DE WERELD NU

De malaise in het onderwijs

onderwijs

De kennisoverdracht is als centraal thema uit het onderwijs verdwenen.

Het niveau van kennis in het Nederlandse onderwijs is fors gedaald zonder dat er aantoonbaar nieuwe vaardigheden voor in de plaats zijn gekomen, althans geen vaardigheden waarvoor de scholen credit kunnen claimen. Wat de leerlingen aan vaardigheden blijken te bezitten die hun grootouders in de vijftiger jaren niet hadden, lijkt meer een gevolg van de educatie die door televisie, internet en andere media wordt geboden dan door het Nieuwe Leren.

De teloorgang wordt wel verklaard door de wijzigingen in de schoolbevolking. De leerlingen zouden geen interesse meer hebben in zuivere kennisoverdracht en de aandacht en discipline niet meer kunnen opbrengen om kennis tot zich te nemen. Dat is geen onzinnig argument. De schoolbevolking is in de vijftig jaar, die de hervormingen nu bezig zijn, inderdaad drastisch veranderd. Niet alleen door de massale immigratie, maar ook door de belangrijke culturele wijzigingen in de samenleving die na de zestiger jaren hun beslag hebben gekregen.

De leerplicht brengt mee dat veel jongeren onderwijs volgen tegen hun zin. Door de individualisering van de ouders en het daarmee samenhangende verdwijnen van gezin en familie als primair leefmilieu voor kinderen, is de omgeving niet meer aanwezig om aan de kinderen discipline bij te brengen. Aan de leraren zijn de middelen ontnomen om de orde tijdens de lessen te handhaven en aandacht zo nodig af te dwingen.

Het wegsturen van onhandelbare kinderen kan alleen met medewerking van de directie. Die medewerking lijkt vaker niet dan wel aanwezig te zijn. Andere middelen om de discipline te handhaven in een klas met ongezeglijke kinderen zijn er niet. In deze nieuwe omgeving zouden de oude methoden van lesgeven, zoals die vóór de Mammoetwet golden, waarschijnlijk toch niet langer te handhaven zijn geweest. Maar de hervormingen hadden anders gekund, zoals bijvoorbeeld Finland heeft laten zien.

De maatschappelijke veranderingen zijn verzachtende omstandigheden die in aanmerking dienen te worden genomen bij het beoordelen van degenen die verantwoordelijkheid dragen voor de ontwrichting van het onderwijs. Vast staat dat de hervormingen die cumuleren in het zo genaamde Nieuwe Leren het omgekeerde hebben gebracht van wat de bedenkers ervan hadden gehoopt. Dat de invoering van de vernieuwingen heeft plaats gevonden zonder een grondige manier van uitproberen over een reeks van jaren, kan als onverantwoord gedrag van de overheid worden beschouwd. Het ministerie van onderwijs, de diverse onderwijsraden en de bestuurders van onderwijsinstellingen en natuurlijk de politiek zijn de primair verantwoordelijken.

Maar een analyse van wat er is fout gegaan en het aanwijzen van schuldigen is niet voldoende. Het is alleen een noodzakelijke eerste stap.

Adequaat onderwijs is een plicht tegenover de nieuwe generatie en de basis voor de toekomstige welvaart van de samenleving. Een deltaplan voor een herstel van het onderwijs lijkt een maatschappelijke noodzaak. Het heeft vijftig jaar geduurd voor we beland zijn in de tegenwoordige chaos. Het zal tenminste een generatie kosten voor een herstel vruchten gaat afwerpen. Men moet hier vooral niet licht over denken. Het ontbreekt op het moment aan goed opgeleide leraren, aan goede leerplannen, aan een behoorlijke schoolorganisatie, aan bekwame schoolleiding en vooral aan ideeën hoe het beter kan.

Het staat ook wel vast dat een herstelplan voor het onderwijs niet kan worden overgelaten aan degenen die verantwoordelijk zijn voor de situatie waarin we ons nu bevinden. Een vervanging van de ambtelijke top en van de besturen van de megascholen zal een noodzakelijke tweede stap zijn en een logische conclusie uit het rapport Dijsselbloem. Een commissie die – waarom niet – door Dijsselbloem zou kunnen worden voorgezeten, zou aan de Kroon advies moeten uitbrengen voor hun vervanging. De volgende gedachten zouden stof tot overdenken kunnen vormen voor degenen die dan belast zouden worden met het ontwerpen van een onderwijs deltaplan.

Vindt in de eerste plaats een Thorbecke om van alle ideeën die bij U opkomen een samenhangend plan te maken; iemand die bovendien over voldoende politiek talent beschikt om voor de invoering ervan maatschappelijk draagvlak te vinden.

Overweeg op politiek niveau wat hogere prioriteit hoort te hebben, kennisoverdracht, opvoeding tot maatschappelijke verantwoordelijkheid, de best mogelijke ontwikkeling van de bij de jeugd aanwezige talenten of misschien toch een gelijkmatige verdeling over de bevolking van kennis, inkomen en vermogen.

Overweeg dat groepsgedrag een belangrijke rol speelt bij alle activiteiten in het onderwijs en dat de belangen van een groep tegenstrijdig kunnen zijn aan de belangen van individuen uit de groep. Bepaal wat prioriteit dient te hebben. Maak verwijdering van school door de leerkrachten van onhandelbare individuen mogelijk, als U het belang van de meerderheid voorop stelt en pas zo nodig de leerplichtwet daarvoor aan. Maak zo coherent mogelijke groepen, zodat het groepseffect zo weinig mogelijk de belangen van individuele leerlingen schaadt.

