DE WERELD NU

Determinisme

Determinisme

De hiernavolgende korte beschouwing over de begrippen waarheid, determinisme en vrije wil is door Herman Dooyeweerd geïnspireerd.

Wijsgerig en staatkundig was Dooyeweerd een antirevolutionair. Hij zette zich af tegen de ideeën van de verlichting en met name tegen de individualistische en deterministische elementen daarin. Hij achtte het zinloos om zaken buiten hun juiste verband te beoordelen, zocht dus voor alles dit verband en noemde een context waarin hij de werkelijkheid bekeek een modaliteit. Het recht zag hij als een autonome wijze van het interpreteren van de werkelijkheid, van een gemengd normatieve en feitelijke aard.

De juridische oorzaakleer acht hij alleen begrijpelijk voor zover ingepast in de juridische modaliteit. Het heeft geen zin om eerst met een zuiver fysisch oorzaakbegrip de feiten vast te stellen om deze vervolgens aan de hand rechtsnormen te gaan beoordelen. Al bij het kiezen van de feiten en het leggen van de verbanden daartussen maakt men rechtskeuzes. Alleen binnen de “rechtsmodaliteit”kunnen feiten en normen hun juiste plaats krijgen en kan het onderscheid daartussen zinnig worden gemaakt. Deze gedachtegang vind ik overtuigend.

Dooyeweerd gebruikte een eigen begrippenapparaat en redeneerde strikt logisch en formeel. Dat maakte hem voor de buitenstaander moeilijk leesbaar, maar gelukkig had hij de prijzenswaardige gewoonte om voorbeelden te geven ter illustratie van zijn stellingen. Zijn bijdragen aan de rechtsfilosofie vind ik interessanter dan die van zijn zoveel bekendere Amerikaanse collega Rawls. Bovendien is zijn modaliteitenleer, wat men er verder ook van wil denken, een verrijking van de epistemologie, die de grenzen van de rechtsfilosofie overschrijdt.

—————

Waarheid is een van die woorden waaraan al naargelang de context of modaliteit[1] verschillende betekenissen worden toegekend, maar dat eigenlijk alleen in de morele zin een duidelijke omlijnde betekenis heeft. Waarheid is dan een kenmerk van uitspraken. Iemand spreekt de waarheid als hij niet liegt. Hij liegt als hij bewust zaken anders voorstelt dan zij zijn. Waarheid is een eigenschap van communicatie en oprechtheid kenmerkt de mensen die leugens achterwege laten. Goed beschouwd  zou onwaarheid of leugen het begrip horen te zijn en waarheid de ontkenning daarvan. Verder zou het zo gedefinieerde begrip alleen in een morele context horen te worden gebruikt.

Waarheid wordt in  een filosofische of wetenschappelijke context wel gebruikt in de betekenis van “in overeenstemming met de feiten”. Dat is minder zinvol omdat het betekenis geven aan feiten of het in een verband plaatsen van feiten tevens de overeenstemming bepaalt tussen feiten en uitspraak. In de filosofische terminologie is waarheid daarom relatief, maar in morele zin is zij dat niet. Het door elkaar heen gebruiken van de twee betekenissen sticht verwarring.

Waarheid wordt ook in metafysische zin gebruikt en betekent dan iets als een hoge ethische kwalificatie van een boodschap. Ik ben de weg, de waarheid en het leven zegt Jezus van Nazareth (Johannes 14-6) en doelt daarmee op het gezag en de kwaliteit van de boodschap die hij brengt. Daar ligt de betekenis nog dicht bij de morele waarheid, maar in het mystieke spraakgebruik van tegenwoordig betekent het hoofdzakelijk dat een uitspraak zich niet voor argumentatie leent en op gezag van de spreker behoort te worden aanvaard. Meer een kwaliteit van de spreker derhalve dan van de uitspraak of van de feiten uit de boodschap.

Of mensen een vrije wil hebben is een vraag die in de morele, in de filosofische en in een biologisch-wetenschappelijke modaliteit thuis hoort en die een belangrijk snijpunt is tussen die aspecten van de werkelijkheid.

Deterministen gaan van het standpunt uit dat, gegeven een volledige kennis van de omstandigheden, iedere gebeurtenis voorspelbaar is. Iedere gebeurtenis is immers in hun ogen afhankelijk van voorafgaande gebeurtenissen en van de relaties tussen gebeurtenissen en andere feiten. Bij een volledige kennis van zaken zou het verschil tussen verleden, heden en toekomst geen rol meer spelen en wordt alles duidelijk. Andere filosofen gaan ervan uit dat toeval een rol speelt en dat er binnen het gegeven kader van feiten en gebeurtenissen altijd meer mogelijkheden zijn dan een. Een van die mogelijkheden wordt “gekozen”, dat wil zeggen gerealiseerd, en bepaalt dan de toekomstige constellatie van de feiten, die dan afwijkt van wat bij een andere keuze het geval zou zijn geweest. Binnen de gemaakte keuze zijn dan steeds weer nieuwe keuzes mogelijk, zodat daarmee het aantal mogelijke toekomstige constellaties van gebeurtenissen oneindig wordt[2]. Of er sprake is van een bewuste keuze is de daarop aansluitende vraag, waarvan de beantwoording van belang is voor het vraagstuk van de vrije wil.

