vrienden, onvoldoende politiek-correct bezig zijn in de wetenschap.
Nu is schofterig behandeld worden door onfrisse lieden vanzelfsprekend geen bewijs van de juistheid van de bevindingen van de slachtoffers en nog veel minder van de opportuniteit ervan. Op de inhoud van de ‘kwestie Buikhuisen’ ga ik hier niet verder in. Ik focus op dat hoofdstuk waarmee Niemöller de plank mis sloeg.

Even een kort zijstapje over die gekte rond vergrijzing: de VVD doet wat dat betreft beslist niet onder voor de andere sociaal-liberaal-democratische partijen. Voormalig Kamerlid Boekestijn doet af en toe mee met het verhaal dat migratie van tientallen (of zelfs honderden!) miljoenen van Afrika naar Europa de simpele oplossing is voor de problemen hier, en daar. Ik haalde in reactie daarop een paar jaar geleden al eens naar hem uit. Veel ernstiger is dat de vreemde denkwijze erachter zelfs de inhoud van de VVD-verkiezingsprogramma’s ondermijnt. Het laatste EU-programma bevatte bijvoorbeeld de tenhemelschreiend slordige passage “De Nederlandse bevolking vergrijst en ontgroent. Dit betekent dat een steeds kleiner deel van de bevolking het geld verdient.” Alle economen, alle mensen eigenlijk die niet bang zijn hun boerenverstand te gebruiken, hadden kunnen uitleggen dat vergrijzing en ontgroening voor wat betreft dat kleiner wordende deel, exact tegenovergestelde effecten hebben!

Deze week kwam me zelfs een tekst onder ogen waarin immigratie werd opgevoerd als een soort noodzakelijk tegenwicht tegen krimp van de bevolkingsomvang als zodanig. De tekst was nota bene afkomstig van het wel als duivels rechts geportretteerde Stratfor! Snel terug naar de thema’s IQ sec respectievelijk de relatie daarvan met immigratie.

Wat meten IQ-tests?
Enkele decennia geleden haalde ik mijn kandidaatsdiploma psychologie. Intelligentie en IQ kwamen vrij uitgebreid aan de orde in de studie en ik lette bovengemiddeld goed op bij deze onderwerpen. IQ werd behandeld bij ontwikkelingspsychologie, niet bij persoonlijkheidsleer. De juistheid van deze plaats in het curriculum kun je afleiden uit de term zelf: IQ staat voor intelligentie quotiënt. Quotiënt is kort voor ‘uitkomst van een deling’. Onder de deelstreep stond oorspronkelijk gewoon de leeftijd. De achtergrond van het hele IQ-onderzoek werd namelijk gevormd door de wens om prestaties van kinderen van verschillende leeftijden te vergelijken. Het onderzoek werd uitgevoerd in een onderwijs context en de nadruk lag op het voorspellen van ‘academisch’ succes. Van meet af aan werd in de discussie over IQ een link gelegd met het zogenaamde nature-nurture vraagstuk: erfelijkheid vs opvoeding zeg maar. Heel grof gesteld zat daarachter toen de vraag: heeft het zin om kinderen van arme ouders – die verondersteld werden dom te zijn – goed onderwijs te bieden? Barre tijden.

Er wordt nogal eens onzin verkondigd over IQ in relatie tot de genen/opvoedingskwestie. Bijvoorbeeld met de bewering dat erfelijkheid verantwoordelijk is voor een bepaald percentage ervan en opvoeding voor de rest. Alsof het om een soort optelsom zou gaan! Maar die twee zaken werken op elkaar in en natuurlijk ook nog op een ingewikkelde manier. Illustreren hoe fout die optelsom benadering is, is best eenvoudig met een heel simpele meetkunde analogie. De oppervlakte van een rechthoek bereken je door lengte en breedte met elkaar te vermenigvuldigen. De vraag wat meer bijdraagt aan de oppervlakte, de lengte of de breedte, is niet ingewikkeld maar onzinnig. De vraag of nature of nurture meer invloed heeft op intelligentie, is bijna even onzinnig.
Ik leerde destijds dat IQ datgene is wat IQ-tests meten: net zo waar als het flauw is.

