DE WERELD NU

Filosofie – lees Aristoteles in diens eigen context

Aristoteles

Aristoteles is de reus op wiens schouders we allemaal staan, ook nu nog. Filosofen en wetenschappers. Van fouten zoals hij ze maakte valt meer te leren dan van triviale waarheden van anderen. Hij heeft de wereld zuiverder leren denken.

Wie hem lezen wil moet dat eigenlijk doen in het Grieks. Dat komt omdat de vertalingen die er van hem bestaan beïnvloed zijn door de doeleinden van zijn religieuze epigonen, islamitische en christelijke. Wat zij met de tekst hebben gedaan merk je pas als je het origineel leest. Aristoteles was het fundament voor de Late Oudheid en de hele middeleeuwen. De bouwsels die toen zijn opgericht op het voetstuk van zijn geschriften moeten er eerst af voor je kunt zien wat er staat.

Neem zijn verhandeling over de ziel. Peri tès psyches. Het is een onderdeel van een reeks boeken die hij schreef over de biologie, de opbouw en het functioneren van levende wezens. Hij definieert de ziel daarin als datgene waardoor het levende zich van het geleefd hebbende en het levenloze onderscheidt. Het woord ziel is in het Grieks afgeleid van adem, het eerste wat een levend wezen binnen haalt na de geboorte en het laatste wat hij uitblaast bij zijn overlijden.

Wat de ziel is weet de filosoof niet en daar over zegt hij ook niets, want Aristoteles had de voortreffelijke gewoonte alleen te spreken over wat hij wist of wat hij daaruit kon afleiden. Hij beperkte zich tot wat te onderzoeken en te controleren viel. Wat anderen, zoals Plato, van de ziel vonden dat vermeldt hij wel. In hoofdzaak om aan te tonen dat het pure speculatie was of innerlijk tegenstrijdig, een conclusie die hij in het algemeen de lezer zelf laat trekken. Hij  zelf beperkte zich tot het verschil tussen levend en levenloos of dood en wat daar mee samenhangt.

Denken, merkte hij op, kunnen alleen levende wezens, maar ook weer niet allemaal. Planten niet, constateerde hij. Planten hadden volgens hem niettemin een ziel en goden ook. Het denken hing samen met de ziel van mensen en dieren, maar niet met die van planten. Er bestond een kwaliteitsverschil tussen zielen, dat samenhing met hun kwaliteit van leven.  Goden bestaan niet. Dat  kunnen we nu zeggen zonder ervoor vervolgd te worden. Maar als ze wel bestonden, dan leefden ze en hadden ze noodzakelijk een ziel en wel een onsterfelijke ziel, want goden zijn onsterfelijk. Mensen zijn niet onsterfelijk en hebben dus ook geen onsterfelijke ziel. Dat is logisch en consequent. Wat de ziel van planten zou moeten zijn, anders dan het levensbeginsel, ik heb geen idee. Dat had Aristoteles ook niet. Alles wat over de onsterfelijke ziel is geschreven, die mensen wel en dieren en planten niet zouden hebben, door christelijke geleerden als Thomas Aquinas of René Descartes,  blijft voor hun eigen rekening. Hun beroep op Aristoteles is ten onrechte.

Zou Descartes Aristoteles in het origineel hebben gelezen, dan hadden we misschien het hele mind/body probleem nooit gehad. Descartes had een intellect dat vergelijkbaar was met dat van Aristoteles. Hij was een goed latinist maar las geen Grieks. Anders had hij, doorredenerend op Aristoteles, misschien kunnen inzien dat leven een cruciale stap is in de groeiende complexiteit van de materie. Pas Darwin en Mendel/De Vries hebben ons een stap verder geholpen bij het vinden van het verschil tussen levende en niet levende materie. Na Aristoteles en vóór Darwin is weinig zinnigs meer over het onderwerp gezegd. Zo gaat het met veel van wat die man  geschreven heeft. Hij dacht het door tot hij niet verder kwam en hield dan op. Het duurde dan meestal lang voor iemand hem kon verbeteren.

Leer Grieks, bestudeer de cultuur van de Oudheid in de taal waarin het meeste geschreven is dat die cultuur heeft voortgebracht. Lees Aristoteles in diens eigen context, dat is een raad je iedereen kunt geven die van filosoferen houdt. Een voordeel is dat men dan meteen ook veel prachtige andere literatuur cadeau krijgt, zoals Homerus en de grote Atheense dramaturgen. En Xenophon, Thucydides, Herodotus en Plato. Sappho van het eiland Lesbos voor homo- en Pindarus uit Thebe voor de heteroseksuele liefhebbers van lyrische poëzie. Een bonus voor filosofen bij het leren lezen  van Aristoteles in diens eigen taal.