Overweeg aparte scholen op te richten voor moeilijk opvoedbare leerlingen, ongeacht de daaraan verbonden kosten. De benefits voor de reguliere scholen zullen groot zijn. Accepteer dat de schoolopleiding van de moeilijk opvoedbaren minder dan optimaal zal blijken te zijn

Probeer niet meteen alle bestaande scholen te veranderen. Dat gaat niet lukken. Richt proefscholen op en start voor die scholen een nieuwe lerarenopleiding op de universiteiten. Biedt de nieuwe leraren een adequate beloning en werkomgeving.

Beperk de proefscholen niet tot het middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs, maar maak ook nieuwe ambachtsscholen. Geef die scholen leraren van een vergelijkbare kwaliteit als die van de nieuwe gymnasia.
Breid het aantal proefscholen en lerarenopleidingen uit naarmate het succes ervan is aangetoond. Geef leraren uit de bestaande scholen de kans om met bijscholing op de nieuwe scholen terecht te komen. Laat de oude scholen afsterven in de mate dat er nieuwe beschikbaar komen. Bereidt U erop voor dat dit proces tenminste een generatie gaat duren en mogelijk langer.

Bepaal de maximum grootte van scholen op zes honderd leerlingen, schaf het bestaande professionele management van scholen af en laat scholen weer besturen door leraren met bewezen geschiktheid. Één management laag zou voldoende moeten zijn.

Financier de scholen zoveel mogelijk met schoolgeld dat door de ouders moet worden opgebracht. Stel via de school ruimhartig beurzen beschikbaar aan wie de wil en de capaciteiten heeft om een opleiding te volgen maar van wie de ouders niet over de nodige middelen beschikken. Aan wat gratis is wordt weinig waarde gehecht. Beperk de leerplicht tot de basisschool maar laat de wens van kinderen om voortgezet onderwijs te volgen en het advies van leerkrachten prevaleren boven een besluit (of de besluiteloosheid) van de ouders. Als ouders en kinderen definitief geen verdere opleiding wensen, probeer dan geen ijzer met handen te breken.

Laat de jeugdzorg de kinderen faciliteren van wie de ouders het bij hun scholing laten afweten. Pas de bestaande jeugdzorg aan op deze nieuwe taak.

Maak niet de fout om bij de reorganisatie van het onderwijs terug te keren naar de status quo ante. Dat gaat niet lukken en zou bovendien onwenselijk zijn. Zo goed was het schoolsysteem van vijftig jaar geleden niet en de technische mogelijkheden zijn nu veel groter dan toen. Houd rekening met wat leerlingen aan kennis en vaardigheden buiten school opdoen en bouw daarop voort.

Onderzoek grondig waar in het buitenland het schoolsysteem goed functioneert en wat daarvoor de redenen zijn. Neem alleen over wat ook bij de maatschappelijke situatie in Nederland past en doe dat met achtneming van de verschillen.

Geef aan kinderen die met achterstanden aan opleidingen beginnen waarvoor ze overigens wel de capaciteiten hebben separaat bijscholing, bij voorkeur in een schakelklas.

Financier het onderwijs, voor zover het niet door de ouders kan worden betaald, uit een speciaal daarvoor te heffen belasting, bijvoorbeeld uit opcenten op de loonbelasting. Dat zou de absolute maatschappelijke prioriteit recht doen, die het onderwijs behoort te hebben en het onderwijs niet langer slachtoffer maken van de bezuinigingen die elders bij de overheid moeten worden doorgevoerd.

Er zijn ongetwijfeld nog veel andere ideeën die een rol zouden kunnen of moeten spelen bij de onderwijsvernieuwing en het zou goed zijn als die ideeën door zoveel mogelijk mensen met ervaring en inzicht in het onderwerp worden bediscussieerd voor men aan de hervormingen begint. Het zal zeker nodig zijn dat de hele Nederlandse bevolking doordrongen raakt van het belang van deze discussie, voor men tot politieke besluitvorming overgaat. De gevolgen voor de samenleving zullen majeur zijn en de eraan verbonden kosten hoog. Geen politicus zou zich moeten veroorloven hierover besluiten te nemen zonder voldoende draagvlak bij de bevolking.


Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp

5 reacties

  1. Marcel schreef:

    Er bestaat een online gesprek over dit onderwerp.
    In 7 delen, voor wie zijn aandacht nog zolang richten kan.

    Ziehier deel 1.

  2. carthago schreef:

    Leuke droom toon! Het onderwijs in Nederland is reeds heel lang gedesintegreerd.En die desintegratie is begonnen bij de immer vurige wens van de (vooral linkse) goedmensch een integratie te bewerkstelligen van bevolkingsgroepen uit imbeciele islamlanden met een laag iq,lage acceptatiedrempel en vooral totale weigering tot assimilatie. Dat leidt en heeft in toenemende mate geleid tot desintegratie en is onomkeerbaar!! Alle nieuwe mooie beleidsplannetjes voor verandering in het onderwijs zijn daardoor bij voorbaat gedoemd op de klippen te lopen. Dream on toon!

  3. carthago schreef:

    Ik bedoelde hoge acceptatiedrempel.

  4. wim schreef:

    Een ratjetoe van ideeën, waarvan sommige het overwegen waard zijn, maar waarvan er heel veel direct verworpen dienen te worden.

  5. kasdorp schreef:

    @ Wim, wees eens wat duidelijker Wim, wat wel weg en wat niet?