Met het groeiende gebruik van IQ-tests rees ook de vraag naar de cultuurgebondenheid van de inhoud van de tests. Op veel IQ-tests en aanverwante beoordelingshulpmiddelen, scoorden en scoren blanken namelijk gemiddeld hoger dan zwarten en mensen uit een deel van Azië weer hoger dan blanken. Dat soort vaststellingen geeft zowel aanleiding tot rare ideeën als tot foute maatregelen. Zo werd het werk van mensen als Karl Pearson – in de statistiek bekend van Pearson’s R, ofwel ‘de’ correlatiecoëfficiënt – gekaapt door nazi’s en andere eugenetici: ‘rasverbeteraars’. (Het woord aub niet lezen als EU-genetici)

Correct wetenschappelijk onderzoek
Pearson deed onderzoek naar verandering van intelligentie van de gehele bevolking. Hij nam waar dat in meer intellectuele milieus er relatief weinig kinderen geboren werden en hij verwachtte, vreesde ook, dat het effect daarvan zou zijn dat de gemiddelde intelligentie zou dalen. Je zou het een ‘politiek incorrecte insteek’ kunnen noemen. Hij deed echter correct wetenschappelijk onderzoek en hij sjoemelde niet met de weergave van de resultaten die geen daling maar juist een stijging van de intelligentie liet zien. Zijn verklaring voor het verschil tussen zijn hypothese en zijn bevindingen: het effect van dat lagere aantal kinderen in milieus met hogere intelligentie werd meer dan gecompenseerd door het feit dat mensen met heel lage intelligentie zich helemaal niet voortplantten.

Wanneer een vergelijkbaar onderzoek vandaag de dag zou worden uitgevoerd, zou het resultaat wel eens meer in de lijn van Pearson’s verwachting kunnen liggen. Tegenwoordig zijn er in het Westen lieden die zich inspannen om ervoor te zorgen dat mensen met intelligentie zo laag dat ze beslist niet in staat zijn om zelfstandig voor kinderen te zorgen, de gelegenheid krijgen zich toch voort te planten. Daarnaast bestaat er in een ander (hoewel?) deel van de samenleving een trend om zich welbewust niet meer voort te planten. Nauwkeuriger: een trend niet volwassen te willen worden, met het niet krijgen van kinderen als vanzelfsprekend uitvloeisel.

Studiebollen importeren?
Belangwekkende kwesties ook, maar ze hebben niets te maken met de IQ-immigratiekwestie. In de koppeling tussen IQ en migratie zit de suggestie dat immigratie van mensen niet alleen problemen kan opleveren doordat ze uit heel andere, of zelfs expliciet vijandige culturen komen, maar dat daarnaast een lage intelligentie van immigranten ook economisch nadelig zou zijn voor het ‘land van aankomst’. Dat we juist moeten proberen (alleen) mensen met hoge intelligentie hierheen te halen. Het verhaal van de zogenaamde ‘kennismigratie’ in de discussie over immigratie en economie komt uit verschillende politieke hoeken. Een idiote term eigenlijk, kennismigratie: dankzij post, telegraaf en telefoon en – nóg moderner – e-mail en internet, ‘migreert kennis’ in reusachtige stromen en met fabelachtige snelheid. Het gaat natuurlijk over kennismigranten. Er is zelfs overheidsbeleid om die mensen makkelijker binnen te halen.

Maar is dat in de praktijk wel zo nuttig voor onze ‘kennis’-economie? Dat wegnemen van belemmeringen voor die kennismigranten komt in de praktijk vooral erop neer dat bedrijven en instellingen ‘referent’ kunnen worden. Het bekijken van de overheidsbrochure Erkenning als referent is weinig geruststellend in dit verband. Ook studenten kunnen onder de titel van kennismigrant worden binnengehaald; zelfs voor seizoensarbeid blijk je erkend te kunnen worden als referent! Het verwelkomen van echte toptalenten zou misschien wel nuttig kunnen zijn. Maar waar ligt de grens daarvoor? Zeker niet bij universitair student in de culturele antropologie, ook al zal hun IQ vast boven het gemiddelde liggen voor mensen met hetzelfde geboorteland of dezelfde lichaamslengte.

Wie een beetje beschrijvende statistiek gehad op de middelbare school weet dat naast maten als het gemiddelde, ‘spreidingsmaten’ cruciaal zijn wanneer je informatie over een grote groep (een populatie, in statistiek-termen) gecomprimeerd wilt weergeven. Wanneer het zo zou zijn dat in een groep of land bijna alle leden een IQ hadden dat heel dichtbij het gemiddelde zat, was dat gemiddelde een interessanter gegeven – zelfs in het kader van discussie over immigratie – maar daar is absoluut geen sprake van.
Slechts ongeveer de helft van een groep mensen met een gemiddeld IQ van 100, scoort tussen 85 en 115. Wanneer je score 130 is heet je al hoogbegaafd. Maar zo héél uitzonderlijk is dat niet: ongeveer 1 op de 40 mensen scoort zo hoog. Een op de 1000 mensen scoort 145 of hoger. In de beroepsbevolking van Nederland hebben we het dan dus over ongeveer 7500 mensen.

Domme Joden?
Om als land economisch goed te boeren heb je stabiliteit, rechtszekerheid en een zeker niveau van vertrouwen tussen de bewoners nodig en moeten alle mensen kansen krijgen; met name mensen die ambitieus zijn, die van aanpakken weten en in staat zijn goede relaties te onderhouden met heel verschillende categorieën mensen. Om te floreren heb je ook nog extra slimme mensen nodig en moet je de samenleving zo inrichten dat je optimaal profijt trekt van die getalenteerden. De gemiddelde scores van Noord en Zuid-Korea op de zogenaamde Raventest, een intelligentietest die geacht wordt weinig cultuurgebonden te zijn, zijn ongeveer even hoog. ‘Kennis-economisch’ bestaat er echter een groot verschil tussen die beide landen. Volgens dit Amerikaanse overzicht bijvoorbeeld, heeft Noord-Korea sinds 2010 twee nieuwe, patenten verworven, waarmee het totaal op drie is gekomen. In die zelfde tijd verhoogde Zuid-Korea haar aantal met circa 75000 en kwam daarmee boven de 146000.

Wanneer we in Nederland die bovengenoemde groep van 7500 ‘145-plussers’ zouden willen uitbreiden met 1000 mensen en daarbij zouden afgaan op diezelfde Raventest vergelijking per land, hoefden we minder dan een miljoen ‘gemiddelde mensen’ uit HongKong hierheen te halen, maar beduidend meer dan een miljoen uit Pakistan, Iran – gemiddeld IQ in 2006 voor beiden 84 -, ja zelfs uit Israël: score 95.

Op pagina 107 van Het Immigratietaboe schrijft Niemöller: “Het is duidelijk dat de IQ-factor de kern van het immigratieprobleem nadert.” Dat is lariekoek. En politiek oerstom. En daarmee doe ik geen uitspraak over IQ: ook superintelligente mensen kunnen heel effectieve oogkleppen dragen.

De cultuurverschillen vormen een probleem. Anders gezegd: ik heb veel liever 1000 gezellige Surinaamse Hindoestanen of Afghaanse atheïsten met een IQ van 85 in mijn land dan één Iraanse trotskist van het type Peyman Jafari. Ik verwelkom liever 10000 Nigeriaanse christenen dan één natuurkundige uit Pakistan van het type Abdul Qadeer Khan, hoewel het gemiddelde IQ van de Nigerianen volgens sommige staatjes zelfs rond de 70 ligt en dat van meneer Kahn vast en zeker boven de 130, misschien wel boven de 145. De lakse manier waarop Nederland in het verleden is omgegaan met meneer Khan heeft belangrijk bijgedragen aan bedreigingen van de wereldvrede, groter dan de migratie van een miljoen gewone, niet-jihadistische mensen uit welk land dan ook, zou kunnen veroorzaken. Hij hielp Pakistan en Noord-Korea aan de kennis voor het maken van atoombommen.

Cultuurverschillen werken al rechtstreeks en negatief uit op allerlei aspecten van immigratie en integratie: waarom zou je daar een kunstmatige, moeilijk grijpbare grootheid als IQ tussen willen schuiven? Een grootheid nota bene die men juist probeert cultuur-onafhankelijk te maken! Wanneer er relatief weinig immigranten door een IQ-test van personeelszaken komen moet je niet – zeker niet alleen – de kwaliteit van die test in twijfel trekken. Indien de lage score veroorzaakt wordt door slechte beheersing van de Nederlandse taal, moet je je als bedrijf afvragen hoe belangrijk beheersing van de Nederlandse taal is in de functie(s) waarvoor je mensen werft. Het antwoord zal meestal zijn: ja die is belangrijk. In de politiek moet aan de kaak gesteld worden dat taalachterstand in stand gehouden wordt door allochtonen te betuttelen: lagere eisen aan ze te stellen dus. Kleuters met een taalachterstand zouden niet rechtstreeks moeten worden toegelaten tot het reguliere onderwijs.

Immigranten – die altijd met een achterstand beginnen, al was het alleen maar vanwege de taal – vormen vooral een bedreiging voor de arbeidsmarktpositie van de mensen die een lage opleiding hebben, en geen bijzondere talenten. In dat verband is het niet vreemd dat de SP met betrekking tot arbeidsimmigratie een van de meer kritische partijen is.

Niet toevallig had Joost Niemöller als motto voor Het immigratietaboe een uitspraak van voormalig PvdA-leider Joop Den Uyl genomen: “Wij zijn van oordeel dat op langere termijn noch het belang van de landen waaruit vreemde werknemers komen, noch de belangen van die vreemdelingen zelf, noch de belangen van de Nederlandse samenleving, met hun komst zijn gediend.”

Intelligentie als onaangenaam trekje
In discussie over intelligentie en IQ zit vaak (impliciet) de veronderstelling dat het wenselijk en mogelijk zou zijn om de verwerkingscapaciteit van de hersenen te meten. Alsof het om zoiets neutraals zou gaan als de kloksnelheid en de omvang van het interne geheugen van een computer. De veronderstelling ook dat aan een hoge score geen emotionele waarde zou vastzitten en als die er wel was, dat altijd het een positieve zou zijn.