Aristoteles was niet de eerste Griekse filosoof. Op Plotinus na was hij de laatste van de groten. Van die groten was hij de allergrootste, de grondlegger van het wetenschappelijke denken. Plato’s geestelijke vader Socrates, wiens ideeën niet altijd van die van Plato zijn te onderscheiden,  was ook een groot denker, maar een moraalfilosoof, zoals zijn Griekse voorganger Pythagoras, zoals ook de Boeddha en Jezus van Nazareth.  In zekere zin complementair aan Aristoteles. Wat je bij de een niet vindt tref je bij de ander aan. Wat Socrates en Aristoteles samen hebben doordacht was de stand van zaken in het oude Griekenland. Dat is tot de Nieuwe Tijd niet meer verbeterd. Niet in het Westen in elk geval, misschien in India of China, maar dat is dan buiten onze gezichtskring gebleven.

Vóór Socrates en Plato was er Pythagoras en voor Aristoteles zijn er een hele reeks interessante Griekse wetenschapsfilosofen geweest.  Thales van Milete was waarschijnlijk de belangrijkste. Die had het vak in Egypte geleerd en in het Ionische deel van Griekenland geïntroduceerd. Een tekstuitgave van de fragmenten die van hem en de andere Presocratiërs overgebleven zijn is de driedelige uitgave van Hermann Diels, Die Fragmente der Vorsokratiker uit 1903. Een korte bruikbare samenvatting van de gedachten van de preSocratische Griekse filosofen in voortreffelijk Engels  geeft de History of Western Philosophy van Bertrand Russell. Dat werk is nogal omstreden net als Russell zelf, maar naar ik meen is dat ten onrechte.

Bertrand Russell heeft weinig op met de westerse filosofie uit zijn eigen tijd. Wie zoekt  wat hij in Western Philosophy over westerse filosofen na Immanuel Kant te vertellen heeft, die vindt niet veel.  Ook vóór Kant is het voornamelijk Hume die hij serieus neemt en voor het overige lijkt hij de mening toegedaan dat de wetenschap in de Nieuwe Tijd de plek van de filosofie heeft overgenomen. Een goed verdedigbaar standpunt. Voor een paar filosofen maakt hij uitzonderingen en andere heeft hij nauwelijks gekend. Popper en Moore waren Russells tijdgenoten of nog jonger dan hij en hetzelfde geldt voor de Amerikaanse filosofen als  Dewey, James, Rawls, Nagel, Quine en anderen. De Duitser Frege en de Italiaan Peano (wetenschappers allebei)  bewondert hij en van Peirce schijnt hij vooral diens Nature of Mathematics te hebben gelezen. Witttgenstein is naar Cambridge gekomen om les te nemen bij Russell en is door hem op weg geholpen. Maar veel aandacht heeft hij aan de filosofen uit zijn tijd niet kunnen besteden. Hij had het te druk met logica en wiskunde en later met zijn politieke activiteiten.

Russell is bekritiseerd voor zijn gebrek aan belangstelling  voor de continentale en contemporaine filosofie, met name ook door de vakfilosofen, maar ik meen dat hij gelijk had met zijn voorkeur. Grote denkers moet men bij ons in de wetenschappen zoeken, niet in de filosofie. Albert Einstein en Niels Bohr, Gödel, Feynman e.t.q. zijn de toppers uit de eigen tijd. Ik heb grote bewondering voor Descartes, Spinoza, Leibnitz en ook wel voor Francis Bacon, maar ik kan de voorkeur van Russell voor wetenschappers boven veel van zijn filosofische collega’s  goed begrijpen. Hijzelf was zeker een heldere denker en een groot logicus. De drie banden Principia Mathematica die hij samen met Whitehead heeft geschreven over de wiskundige logica zijn mij te moeilijk en te omvangrijk, maar Beth, die in mijn studententijd logica gaf aan de UvA, vond het werk outstanding. Voor zover ik de Principia volgen kan, deel ik die mening en voor het overige geloof ik Beth. Gödel, Einstein’s vriend in Princeton, heeft een gat geschoten in de Principia van Whitehead en Russell, maar was toch daarnaast een groot bewonderaar van het werk. Het is de basis geworden voor de moderne symbolische logica en tevens het fundament voor de leer der verzamelingen. Nog een kleinere maar niet onbelangrijke verdienste: Russells notatiesysteem voor symbolische logica lijkt handiger in het gebruik dan dat  van Frege. Hij is naast zijn inhoudelijk werk dus  ook nog de Euler van de  logica geweest..

Metalogica en moderne epistemologie, informatica en ook moderne taalkunde, ze  zijn allemaal ondenkbaar zonder Russell. Om een indruk te geven van de Principia geef ik hieronder de inhoudsopgave:

Band 1.

“Preliminary Explanations of Ideas and Notations,”

“The Theory of Logical Types,” en “Incomplete Symbols.”

“Mathematical Logic,” met afdelingen over  “The Theory of Deduction,” “Theory of Apparent Variables,” “Classes and Relations,” “Logic of Relations,” en “Products and Sums of Classes”;

Deel II, getiteld “Prolegomena to Cardinal Arithmetic,” met afdelingen over “Unit Classes and Couples,” “Sub-Classes, Sub-Relations, and Relative Types,” “One-Many, Many-One and One-One Relations,” “Selections,” en “Inductive Relations.”

Band 2.

een “Prefatory Statement of Symbolic Conventions.”

Deel III, getiteld “Cardinal Arithmetic,” met afdelingen over

“Definition and Logical Properties of Cardinal Numbers,”

“Addition, Multiplication and Exponentiation,” en

“Finite and Infinite”;

Deel IV,

“Relation-Arithmetic,” met afdelingen over “Ordinal Similarity and Relation-Numbers,” “Addition of Relations and the Product of Two Relations,” “The Principle of First Differences, and the Multiplication and Exponentiation of Relations,” “Arithmetic of Relation-Numbers”;

De eerste helft van  Deel V,

“Series,” dat afdelingen bevat over “General Theory of Series,” “On Sections, Segments, Stretches, and Derivatives,” and “On Convergence, and the Limits of Functions.”

Band 3.

Vervolgt deel V.

Afdelingen over  “Well-Ordered Series”,  “Finite and Infinite Series and Ordinals”,

“Compact Series, Rational Series,  Continuous Series.”

Deel VI

“Quantity,” met afdelingen over de “Generalization of Number,” “Vector-Families,” “Measurement,” and “Cyclic Families.”

De vierde Band  van het werk, dat over meetkunde zou gaan, is nooit verschenen. Maar de eerste drie waren voldoende om aan te tonen dat wiskunde inderdaad te begrijpen is als onderdeel van de logica. Dit resultaat is belangrijker is dan alle filosofische publicaties van zijn tijdgenoten.  Russell en zijn leermeester en coauteur Whitehead waren belangrijker denkers dan al hun critici. Dat vind ik, maar ik ben dan ook geen filosoof van beroep.


Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

4 reacties

  1. Sem schreef:

    Maar Filosofie heeft daarom ook met denken te maken ipv meten. Een Filosoof komt overal mee weg een Wiskundige helaas voor hem NIET.

  2. Sid Lukkassen schreef:

    Het artikel heet ‘Lees Aristoteles in zijn eigen context’, maar al gauw gaat het volledig over moderne filosofie en is Aristoteles totaal achter de horizon verdwenen.

    De brug hiertussen, bijvoorbeeld dat Kant verkondigde dat Aristoteles de logica al perfect had neergezet, terwijl in werkelijkheid de logica van de Stoïcijnen al een stap verder kwam en een grotere complexiteit aan beweringen aankan, ontbreekt in het stuk. Dit was een goed voorbeeld geweest van blinde Aristotels-adoratie stammend in traditie en een onvolledige kennis van de canon.

  3. Cool Pete schreef:

    Erg verfrissend artikel.
    Dank.

    Op de uitgewerkte inhoud, ga ik niet in; het artikel biedt erg veel interessants.

    Maar in het algemeen, en op simpele wijze,
    wil ik aandragen, dat
    Aristoteles als een allround filosoof en analyticus,
    als een van de belangrijkste grondleggers van de Westerse filosofie,
    niet te overschatten is.
    Juist het open karakter, de niet voor-ingenomenheid, het grote onderzoek-gebied,
    de eerlijke manier van denken, het niet streven naar een gesloten systeem,
    maakt zijn denken zo’n vruchtbare voedings-bodem.

    Alleen met een NUCHTERE ‘OPEN MIND’ kan wetenschap opgebouwd worden.

    Dit in tegenstelling tot filosofen met “systemen” en ideologieën.
    Meestal is het dan ook geen filosofie wat dezen brengen,
    maar door hun beperktheid, voor-ingenomenheid en kwaadheid,
    verkondigen ze gevaarlijke onzinnigheden.

  4. carthago schreef:

    Het mooiste van de legende Aristoteles is dat hij zal blijven voortleven als een bedreiging voor totalitaire denkers .