DE WERELD NU

De Rat van Amsterdam – door Wim van Rooy

Erdal Balci, Israël, Corona, westerse schuld, Brederode, Recensie, Afgrondelijk, depressie

Wim van Rooy las ‘De Rat van Amsterdam’ van Pieter Waterdrinker, en vond er de grote Europese roman in waarop hij hoopte en naar verlangde.

Behalve in oorlogsgebied waar de rat de functie heeft van opruimer van mijnen, en behalve in het boek over ratten van etholoog en romanschrijver Maarten ’t Hart, die de rat als een sociaal levend (huis)dier beschrijft, wordt over dat beest niet veel fraais verteld, en al zeker niet in de literatuur.

De literaire rat
Ciske wordt in Piet Bakkers ‘Ciske de Rat’ (1941-1946) niet voor niets eerst als een rat bestempeld, ook al blijkt achteraf dat het onhandelbare joch een fijne mens wordt (dat moet oer-Hollands zijn). Harry Mulisch noemde een van zijn boeken ‘Bericht aan de rattenkoning’, een verwijzing naar het fenomeen van zwarte ratten (de rattus rattus) wier staarten in elkaar verknoopt zijn geraakt en die daardoor niet meer uit elkaar kunnen en verhongeren. De koning van de ratten resideert dan op de staarten die als troon fungeren, zo vertelt het de mythe.

Ook bij heel wat literatoren is de rat een luguber dier: bij Goethe in zijn Faust waar een reutelende rat mores wordt geleerd; bij de Poolse auteur Jerzy Kosinski: in de controversiële roman ‘De geverfde vogel’ (1966) gooit de ik-figuur een van zijn belagers in een put vol ratten die er alleen een skelet van overlaten; bij de Amerikaanse pulpauteur H.P.Lovecraft (vandaag als cultschrijver aanbeden door heel wat gecanoniseerde romanciers) krioelen in het verhaal ‘The Rats in the Walls’ uit 1924 de ratten tot gekmakens toe vooral in het mentale universum van het hoofdpersonage; bij de Nederlandse romancier Ferdinand Bordewijk lopen er meermaals ratten rond of wordt de rat in een of andere vergelijking betrokken (‘…zijn krieloogjes keken met de wanhoop van een rat die wordt geworgd’); bij Orwell is het zoals bij Kosinski een en al rattenwreedheid: in zijn roman ‘1984’ (die veel geciteerd maar nauwelijks begrepen wordt) wordt een kooi met hongerige ratten over het hoofd van het hoofdpersonage getrokken. De roman ‘De bende van Jan de Lichte’ van Louis Paul Boon, vertelt ons over iemand die als een straatrat opgroeide en een criminele en wrede bendeleider werd: rat wordt criminele rat.

Bij Luther is de paus de rattenkoning, de opperrat, en na de Tweede Wereldoorlog noemde men de route die de nazi’s gebruikten om naar Argentinië te ontsnappen de ‘Rattenroute’. In de film ‘The Death of Stalin’ (2017), een zwarte komedie over de Stalin-terreur, spreekt Beria over de slijmerig onderdanige Malenkov als een ‘rat zonder ruggengraat’, terwijl Beria misschien wel de wreedste rat der ratten ooit was en daarom ook een andere rat direct herkende. In Zweden – pour la petite histoire – wordt in heel wat spreekwoorden of zegswijzen de kat vervangen door de rat: als de kat van huis is, dansen de ratten, en: een rat in het nauw.

Moraal van de rat
Zoals bekend is Zweden al een hele tijd een gangsterparadijs van migranten- maffiaclans met bomaanslagen en verkrachtingen à volonté. Het land, Zweden genoemd, zou men dus in niet-versluierde taal als het rattenparadijs kunnen bestempelen, een onorthodoxe omschrijving die in de krankzinnig geworden verzorgingsstaat beslist niet langer oorbaar is, op straffe van beroepsverbod. En last not least: ik vermoed dat zelfs Rudy Kousbroek niets aaibaars over de rat had kunnen vertellen. Hij attendeerde ons erop dat in de meeste oude literatuur in verband met dieren niet wordt geobserveerd maar gemoraliseerd. Et voilà: hier zijn we beland bij Nederlands scherpste moralist: Pieter Waterdrinker.

Nu immers is een nieuwe rat ten tonele verschenen, een postmoderne rat die we nooit meer zullen vergeten: een rat uit Mokum! ‘De rat van Amsterdam’ is de negende roman van één van de interessantste Nederlandstalige schrijvers van de laatste decennia: Pieter Waterdrinker, een chroniqueur die ik met een zekere wellustigheid vergelijk met de Amerikaanse auteur Tom Wolfe, wiens romans er altijd weer in slagen de harde kern van maatschappelijke problemen literair en met veel bravado een hoge status te verlenen. Het hoofdpersonage van Waterdrinkers brisante vertelling waarschuwt ons dan ook zonder omwegen: dit is geen maandverband- of feministenproza! En inderdaad: wat we voorgeschoteld krijgen is een draaikolk van heftige opwinding en stampede waarbij alle facetten van een op hol geslagen samenleving virtuoos aan bod komen en waarin Amsterdam met zijn snobistische bobo-libertijns-rebelse geest het nihilisme van de elites incarneert.

Waterdrinker woont al vijfentwintig jaar in Rusland (zijn werk ‘Tsjaikovskistraat 40’ gaat erover) en van daaruit laat hij zijn vrolijke en wervelende misantropie los op de ‘roofstaat aan de Noordzee’, zoals hij Nederland noemt. Het perspectief dat hij daarbij hanteert is sui generis. Zijn hoofdpersonage spaart Nederland niet, maar ook het Rusland dat hij als ‘bewoner’ goed kent, krijgt geen carte blanche: elk land kent zijn eigen toneelspel en leugens (p.20). Voor Waterdrinker is de mens immers het wezen dat hij of zij overal en altijd al is geweest: een handige en schrandere opportunist, een scharrelaar met – af en toe – een goede inborst, vol hypocrisie en oneerlijkheid, maar meelijwekkend, ploeterend in de vuilnis van het leven. Waterdrinker is een Hollandse Chamfort of La Rochefoucauld, verfijnde denkers die de maat namen van het hoopje emoties dat de mens is, en dat met een psychologie die elke contemporaine therapeut of zielenknijper tot dilettant reduceert.

Men voelt in vele passages dat de auteur in al zijn cynisme naar iets nobelers taalt, zeker als het dubieuze en dubbelzinnige hoofdpersonage Ruben Katz het over zijn grote liefde Phaedra heeft, een vrouw ‘met een sudderende gekte in haar blik’ (p.245). Deze verre geliefde incarneert onze onzekere en instabiele tijd en is dus ongrijpbaar, ‘vloeiend’ zou de Poolse socioloog Zygmunt Bauman zeggen. Het barmhartige cynisme dat Waterdrinkers proza kenmerkt, wordt gecounterd door hoop en liefde: het klinkt melig, maar het is de grote kunst en kunde van de auteur – de stiel van schrijver ligt hier in een ambachtelijke meesterhand – dat hij ons niet verweesd en bitter achterlaat, ook al is zijn psychologische en sociologische analyse van de postmoderne wereld er een van grote mistroostigheid. Hij voert ons met sprezzatura en via een reeks uitgekiende stijlmiddelen die hun gelijke niet kennen in de Nederlandse literatuur (die vaak damesliteratuur is), mee in een avontuur dat ons de adem beneemt. Alleen een auteur als Peter Buwalda of het idiosyncratische proza van Wessel te Gussinklo, kan de lezer zo verbluffen en hem mee zuigen in een maalstroom waarin hij nu en dan kopje onder duikt. Waterdrinkers roman is, vermoed ik, ten dele fictionele autobiografie, vooral wanneer hij aan het moraliseren slaat in soms weldadig maar ook vaak ‘gewelddadig’ proza.