In de cognitive science, die in de VS de oudere wetenschap van de psychologie aan het vervangen is, wordt aan de bewuste vrije wil getwijfeld. Men lijkt er naar te neigen dat de bewuste keuze meestal een rationalisatie achteraf is en dat de keuzes zelf meestal worden bepaald door interne of externe omstandigheden. Die opvatting laat nog ruimte voor de vrije wil maar beperkt wel de praktische betekenis ervan. Die vrije wil zou dan eerder de betekenis van instemming hebben (vooraf of achteraf) met  een gebeuren, dan van een tot uitvoering gebracht plan.

Duidelijk is dat het maken van concepten en het doelbewust tot stand brengen van nieuwe constellaties van feiten en gebeurtenissen volgens een voorafgaand plan, kan worden aangemerkt als het uitoefenen van een vrij wilsbesluit. Het gaat daarbij om een beperkt aantal gevallen en het begrip krijgt er een specifieke en technische betekenis door. Biologisch lijkt wel vast te staan dat van een soevereine en vrije mens, die ten aanzien van alles in vrijheid zijn keuze bepaald geen sprake kan zijn. Al was het alleen maar omdat het proces van het verwezenlijken van een vrij wilsbesluit te langzaam en te onzeker is voor veel levensfuncties, zodat het individu dat onder alle omstandigheden zijn keuzes vrij wil bepalen, een ongewoon groot risico zou lopen het niet te overleven.

De betekenis van het begrip vrije wil wordt daardoor nogal beperkt. De vraag die overblijft is of een willekeurig individu -meer dan door kansberekening zou zijn te verklaren – zelf verantwoordelijk is voor de keuzes die er in zijn leven worden gemaakt. In die zin zou er dan nog sprake kunnen zijn van vrije wil in een maatschappelijke context. De mens is dan niet helemaal een speelbal van het toeval, maar een combinatie van toeval en van eigen besluiten. Maar hoe dan, ook van determinisme kan geen sprake zijn, ongeacht of mensen een vrije wil hebben of niet.

Ook langs een andere weg is te zien dat het determinisme geen houdbare filosofische gedachte is.

De begrippen oorzaak en gevolg zijn geen zuivere begrippen, zoals Hume al heeft aangetoond, maar we hebben nu eenmaal niet beter. Zonder kunnen we ook niet, want om überhaupt te kunnen handelen moet we een idee hebben hoe het resultaat van handelen voortkomt uit het voornemen daartoe. Oorzaak en gevolg als begrippen zijn onmisbaar, ze zijn verbonden aan menselijk handelen, ze hangen waarschijnlijk, zoals Francis Bacon suggereert, samen met de onvolkomen manier waarop wij de dingen nu eenmaal zien.

Dat er als natuurwet wel iets moet bestaan wat lijkt op oorzaak en gevolg lijkt moeilijk te ontkennen, maar zeker is het dat ons begrippenpaar oorzaak en gevolg niet met die natuurwet samenvalt. De relatie tussen natuurlijke fenomenen is veel vaker die van een ingewikkelde onderlinge verknochtheid dan dat de een volkomen door de ander wordt bepaald. Hoe dan ook, handelen, als intermediair tussen plan en uitvoering, heeft zelden exact het geplande gevolg, het resultaat vloeit er ongeveer en met een zekere waarschijnlijkheid uit voort, maar meestal is dat wel genoeg.

Oorzaak en gevolg zijn praktische concepten die streng wetenschappelijk niet houdbaar zijn.

Meestal zijn er meer “oorzaken” voor een en hetzelfde gevolg en vaak ook bestaat er wel achteraf een oorzakelijk verband tussen twee fenomenen, maar heeft de aanwezigheid van de  oorzaak vooraf geen duidelijke voorspellende betekenis. Zijn oorzaak en gevolg al van te voren vast aan elkaar verbonden, in de zin dat voor iedere a een b volgt en er voor iedere b  slechts één voorafgaande a is, dan zijn het twee aspecten van hetzelfde fenomeen.

Oorzaak en gevolg zijn temporele begrippen in de zin dat oorzaak altijd eerst komt en gevolg later, maar historisch is iets wat eerst gevolg was vaak later weer oorzaak en soms bestaat er een kettingverband, waarbij oorzaak en gevolg elkaar afwisselen als kip en ei.

De constatering dat gevolgen meestal slechts met een zekere waarschijnlijkheid optreden als een oorzaak zich  heeft voorgedaan en dat pas achteraf met zekerheid het verband kan worden vastgesteld, heeft geleid tot het ontwikkelen van het begrip “probalistische oorzaak”, waarschijnlijkheidsoorzaak dus. Het is de vraag of hierdoor veel winst is geboekt. Oorzaak en gevolg worden hiermee tot statistische begrippen, met alle mogelijke verkeerd gebruik dat van het leggen van statistische verbanden kan worden gemaakt. Het concept “waarschijnlijkheidsoorzaak” mist bovendien het praktische karakter van het klassieke oorzakelijkheidsbegrip omdat, zoals bijvoorbeeld Ellery Eelis opmerkt in Probabilistic Causality, er een waarschijnlijkheidsoorzaak aanwezig kan zijn zonder dat er ooit in de praktijk een gevolg is opgetreden of zelfs maar kan optreden.

Als probabilistische oorzaak geldt ieder fenomeen dat de waarschijnlijkheid van het optreden van een ander fenomeen met een meetbare hoeveelheid verhoogt. Een statisticus weet dat de meetbaarheid van een effect vaak afhangt van de gekozen parameters en ook dan slechts een beperkte betekenis heeft.

Misschien dat een ruimer begrip nodig is dan causaliteit. De begrippen eerder en later hebben in een relativistisch universum immers niet langer een absolute betekenis, maar slechts een relatieve, als onderdeel van een reeds aanwezig ruimtelijk verband. Misschien dat in plaats van oorzaak het begrip voorwaarde beter zou voldoen. Dat zou in elk geval het teleologische element in het begrip oorzaak uit de wereld helpen en meer ruimte scheppen voor de veelvoudige oorzaak. Voor de puur teleologische oorzaken en gevolgen zou het begrip opzet gericht op het gevolg kunnen worden gehanteerd.

De praktische concepten oorzaak en gevolg zijn ontwikkeld om een aantal redenen, waarvan wellicht de belangrijkste zijn:

  1. het voorspellen van gevolgen, iets wat onder omstandigheden een kwestie van levensbelang kan zijn voor de waarnemer;
  2. het tot stand brengen van gevolgen, hetgeen onder meer nodig is bij het vervaardigen en repareren van zaken;
  3. het toemeten van verantwoordelijkheden, om daderschap vast te kunnen stellen;
  4. het verklaren van gebeurtenissen.

Voor de eerste drie doelen zijn alleen de relevante gevolgen en de relevante oorzaken van belang en om die reden waarschijnlijk is in het begrip oorzaak en gevolg een intentioneel, of teleologisch element geslopen, waardoor in juridische zin oorzaak bij het vaststellen van daderschap vaak moeilijk los te maken is van het begrip opzet. Iets is voor een dader pas een relevante oorzaak als het gevolg gewenst of in elk geval voorzienbaar en dan acceptabel is. Gebeurt iets dat voor de dader niet te voorzien was, maar dat voor een deskundige een onvermijdelijk of zeer waarschijnlijk gevolg is, dan heeft dat gevolg voor de “veroorzaker” het karakter van een risico in juridische zin en is het even zinvol hem met de gevolgen in verband te brengen als bij ieder andere “act of God”.

Voor het vierde aspect, de verklaring van fenomenen is intentionaliteit een verstorende factor. Het toekennen van een bedoeling aan iemand of het veronderstellen van een dader met een bedoeling introduceert een element in een wetenschappelijke verklaring van fenomenen dat daar niet in thuis hoort.

We zijn gewend te denken in binaire logica en in enkelvoudige causaliteit. Beide denkschema’s hebben geen equivalent in de werkelijkheid. Dat er op een vraag maar twee antwoorden mogelijk zijn komt zelden voor en meestal is het een retorische truc. Degene die de vraag stelt wil een hem passend antwoord en beperkt de alternatieven tot één, dat dan meteen singulier onaantrekkelijk wordt gemaakt.

Enkelvoudige oorzaken vallen samen met hun gevolg of worden daar logisch door geïmpliceerd en in dat geval is onderscheid tussen oorzaak en gevolg maar beperkt zinvol. Van een zinnig onderscheid is pas sprake als er meer dan een oorzaak is voor hetzelfde fenomeen dat als “gevolg” wordt aangeduid. Een dergelijk gevolg is bij toekomstige gebeurtenissen nooit zeker, maar alleen in meerdere of mindere mate waarschijnlijk, terwijl dat anders ligt als we over oorzaken en gevolgen uit het verleden spreken.