Ik heb zelf een goed stel hersens, maar mijn eigen IQ-scores zeggen daar niet zoveel betrouwbaars over. Op de lagere school was ik zo lui geworden dat ook mijn IQ-score niet opvallend hoog was. Later heb ik wel eens boven de 150 gescoord en bij een andere gelegenheid was het testresultaat dat ik behoorde tot de 3% hoogst scorenden in een groep van honderden universitair afgestudeerden. Dat was nadat ik alsnog heel wat ijveriger, ambitieuzer en competitiever was geworden en ik bovendien psychologie had gestudeerd en heel wat testjes gezien had.

In familiekring werd ik wel omschreven als huismus. Dat heeft de suggestie van ongezellig, ongezond misschien wel, maar ik kreeg – vooral indirect – ook lof voor mijn intellectuele vermogens. Maar een hoge intelligentie kan ook als onaangenaam trekje worden beschouwd, als arrogant, vorm van gekte. Omdat bij een hoge intelligentie het vermogen hoort om te abstraheren en ‘buiten de box te denken’, kan het zelfs als blasfemisch worden opgevat. Je loopt (als vrouw) extra kans om vermoord te worden vanwege eer of Allah. In zo’n samenleving drukt dat op de lange duur ook het gemiddelde IQ, maar slechts heel langzaam; een veel belangrijker effect is dat de samenleving de inbreng mist van die mensen die uitgeschakeld, opgesloten of vermoord worden.

Uit mijn linkse jeugd herinner ik me dat de CPN (Communistische Partij Nederland) met trots meldde hoe laag de opleiding van hun kandidaat parlementsleden was. Absurd, maar net zo min is een hoog IQ – om nog maar te zwijgen van een hoge opleiding – een indicatie dat je te maken hebt met geschikt materiaal voor kamerlid of minister. Universitair opgeleiden hebben vaak grote oogkleppen en een forse dosis lafheid en volgzaamheid naar ‘de leiding’. Als ze niet al moreel gecorrumpeerd zijn en zich via abstraheren en retoriek het debatteren om het debatteren aan hebben geleerd.

Wanhoop en apathie
Ik sluit af met een relatief onschuldig maar buitengewoon pijnlijk voorbeeld van dat laatste, afkomstig uit D66-kring. Ik stuitte erop dankzij The Post Online. Gemeenteraadslid Meltem Kaya had in Amsterdam geopperd dat het inzetten van au pairs in de zorg best wel kostenbesparend kon werken. De onvolprezen columniste Nausicaa Marbe veegde de vloer aan met het plannetje. Kaya reageerde bij TPO met onder andere dit:

“Marbe heeft zeker een punt als zij het heeft over de pijnlijke ontslagen in de zorg en het risico op verdringing op de arbeidsmarkt door zorg au-pairs. Onderdeel van het gemeentelijke onderzoek is dan ook om deze zo veel mogelijk tegen te gaan.” (nadruk toegevoegd)

Zorgwekkend, maar geen uiting van dat debatteren om het debatteren. Die kwam van ene Remko Zuidema in een reactie op een oudere dame die schreef:

“Dom idee, asociaal idee, anderstaligen, bij de echte ouderen vaak taalprobleem/miscommunicatie. Zelf 70+, maar hier komen ze er niet in. Dan zorg ik wel op mijn tijd dat de pillen en de alcohol klaar liggen/staan om mijn leven zelf te beëindigen. Of maak eens haast met die pil van Drion.”

Zuidema ziet direct een kans in de politieke debatwedstrijd die hij voert: “Dank je voor je goed (sic) aanvulling; vele Amsterdamers (sic) anderstalig en juist als je ouder wordt is het belangrijk zelf keuzen te kunnen maken voor jouw taal (sic) en daarmee wie jou het beste kan bijstaan in je persoonlijke omstandigheden.” Voor het scoren van dit punt is het wel nodig dat de tegenstanders net als jij een de essentie van het au-pair gebeuren uit het oog verliezen. Waarom zou je in vredesnaam als au pair naar een ander land gaan om daar te verkeren in een subcultuur die veel lijkt op die van jouw land?
Het gebrek aan integriteit is zo vanzelfsprekend en wordt zo openlijk geëtaleerd dat het fatsoenlijke mensen in verwarring brengt en tot wanhoop en apathie drijft.

——————————–

Op het onderwerp ‘kennismigratie en kenniseconomie’ + vergrijzing als uitvergroot probleem (voor Nederland) wil ik binnenkort een essaytje schrijven dat niet alleen kritiseert maar ook voorstellen bevat.