Ruben Katz
Het werk telt 590 bladzijden en vertelt het caleidoscopische verhaal van de studieuze familie Katz die in 1990 vanuit Letland (dat tot Rusland behoorde) met door corrupte ambtenaren vervalste paspoorten (die suggereren dat men Joods is) naar Israël wil vluchten, maar uiteindelijk strandt in Amsterdam. Vanaf dan worden deze nep- of crypto-Joden, die in het dom-naïeve Nederland al vlug de A-status krijgen, overweldigd door een tsunami aan avonturen en verwikkelingen met een duizelingwekkend karakter. Hun belevenissen worden met een dusdanige vaart beschreven dat de auteur nu en dan auctorieel tussenbeide komt en zichzelf voortdurend afremt door te stellen: “… maar we lopen op de zaken vooruit”, zoals in een traditioneel-ouderwetse negentiende-eeuwse roman. Het is een van de grote eigenschappen van deze bandjir aan verhalen dat de lezer dan ongeduldig wordt en denkt: vertel het nu maar al, want ik ben zo razend nieuwsgierig dat ik er bijna stendhaliaans opgewonden van raak.

De verteller van deze tintelende roman, de goocheme Ruben Katz, doet zijn spannende verhaal vanuit een Nederlandse gevangenis, waar hij voor fraude opgesloten zit; en passant merkt hij op dat de bajes vol allochtonen en getinte jongens zit en dat vooral de koran er wordt uitgeleend. Door de onnozele goedgelovigheid die uit de politieke correcte dogma’s straalt is de gevangenis een oord van humanisme, mét TV op de kamer en met de nodige intimidatie ten opzichte van de week gemaakte cipiers. Het zijn haast onopgemerkt gesmokkelde zinnetjes die duidelijk maken dat de auteur zijn kritische zin loslaat op een samenlevingsproblematiek die de mens met gezond verstand in verbijstering en wanhoop achterlaat. Hij smeert het er nergens dik op, ook al beschrijft hij bepaalde aspecten van de nieuwe morele liturgie honderduit in een soort opwindingsdelirium. Tussen de regels echter maar soms ook meer expliciet beschrijft hij het rattenkarakter van onze infotainment-samenleving waarin we onszelf dood amuseren en waarin de hele familie van Ruben Katz uiteindelijk kopje onder gaat en gek wordt, ieder op zijn of haar manier.

Het leven als loterij
Ruben verneemt pas later wat zijn artistiek begaafde zusje overkwam wier balletcarrière gefnuikt werd door een ruwe verkrachting, waarna ze zelfmoord pleegde; zijn moeder werd geestesziek en de labiele intellectuele vader is een fantast en wordt na hun vlucht uit het Letland van de Sovjet-Unie bedwelmd door de nieuwe vrijheid. Ruben zelf wordt van moord beschuldigd op de ongrijpbaar-schizofrene Phaedra Mudmann, dochter van de puissant rijke oprichter én oplichter van de Nationale Armenloterij. Deze nieuwe loterij is een ingenieuze vondst omdat ze continu een beroep doet op het schuldgevoel van de hyperhumanistische christenmens maar anderen rijk maakt. Vader Mudmann is als opperrat een filantropische zonnekoning, de vileinste rat onder de ratten want zijn loterij als winstmachine is egoïsme vermomd als altruïsme, psychopathologie vermomd als deugd.

Mudmann wordt gesecondeerd door een pseudoreligieuze rat: een als orthodoxe priester uitgedoste Nederlander die met zijn knuffelverschijning, zijn gewild-Slavische accent en zijn goede-doelen-fetisjisme de laatste horde wegneemt voor de charitas van de domme gutmensch in het uitgestrekte Filantropië, het van ostentatieve deugdzaamheid doortrokken land waar migranten als halve heiligen worden voorgesteld en waar moraal laaghangend fruit is. In die Nationale Armenloterij wordt Ruben Katz de cynische bedenker van het grote graaien voor het zogenaamd ethisch goede, waarbij het devies is ‘word een rat en laat het volk je keutels vreten’ (p.271). Het grote rattenbedrijf, dat ook bekend staat als ‘het bloembollenkoninkrijk aan zee’, herbergt de knaagdierenadel en wordt via de Nationale Armenloterij, die zogenaamd het heil van de mensheid en de aardbol beoogt, mede zijn imperium, voorlopig toch, want het morele verval is imminent.

Deze loterij staat symbool voor de decadentie van en het massale politiek-achterbakse gesjoemel en bedrog waarvan onze samenleving doortrokken is, ze staat voor de synergie van de elites die steevast op tijd de rangen sluiten; de Nationale Armenloterij – eigenlijk is het woord ‘armenloterij’ een specifiek soort oxymoron – staat ook symbool voor al die nep-goede doelen van een juridisch schimmenrijk die alleen maar een geweten afkopen en anderen puissant rijk maken. We herkennen de personages uit onze eigen politiek, maar Ruben Katz ziet ook de vele gelijkenissen met het communisme dat men ontvlucht is en waarin ook de leugen regeerde.

Wie de achtereenvolgende linkiewinkie-bobo’s kent van de (federale ) nationale Belgische loterij (en in Nederland zal het wel niet veel anders zijn gezien de politiek correcte NGO’s die men steunt), en wie de verhalen kent van de manier waarop hand- en spandiensten in de vorm van sponsoring en stichtingen (in Nederland) aan de vrienden worden verleend, krijgt eens te meer bewondering voor de auteur die dit soort organisaties en hun perverse mechanismen als embleem koos voor alles wat grondig misloopt in onze samenleving.

Geen uitweg
In dit razende relaas vertonen de tribulaties van Ruben Katz twee primaire aspecten van de postmoderne waanzin: de corrupte Nationale Armenloterij met zijn onzindelijke stichtingen en zijn orwelliaanse taalgebruik én de exotische fake-peregrinatie van een maffe expeditie van verloren zielen die als avontuurlijke en ondernemende Europeanen (en in zekere zin ook als fellow travellers) naar Rusland gaan om aan de massa-immigratie in hun eigen land te ontkomen. De avonturen van dat nieuwe narrenschip worden door de auteur ingebed in een nihilistische era waarin de opportunistische ratten uit alle kieren en gaten komen gekropen – en die uitgekookte en arglistige ratten zijn zowel bij arm als bij rijk te vinden. Ze beginnen aan hun maatschappelijke sloopwerk vanuit zowel gouden als gore riolen, vanuit de politiek en zijn chique netwerken maar ook uit de giftige miasmen van het ordinaire duiken ze op. Ze veranderen het voortreffelijke land dat Nederland ooit was in een plaats van hebzucht en leugens: van Spinoza en Erasmus naar de verrotting van het hele systeem.

Het is vooral die impliciete en vaak ook hilarische beschrijving van de neergang van onze beschaving via het symbool van een uit zijn postmoderne voegen gegroeide loterij, ooit opgevat als een edele bezigheid waarvan ook de armen konden profiteren, dat Waterdrinker een hele maatschappij te kakken zet. Terwijl zijn moeder hem altijd voorgehouden had dat hij wraak moest nemen op het leven door gelukkig te zijn, bevindt Ruben Katz zich helaas al te vlug in de deconfiture van een maatschappij die al lang geen samenleving meer is en waarin een fake convivialiteit via grote tv-schermen door influencers als nieuwe religie gecelebreerd wordt, zoiets als de narcistische vertoning van ‘de warmste week’ van Vlaanderens pretzender VTM, waarbij de media-croonies van de tv-poppenkast over elkaar heen buitelen tijdens de olympiade van het deugden-narcisme, met de lachband op de achtergrond. Eigenlijk is het in goedheid vermomde slechtheid (p.81).

Metamorfose
In deze roman wordt de lezer op briljante wijze het spektakel van het grote bedrog ingeduwd, een superieure vorm van aftroggelarij waarin perceptie de hoofdtoon vormt, de verwaande en perverse idee dat rijken de armen zouden sponsoren. Het hele schouwspel echter is een spectaculaire en megalomane cashmachine ten voordele van de gehaaide menslievenden van de bovenwereld – een bovenwereld als een gemuteerde onderwereld die als broeinest van de voorruitgang wordt voorgesteld, maar waarin zware criminelen met als dekmantel de humaniteit van de boven ons gestelden en hun juridische spelletjes, al vlug weer op een terrasje zitten, ‘met een consumptie erbij op kosten van de samenleving’, een bovenwereld waarin de cipiers angst hebben en panisch zijn en de gevangenen de baas omdat allerlei conventies en verdragen zoveel rechten inhouden ten voordele van de penose dat een beetje crimineel alle gaten van het systeem van buiten kent in een gevangenissysteem ‘zo poreus als koek’ (p.112) en met mietjes als psychologische coaches.

Het collectieve schuldgevoel van de blanke-witte man en uitgekookte advocaten voltooien het grote postmoderne toneel. Het klopt wat de auteur schrijft: “De schepping is een krankzinnigengesticht vol spiegels”. Het is in de zieke ingewanden van Amsterdam en zijn Nationale Armenloterij dat het hoofdpersonage Ruben Ivanovitsj Katz belandt. Het geïmmigreerde Russische jongetje komt er in een Mokum terecht dat al lang geen Jiddisch of sociaaldemocratisch cachet meer bezit maar waar het perverse boboïsme van de hoofdstedelijke arrogante bohemien-kaste (p.162) hoogtij viert. Zijn aanvankelijke engagement en zijn edele dromen verkwanselt hij. Ze houden geen stand tegen de verlokkingen van het regenteske rattendom en zijn morele corruptie.

Aanvankelijk is deze wat schlemielige immigrant met puistenkop zo gesloten als een oester. Gaande de weg echter voltrekt zich zijn fatale Werdegang tot rat. Hij wordt immers een rat onder de ratten, een rat die niet liegt maar de waarheid naar zijn hand zet en daardoor alles verliest. Het zou een symbool kunnen zijn voor onze ‘affluent society’ zonder kern, en van langsom meer zonder drang naar kennis. Zo organiseert het verdoemde Europa met zijn ‘empathiewaan’ (het begrip is van de Nederlandse econoom Frits Bosch) zijn eigen multiculturele zwendel. Het aanbidt op een ziekelijke manier de verworpenen der aarde, waarbij dode kinderen de ultieme kers op de charitatieve taart zijn (p.159). Europa als hedonistisch belevenispark voltrekt op alle mogelijke manieren de eigen ondergang en trekt daarbij alle maatschappelijke actoren – van hoog tot laag, van links tot rechts – nolens volens in het bad van Nietzsches laatste mens. De wereld wordt geregeerd door ratten. Daarover gaat deze blitse roman die de loopgraven beschrijft in de geesten van de mensen, alle mensen, en waarbij achter hun menslievendheid en empathie de knaagdierentanden zitten van het rattendom.

Synthese
Gregor Samsa, het hoofdpersonage in de novelle ‘Die Verwandlung’ (de gedaanteverwisseling) van Franz Kafka, is op een morgen in een kakkerlak veranderd. Kafka krijgt in Pieter Waterdrinkers roman concurrentie van Ruben Katz. Die denkt de postmoderne gekte te overwinnen door rat te worden. Het is de rat uit het riool van de wereld, in casu Amsterdam, waar de groene gekken aan het bewind zijn. In het gouden mondiale buizenstelsel, en alvast ook in dat van het dolgedraaide politiek correcte Mokum, zetelt immers de authentiek-regenteske macht met haar mondaine society rattengedrag, en die ongenaakbare macht kijkt vanuit zijn ‘Kingdome of Darkness’ uit Hobbes’ ‘Leviathan’ meelijwekkend en met onaantastbare bravado neer op de ordinaire rat. Geef ervaringsexpert Ruben Katz, die uiteindelijk metamorfoseert van een rat mét obsceen veel luxe in een rat zonder geld, maar eens ongelijk met zijn rattenmetafoor!

In Europa heerst vandaag de duisternis van het tijdelijke genot. Een schijnsel van nieuw licht (p.385) zoals Goethe of Chateaubriand dat nog hoopten te ontwaren, is nog bijlange niet in zicht. De Verlichting is uitgewerkt, de EU is een imperiale machine, Europa wordt van binnenuit weggevreten (p.401) en het nagelaten spirituele gat wordt opgevuld met trivia, naakte hebzucht, politiek correcte krankzinnigheid en islamitisch-criminele flauwekul. ‘Het oude Europa was op drift, iedereen was almaar onderweg’ (p.418) en een Arabisch uiterlijk had in sommige Europese wijken zo zijn voordelen (p.417).

Met ‘De rat van Amsterdam’ beschreef Pieter Waterdrinker deze nihilistische situatie en daarom bestempel ik zijn laatste werk dan ook als de grote Europese roman waarvan we al zo lang dromen.


De rat van AmsterdamPieter Waterdrinker

Bindwijze Hardcover

Druk 1

Verschijningsdatum juli 2020

Afmetingen23,8 x 16,2 x 5,3 cm

Aantal pagina’s 592

EAN 9789038808536

Prijs €26 99

Bestellen kan hier.

9 reacties

  1. BegrensEuropa! schreef:

    Prachtige, breedsprakige recensie. Je vraagt je af waar Van Rooy het woord ‘bandjir’ heeft opgepikt. Wat weet hij nog meer van Zuidoost-Sumatra? We kunnen hem geruststellen. De Postcodeloterij doet inderdaad niet onder voor de Nationale Armenloterij van Katz, wiens voor- en achternaam toch ook suggereren dat hij Joods is. Overigens ben ik minder negatief over de neergang van het Westen. Het wezen van familie, vrienden, en buren is amper aangetast. Het is de elite (en de EU) die me zorgen baren. Mag ik vanaf hier Van Rooy vragen The Tyranny of Merit van Michael J. Sandel te recenseren. Ik kijk er naar uit.

  2. Raymond Peil schreef:

    Heel erg mooi, Wim. Mijn dag kan niet meer stuk ;=)

  3. Ron schreef:

    Boek na verschijnen in een keer uitgelezen.
    Mijn achter gebleven indruk: Hoofdfiguren, vader en zoon, zijn bewuste -verlichte, toeschouwers van zichzelf, hun gedragingen en de wereld. Gaan recht op voorziene afgronden af, niet fatalistisch, het onvermijdelijke leven, doen wat gedaan moet worden en er verantwoordelijkheid voor nemen -de vader vermoordt in een hinderlaag de verkrachter van zijn dochter, de zoon bewust rat onder de ratten-.

  4. Tommie schreef:

    Adembenemende recensie.

  5. Ralf Dekker schreef:

    Waanzinnige recensie. Ik heb het boek gekocht uit de handen van Pieter Waterdrinker zelf in De Balie. Gewoonlijk laat ik het dan nog even liggen. Ga er nu meteen in beginnen.

  6. Baytep schreef:

    Dat smaakt naar meer!

  7. Walter Claeys schreef:

    Geen fin-de-sièclegevoel maar een End of era-feeling?

  8. Monique Moreels schreef:

    Stevige recensie maar er worden teveel gebeurtenissen blootgelegd/onthuld waarvoor de lezer een boek koopt. U heeft me het plezier van de ontdekking ontnomen.

  9. Hannibal schreef:

    @Monique Moreels
    Maar het plezier van een kundig verteld en geschreven verhaal blijft immers? Plus dat u deze recensie er zo maar bij kreeg. Per saldo zou u dat als winst moeten beschouwen.