DE WERELD NU

Europa een fata morgana?

europa

Het Nederlandse beeld van wat Europa is en zou moeten zijn verdient een doordachte revisie, betoogt Toon Kasdorp in dit korte essay.

Nederland pleitte al vanaf de oprichting van de EEG voor een versterking van de bevoegdheden van het Europese parlement en de Commissie. Nederland ligt dwars nu het in de EU gaat om versterking van het presidentschap van de ministerraad.

De achterliggende idee is steeds dezelfde: we zijn voor Europese eenheid mits onder democratische controle. Een permanent presidentschap van de ministerraad zonder gelijktijdige vergroting van de controlebevoegdheden van het parlement versterkt wel de positie van de grote landen maar niet het democratische gehalte van de Unie, vindt Nederland. Hierover bestaat meningsverschil tussen Nederlandse Europeanen, zoals een tweetal schoonvaders van onze koningskinderen aan de ene kant en de leiding van de Nederlandse politiek aan de andere. De regering vertegenwoordigt het klassieke Nederlandse standpunt, maar de Europeanen zien dit als een gepasseerd station.

Zonder een krachtig presidentschap van de ministerraad kan verdere politieke eenwording van Europa niet tot stand komen. Omdat die eenheid toch tot stand moet komen, verdere democratisering of niet, zal dat bij het huidige standpunt van de regering gaan gebeuren buiten Nederland om. Dan zal ons land zich pas goed gemarginaliseerd hebben, zo is ongeveer de gedachte.

Beiden, de regering en de Europeanen, gaan echter uit van een fata morgana, een verenigd Europa dat ooit mogelijk heeft geleken maar door de nederlagen van Napoleon en Hitler er nu nooit meer komen zal.

De grondgedachte van de Economische Gemeenschap (nu de Unie) was vanaf het begin de uitbanning van onderlinge oorlogen in Europa. Dat betekent niet het verdwijnen van de bestaande Europese naties. Vrijwillig heeft nog nooit een natie haar zelfstandige leven prijs gegeven en dwang is niet een factor in het proces van de EU.

Men meende de vredesgedachte te kunnen realiseren door te volstaan met het vervlechten van de economieën, maar kwam al vrij snel tot de conclusie dat voor economische vervlechting ook een zekere mate van politieke accommodatie nodig is.

Sinds de vijftiger jaren van de vorige eeuw heeft zich een dubbel en tot op zekere hoogte innerlijk tegenstrijdig proces voltrokken. De onderlinge handel tussen de lidstaten is sterk toegenomen, er is een gemeenschappelijke juridische en sociaal-economische infrastructuur ontstaan, veel handelsbelemmeringen zijn weggenomen en voor sommige producten en diensten zijn de markten inderdaad Europees geworden.

Dat is de ene kant van de zaak. Daar staat tegenover dat voor een groot aantal producten en diensten de markten puur nationaal zijn gebleven en voor een nog groter aantal in hoofdzaak nationaal, zodat ondanks de sterke toename van het onderling verkeer niet meer dan op beperkte schaal van een gemeenschap kan worden gesproken.

Er is ook een beweging de andere kant op. De meeste grenzen in Europa zijn van recente datum, in meerderheid stammen zij uit de negentiende en twintigste eeuw en hetzelfde geld voor veel van de nationaliteiten. Het nationaliseringsproces is na de oprichting van de Europese gemeenschappen niet stil blijven staan. In veel opzichten zijn de lidstaten nu nationaler dan vijftig jaar geleden en is er minder contact tussen de regio’s aan weerszijden van de grenzen dan er vroeger was.

Neem ons eigen land. In de noordelijke, oostelijke en zuidelijke provincies was in mijn jeugd ABN een tweede taal, die de meerderheid van de bevolking pas op school leerde. Ook de overige culturele verscheidenheid in Nederland was aanzienlijk.

Met de Randstad Holland werd in de provincie weinig verwantschap gevoeld, maar aan de andere kant van de grens werd het zelfde dialect gesproken en voelde men zich beter thuis. De dialecten zijn nu praktisch overal verdwenen en er is sprake van een gemeenschappelijke Nederlandse cultuur, die onder meer tot uiting komt in de woningbouw, de godsdienst of het ontbreken daarvan, de vormen van volksvermaak en de politieke opvattingen. In Duitsland, Spanje of Italië is dat niet anders. In Sleeswijk Holstein wordt geen Deens meer gesproken en de Alto Adige is nu meer Italiaans dan Oostenrijks, wat het vroeger wel anders was. Vlaams, Bretons en Corsicaans zijn uitstervende talen in Frankrijk. Rond de nationale taal, of misschien moet men zeggen rond de nationale televisie, heeft zich een nationale gemeenschap gevormd die er in zijn eenvormigheid in de meeste landen vroeger zeker niet was en die zich per land gemarkeerd onderscheidt van de samenlevingen in andere Europese landen. Er zijn schijnbare uitzonderingen zoals Oostenrijk, België en Zwitserland, maar ook daar is sprake van een voortschrijdend nationalisme, waarbij in de genoemde gevallen het culturele zwaartepunt buiten de eigen landsgrenzen ligt.

De nationale Europese culturen leven niet in isolement, ze beïnvloeden elkaar, door handel en toerisme, door sport en culturele contacten, maar hoofdzakelijk door hetgeen de nationale media van elkaar overnemen. Omdat de media en vooral de televisie de belangrijkste cultuur vormende instrumenten zijn is de beïnvloeding niet beperkt tot andere lidstaten van de EU, maar strekt zich uit tot alle landen met wie wij media input delen. Dat zijn met name ook de niet-Europese Angelsaksische landen en in hoofdzaak is dat Amerika.

De invloed van Amerika op ieder van de EU landen is veel groter dan de invloed van die landen op elkaar. Dat dit wel eens anders lijkt, komt omdat de elites in Europa een veel sterker onderling contact onderhouden dan andere Europeanen. Minister Fischer uit Duitsland spreekt uitstekend Frans en Engels. Laurens Jan Brinkhorst spreekt en leest alle moderne talen, waardoor dit soort mensen zich makkelijk en vaak met hun Franse en andere Europese collega’s kunnen verstaan. In hun eigen Europese subcultuurtje bestaat veel overeenstemming qua politieke opvattingen. Dat ligt anders voor de gemiddelde Duitser of de gemiddelde Nederlander. Die spreekt wel Engels, min of meer, maar geen Frans en zeker geen Pools of Italiaans of Kroatisch. Het is een illusie te menen dat een democratische Europese politieke unie gecreëerd kan worden zonder een gemeenschappelijke Europese cultuur en een Europese cultuur zonder Europese taal.

Er is wel een westerse cultuur, die door veel landen buiten Europa met ons gedeeld wordt en waarvan de lingua franca Engels is, maar een cultuur waar Tsjechië en Frankrijk wel en de Verenigde Staten en Groot Brittannië geen deel vanuit maken, die is er niet.

Het is daarom ook een illusie te menen dat er een federale of unitaire Europese staat aan het einde van het huidige proces van Europese eenwording staat. Een douane unie, een gemeenschappelijke markt voor een aantal daarvoor geschikte producten, een gemeenschappelijke infrastructuur om de onderlinge handel mogelijk te maken en daarnaast ad hoc oplossingen voor alle problemen die uitsluitend of beter in internationaal verband kunnen worden opgelost, dat is waar redelijkerwijs naar gestreefd zou moeten worden.

Elk van de Europese landen heeft nationaal het probleem van verkalkte bureaucratieën. Italië is hiervan een bekend voorbeeld, maar in Nederland en de andere lidstaten staat het er niet veel beter voor. De idee dat de vervanging van nationale ellende door een grote gemeenschappelijke Brusselse ellende een vooruitgang zou betekenen is een misvatting. Beslissingen, ook overheidsbeslissingen, dienen altijd en overal op het laagst mogelijk niveau genomen te worden dat voor de betrokken materie efficiënt en rechtvaardig is. Waar met tijdelijke en probleemgerichte gremia gewerkt kan worden heeft dat de voorkeur boven permanente apparaten. Een E.U. die lean en mean is en die voortdurend in al haar geledingen haar bestaan moet rechtvaardigen, dat zou een vooruitgang betekenen.

Een dergelijk Europa zal nooit een machtsblok vormen dat met de Verenigde Staten, China of Rusland vergeleken kan worden. De politici vinden dat jammer, maar zolang de wereldvrede door de VS gehandhaafd wordt, is er voor de Europese bevolking niets aan de hand. Mocht het ooit zover komen dat onze elementaire belangen op het spel komen te staan door het gebrek aan gemeenschappelijke machtsmiddelen, dan zal er ongetwijfeld snel in zo’n leemte worden voorzien, maar niet eerder. Zo werken zulke dingen nu eenmaal.


Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp