DE WERELD NU

De rol van een minister

hoe een parlement de democratie af schaft

Wat is de rol van een minister? Het is een vraag waarbij veel mensen je aan kijken of je gek bent? Een minister maakt het beleid waarmee het parlement moet instemmen. Simpel, toch?

Ooit was dat zo simpel, maar de tijden zijn veranderd. Want ook het parlement is niet meer wat het ooit was. Van een vertegenwoordigend lichaam dat de mening van landgenoten uit stad en land bijeenbracht om het bestuur van het land te ondersteunen, werd het een politiek theater waar partijen en politici middels kreet en leus de bevolking bespelen door aan de media te trekken. Die media waren er al toen niemand ooit kijken ging op het Binnenhof, en de bevolking vertrouwde op haar bestuurders. Maar omdat het trage media waren (kranten vooral), was hun impact niet groter dan die van de intelligentsia.

Met de komst van de eerste massamedia begon dat te veranderen. Niet voor niets ontstonden omroepen van diverse zuilen, het waren de bazuinen van nieuwe politieke grondslagen. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een fijnmazig politiek stelsel dat gebaseerd was op de interactie tussen kranten en radio, waarin later ook de TV nog een rol zou gaan spelen. Waar een minister tot en met de Tweede Wereldoorlog geacht werd vakbekwaam te zijn op het ministerie dat hij beheerde, werd die eis met de jaren steeds minder stringent. Voor ministers van Financiën is zij wel degelijk nog geldig, maar dat komt omdat het een ministerie is dat zowel uiterst complex werk doet, als waarvan de minister het gewone politieke handwerk moet uitoefenen. En dat gewone politieke handwerk is feitelijk de propaganda van het beleid van zijn ministerie aan de man brengen in parlement en media.

Om die reden is het nog steeds prettig als een minister vakbekwaam is, maar vrijwel nooit meer een eis. Ministers die niet bekwaam zijn in het uitventen van PR-verhalen zijn politieke risico’s geworden. Recent klaagde de parlementaire pers (terecht) over de macht van Voorlichting binnen de VVD-fractie, waarbij men constateerde dat Kamerleden vaak niet meer zijn dan de boodschappers van een door Voorlichting uitgestippelde strategie. Dat is een juiste vaststelling, maar daarmee lijkt men niet te beseffen dat de rol van Kamerleden inderdaad navenant is veranderd met die van een minister. Het ministersvak heeft eerder eenzelfde transformatie doorgemaakt.

Ministers en Kamerleden vormen tezamen de nexus middels welke het beleid van ministeries aan de bevolking wordt verkocht. Ministers hebben daarin op hun parlement nog steeds inspraak, maar almachtig zijn zij al lang niet meer. En een zwakke minister zal snel verworden tot een spreekbuis van zijn beleidsambtenaren, die hem politiek laten struikelen als hij teveel tegenspartelt.

In hoeverre dat politiek ongewenst is? Ik vind dat inderdaad ernstig, maar het is een realiteit waar we niet snel van af zullen komen. De snelheid van moderne communicatie vereist politici die overal direct een nietszeggend antwoord op kunnen geven. Dat ze ook niet al teveel weten van waarover ze spreken komt hen daarbij slechts ten stade. Wie weet dat hij niets moet zeggen kan zich ook niet snel vergalopperen. Voor de aanspreekbaarheid op beleid is het echter wel degelijk een ramp. Een nieuwe minister is niet smeer dan een nieuwe Kop van Jut, een schietschijf voor politiek verzet. Het beleid veranderen vereist een ander stelsel.

Dat de politiek de bevolking daar niet mee vertrouwt bleek uit de afschaffing van het raadgevend referendum. Ministers die falen in hun taak als wandelende politieke commercial moeten weg, maar er is een grens aan de geloofwaardigheid van dat wegsturen. Dat de geloofwaardigheid van de democratie steeds meer onder druk is komen te staan, en hoe die ontwikkeling groeide, kun u uit bovenstaande vrij eenvoudig afleiden. De veranderende rol van een minister is er een uitstekende leidraad voor.

1 reactie

  1. Niets is wat het lijkt schreef:

    Vereist direct een nietszeggend antwoord?
    Ik zou zeggen: geef eens tegengas, i.p.v. het pamperen van mediahyena’s (dus uitdrukkelijk niet realistisch/fatsoenlijke/inhoudelijke/feitelijke journalisten, links en rechts) en drammerige volksmennerij van de z.g. experts aan de mediatafels.