Bij vergelijking van de meervoudige oorzaken kan de meest belangrijke, of de meest onmiddellijke worden onderscheiden van de rest. Ieder “gevolg” heeft eigenlijk een netwerk van oorzaken en waarschijnlijk is alleen daarom al het hele begrip oorzaak, met zijn associatie van enkelvoudigheid, gebrekkig. Het is een praktisch begrip voor het normale spraakgebruik, maar niet voor wetenschappelijke doeleinden. Men zou voor de wetenschap naar een begrip moeten zoeken dat meer congruentie vertoont met de werkelijkheid en het begrip causa laten schieten.

In het juridisch taalgebruik wordt causa onderscheiden van opzet. Causa is dan datgene wat het juridisch relevante gevolg feitelijk heeft teweeggebracht, buiten de wil van de dader om en opzet is diens op het gevolg gerichte wil. In de praktijk kan er geen opzet zijn zonder causa in de zin van waarschijnlijk gevolg van een handelen of nalaten.

Het probleem van de meervoudigheid van de oorzaak lossen de juristen op door te spreken over de adequate, dat wil zeggen: meest relevante oorzaak, of over de meest nabije oorzaak, de causa proxima.

Bij een moord door middel van defenestratie is het uit het raam vallen van het slachtoffer zowel de meest nabije als de relevante oorzaak van diens dood en blijkt de opzet van de dader uit het feitelijk gebeuren.

Het is evident dat er hier sprake is van een gedachteconstructie waarin een onderscheid tussen opzet en oorzaak wordt gemaakt, maar dat zij feitelijk samenvallen: als vaststaat dat A zijn slachtoffer B uit het raam heeft gegooid met dodelijk gevolg, wordt aan het ene aspect van de daad door een waarnemer het kenmerk opzet en aan het andere oorzaak gegeven, maar het feitelijk gebeuren is enkelvoudig. Zonder opzet was er bij dit voorbeeld ook geen adequate veroorzaking  geweest. Was er geen plan geweest het slachtoffer uit het raam te gooien, zoals de getuigen meenden, maar had daarentegen de verdachte juist geprobeerd om een zelfmoord van het slachtoffer te voorkomen, dan was zijn handeling geen oorzaak geweest, of althans geen adequate. De feitelijke waarneming van de gebeurtenis was in beide gevallen dezelfde.

In andere wetenschappen dan de juridische  is oorzaak net zo goed een verwarrend begrip. Wanneer iemand ziek wordt dan komt dat omdat hij met een bacterie of virus is besmet. Dat is dus de oorzaak. Vaak is hij al langer drager van het ziekteverwekkende organisme, maar is door omstandigheden zijn weerstand tijdelijk verminderd, zodat hij ziek wordt, waar hij anders gezond zou zijn gebleven. In dat geval zijn de omstandigheden die de weerstand ondermijnen de werkelijke oorzaak. Zulke omstandigheden zijn bijvoorbeeld een opgelopen trauma of een periode van slapeloosheid.

Toch kan de een bij dezelfde omstandigheden die bij een ander ziekte veroorzaken gezond blijven, omdat hij een andere genetisch aanleg heeft, die hem onder de omstandigheden in staat stelt de ziekte te onderdrukken. De een gaat aan de ziekte dood terwijl de ander door adequate medische hulp overleeft. In dat geval is het ontbreken van medische bijstand de oorzaak van het overlijden, maar ook de genetische aanleg, de slaapdeprivatie en de besmetting.

In de medische wereld pleegt men de oorzaak te zoeken op het terrein waar men medisch hulp kan bieden. Kan men het virus of de bacterie bestrijden dan is dat de oorzaak. Kan men de weerstand verhogen dan is het gebrek aan weerstand de oorzaak en hebben we over enige tijd een werkzame gentherapie dan zal het genetisch defect als oorzaak worden aangemerkt. Ook medisch zou het begrip oorzaak vervangen kunnen worden door een ander, effectiever begrip, bijvoorbeeld aanknopingspunt voor therapeutisch ingrijpen.

Niet dat daarmee het begrip oorzaak zou worden uitgebannen, het zit daarvoor op een te elementair niveau in onze spraak- en gedachtewereld. Iets maken of doen is iets veroorzaken en zonder doen of maken is de samenleving niet goed denkbaar, maar oorzaak is een sociaal en geen wetenschappelijk begrip en als het laatste zou het eigenlijk moeten worden uitgebannen. Aangezien het begrip determinisme van het begrip oorzaak afhankelijk is zou daarmee ook het determinisme als leer niet langer houdbaar zijn geworden.


  1. Voor modaliteit zie Dooyeweerds Wijsbegeerte der Wetsidee, waar het zoveel betekent als ‘betekeniscategorie’.
  2. Keuze is hier gebruikt in de betekenis van gerealiseerde mogelijkheid en sluit als begrip het determinisme uit.

Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp