DE WERELD NU

De ideale Europese samenwerking

Van de eurocrisis in 2008 tot de migrantencrisis in 2015; van het welvaarts- en koopkrachtverlies in Nederland sinds de invoering van de euro tot de bittere sociale ellende in Zuid-Europa: iets klopt er niet met de EU en de eurozone.

Het verzet is dan ook groeiende. Mogelijk zal het Oekraïne referendum van 6 april a.s. (waarvoor ik zelf nog niet echt warm loop) de rol spelen van katalysator in dit groeiende verzet. De polarisatie neemt toe. Beide kampen weten vooral wat ze niet willen.

De eurosceptici willen vooral geen almachtige EU-superstaat; de eurofielen waarschuwen voor het aan de macht komen van de “populisten”. Beide kampen grossieren in Godwins, maar wat ze nu eigenlijk precies willen blijft redelijk vaag en varieert van “terug naar de EEG” bij het anti-kamp tot een “verenigd Europa dat de concurrentie aankan met VS en BRICS” bij de eurofielen.

Beide gedachten zijn wensdromen. Terug naar de EEG kan niet meer en een eurozone van 19 landen wordt bepaald niet sterker van de groeiremmende en verstikkende eenheidsmunt; de deelnemende landen voldoen immers niet aan de criteria voor een OCA (Optimum Currency Area). De nadelen van de euro in deze vorm zijn dus groter dan de voordelen ervan.

Soms moet ik bij het eurodebat denken aan de fameuze woorden van Johan Cruijff:

“iedereen kan zien wanneer een elftal niet goed draait, veel minder mensen kunnen goed analyseren waar dat aan ligt, en slechts een enkeling weet precies die omzettingen te doen waardoor het elftal weer goed gaat draaien”.

Die enkeling is de ideale coach: iemand met inzicht. Helaas ontbreekt deze coach onder de huidige Europese leiders. Hun wisselbeleid maakt het spel alleen maar slechter.

Misschien is het goed om eerst eens terug te gaan naar de tekentafel. Wat willen we nu precies Europees regelen en wat nationaal en hoe komen de verhoudingen te liggen? Daarbij moeten we ook rekening houden met de omstandigheid dat de EU in 2004 door de uitbreiding naar het Oosten veel groter is geworden dan in de jaren negentig en daarvoor vermoed had kunnen worden.

Nu zal een ieder zijn of haar visie hebben op Europese samenwerking. De mijne is de volgende:

Wat je in mijn ogen nationaal moet regelen is het immigratiebeleid inclusief asielbeleid. Ophouden met gedwongen quota regelingen door Brussel want daarvoor is geen enkel draagvlak in de natiestaten. Het complete woud aan verdragen en wetten dat het immigratie- en asielbeleid de facto bij Brussel heeft gelegd moet met grote voortvarendheid gesnoeid worden. Het EU-apparaat in Brussel krijgt de rol van facilitator: ze organiseren betere grensbewaking, asielaanvragen zijn alleen nog mogelijk vanuit de eigen regio (bootjes terug) en iedere lidstaat beslist zelf welke mensen ze kunnen en willen opnemen. Verder opvang in de regio. Wel is het handig als de lidstaten elkaar inzicht geven in hun asielaanvragen zodat dezelfde persoon niet 28x asiel aanvraagt bij de EU.

Een tweede punt dat bij de natiestaat moet blijven is het monetaire beleid, dus het bepalen van wisselkoers en de rentestand. Als we doorgaan met de huidige eenheidsmunt zal het begrotings- en budgetrecht steeds meer op het centrale niveau komen te liggen (zie de recente voorstellen van de Centrale Bank presidenten van Duitsland en Frankrijk) en zal er de facto geen sprake meer zijn van een nationale democratie, terwijl er nog lang geen sprake is van een werkzame Europese democratie.

Wie het Europese Parlement, waar slechts ca. 40% van de Europese burgers op stemt en met een onbegrijpelijk fractiesysteem, ziet als een volwaardige vorm van democratie is rijp voor een bezoekje aan de psychiater vanwege een ernstig geval van wereldvreemdheid. Overigens ben ik zoals bekend voorstander van het behoud van de euro als gemeenschappelijk betaalmiddel; de monetaire flexibiliteit kan terug gebracht worden door slimme modellen, zoals The Matheo Solution.

Met andere woorden, in plaats van de wilde vlucht naar voren is het nu tijd voor een verstandige stap terug in het Europese integratieproject. Ook het herinvoeren van paspoortcontrole aan de nationale grenzen zie ik als een verstandige stap terug. Daar wordt te veel stampij over gemaakt. Een paspoortcontrole met behulp van scanapparatuur kan effectief geregeld worden binnen vijf seconden en hoeft niet te leiden tot urenlange files aan de grens of verstoring van de interne markt.

Moeten we dan alles nationaal gaan regelen? Dat denk ik niet. Op een aantal vlakken zal de Europese samenwerking en coördinatie juist versterkt moeten worden. Ik denk dan aan bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, een Europees waarschuwingsregister tegen pedofielen, milieuwetgeving, informatie-uitwisseling op het vlak van terreurbestrijding, gezamenlijk oefenen en optreden op het vlak van Defensie (wat nu gedaan wordt door Duitsland en Nederland) of het opzetten van gemeenschappelijke industriële projecten. Dat je daarvoor geen EU of eenheidsmunt nodig hebt, blijkt onder meer uit het succes van Airbus dat al ontstond in 1970.

Ook als het gaat om zaken als belasting- en vooral de BTW tarieven en accijnzen denk ik dat het goed zou zijn te streven naar een zekere (vrijwillige) harmonisatie zodat er een level playing field ontstaat in plaats van een fiscale lappendeken. Juist als er weer monetaire flexibiliteit is (wisselkoers en rente aanpassingen op nationaal niveau) zal het makkelijker zijn om de BTW tarieven te harmoniseren, wat gunstig is voor een vlotte werking van de interne markt en ook veel eerlijker (denk maar aan onze pomphouders in de grensstreek die kapot worden gemaakt door BTW en/of accijns verschillen).

We worden door de main stream media en onze clichés brakende politici meegezogen in een valse tegenstelling: óf een Europese eenheidsstaat, óf terug naar de natiestaat. Beter is en/en denken: zo zal de migrantencrisis alleen gecontroleerd kunnen worden door én versterkte buitengrenzen én een identiteitscontrole aan de nationale grenzen.

We moeten weg van het eenheidsdenken of zoals de Fransen dat noemen, la pensée unique, en op zoek gaan naar een nieuw evenwicht tussen sterke natiestaten en Europese samenwerking. Pas dan is vooruitgang mogelijk.