DE WERELD NU

Ende betalen zult gij, burger

Bedreigingen, eenheid van prijs, een land van deugers, Academisch tuig, Stalinisme, Duitsland, Applestore overval, Olympische Spelen, Rechters, wereldregering, Oekraïne, Therapeutenangst, Qatar, Cultuur en politiek, Onveilig, basis, Politiek, Zwart, Overlast, Vrouwen en kinderen

Afgelopen week verschenen onafhankelijk van elkaar meerdere stukken over de verhogingen van gemeentelijke leges. En het ziet er niet naar uit dat het einde in zicht is.

De inkomsten van de Nederlandse gemeenten komen grosso modo uit drie bronnen:

1) Uitkeringen van het Rijk, primair via het gemeentefonds. Hiermee draagt de overheid bij aan de taken van de gemeenten
2) Gemeentelijke belastingen
3) Opcenten die men in rekening brengt voor geleverde diensten.

Daarnaast was het lang zo dat gemeenten veel geld verdienden aan de handel en uitbating van gemeentelijk bezit: vooral grond.

Om met dat laatste te beginnen, daar zit ietwat de klad in. Tijdens de bouwboom van de jaren negentig werd veel grond verkocht aan speculanten en projectontwikkelaars. Dat ging tegen steeds hogere prijzen, en iedereen was gelukkig. Tot het onvermijdelijk misging – iets wat niemand ooit schijnt te zien aankomen.

Gemeentelijke belastingen worden geheven voor het uitvoeren van diensten van het algemeen goed, en naar rato over de burgers omgeslagen. Waarbij aangetekend dat bezitters van onroerend goed altijd zwaarder worden belast dan anderen. Piketty was al vroeg ingeburgerd in Nederland. Echter, dat de kosten van het algemeen goed in Nederland per gemeente aanzienlijk kunnen verschillen is een pijnlijk feit. Soms hangt af van de natuurlijke gesteldheid van de gemeente, meestal is het te wijten aan bestuurlijke incompetentie van gemeentelijke regenten. Een voorbeeldje is Rotterdam, waar een PvdA-wethouder een lang, langjarig contract afsloot met de regionale vuilverwerking. Zodat de vuilverwerking in Rotterdam duurder is dan waar ook in Nederland.

De uitkeringen van het rijk zijn onderhevig aan schommelingen van diverse aard. Van invloed zijn bezuinigingen van landelijke aard, maar ook decentralisaties van rijkstaken. Meestal gaat het hier ook om bezuinigingen, maar dan anders verpakt. Het gevolg blijft, dat de gemeenten meer moeten doen met minder, en dat er dus een financieel probleem ontstaat. Waar de rijksoverheid in de jaren sinds 1980 het beheer van veel musea overdroeg aan de gemeenten, is sinds een jaar of twintig gewoonte geworden om zo goed als alles bij de gemeenten in de maag te splitsen – niet zelden met een financiering die eigenlijk onvoldoende is. Ernstiger is nog, dat die ‘decentralisaties’ ook vatbaar zijn voor een langzame afbouw van die rijksfinanciering die meekwam met de decentralisaties.

Wat ons brengt op de opcenten. In principe worden deze geheven op extra diensten die voor de burger van belang zijn, en waar de overheid belangeloos aan meewerkt met mensen en geld. Meestal betreft het hier diensten van de gemeente voor de enkeling, de private burger. En in dat belangeloos zit hem nu net de kneep.

Uit de aard der zaak is het onvermijdelijk dat deze kosten per gemeente verschillen. Er zijn vele redenen te bedenken waarom de ene gemeente duurder uit is dan een andere, en veel hoeft dat niet uit te maken. Veel zou dat ook niet mogen uitmaken, een paar procent afwijking zou zo ongeveer te verwachten moeten zijn. Dat valt in de praktijk vies tegen. Veel zaken zijn langzamerhand compleet losgezongen van de werkelijke kosten, en verworden tot gemeentelijke melkkoetjes. Bouwvergunningen zijn een prima voorbeeld, maar bij lange na niet het enige.

Een ander interessant voorbeeld van gemeentelijke exploitatie van eigen diensten is de huwelijksvoltrekking. Nu is het al volstrekt belachelijk dat de gemeente hiervoor geld vraagt, aangezien zijzelf de grootste belanghebbende is bij de registratie van huwelijken etc. Alleen de aangifte van nieuwe belastingbetalertjes (geboorten en nieuwe inwoners) is zo ongeveer nog gratis.

En het valt veel minder op om mensen via gemeentelijke kosten uit te zuigen. Mensen zijn er aan gewend dat de prijzen stijgen, al grenst het soms aan pure zwendel. En door de coalities die onze steden besturen zal niet snel verandering worden afgedwongen. Eenmaal op het pluche is de eerste zorg de begroting rond te krijgen – nadat een paar verkiezingsbeloften zijn ingelost. De belastingen verlagen schiet er dan al heel snel bij in. Met de werkelijke kosten hebben de geëiste bedragen steeds minder van doen.

En dan is er nog iets waar nauwelijks iemand zich van bewust is, maar dat een steeds grotere rol gaat spelen. De vrijstellingen. Minvermogende burgers zijn vaak vrijgesteld van een groot aantal belastingen. Indien men een uitkering geniet is dat niet heel vreemd – aangezien de gemeenten diezelfde uitkeringen doen. maar het legt een extra last op hardwerkende burgers met een behoorlijk inkomen. Stiekem is hier sprake van een nivellerend effect. Ook vanuit de Rijksoverheid, aangezien de extra kosten door decentralisaties via de overige gemeentelijke inkomsten moeten worden opgevangen. Zou zo’n Spekman dat weten? Als ex-grotestadswethouder is bijna onvoorstelbaar dat hij het niet zou beseffen.