DE WERELD NU

De Franse-Duitse eensgezindheid en economische ontwikkelingen

Afgelopen woensdag was er een Frans-Duitse top in Berlijn, als sideshow bij de viering dat Frankrijk en Duitsland officieel sinds 50 jaar vriendjes zijn. Ietwat bizar, gezien het feit dat men in 1963 al bijna tien jaar samen in de EGKS zat, en de 2e Wereldoorlog al 18 jaar in het verleden lag. Die late erkenning had dan ook alles te maken met de Franse politiek de Duitse schuldgevoelens over beide wereldoorlogen maximaal uit te melken.

Maar in 1963 zag men in Frankrijk in, dat het Duitse wirtschaftswunder er slechts toe kon leiden dat Duitsland Europa economisch zou gaan domineren, en het daarom voor Frankrijk een vereiste was bij de Duitsers op schoot te klimmen. Hetgeen uiteindelijk leidde tot de EEG, waarbinnen de Duitsers lange tijd het politieke primaat aan de Fransen lieten. Dat de Duitse regering (toen nog in Bonn) de economische regie aan zich trok vonden achtereenvolgende Franse presidenten minder belangrijk. Frankrijk heeft zich lange tijd blindgestaard op politiek leiderschap als de essentie van Europees leiderschap. De as Parijs-Berlijn domineerde zo de EEG en later de EU.

Woensdag was er weer eens een ouderwets middagje Frans-Duits handjeklap, ditmaal over de Europese begroting. De resultaten zullen de komende maanden ons allen ongetwijfeld deelachtig geworden, maar dat Merkel en Hollande samen voor ons allen hebben besloten staat wel vast.

Initiatief
Uitgesproken onrustbarend was echter de mededeling dat beid leiders met een gezamenlijk initiatief voor de economische ontwikkeling in Europa. Ze willen daarmee de economische groei en het concurrentievermogen in Europa stimuleren. Dit doet in terminologie sterk denken aan het wensenlijstje dat Hollande medio vorig jaar probeerde door te drukken, en dat toen door Merkel gladjes werd geparkeerd in het niemandsland van Keynesiaans optimisme. Beide leiders kondigden woensdag echter aan in mei hun initiatief te zullen voorleggen (sic!) aan de andere Europese leiders.

De politieke situatie is sinds juni vorig jaar echter behoorlijk veranderd. Hollande lijkt zich meer bewust te zijn geworden van hoe de wereld in elkaar zit, en Merkel heeft het probleem dat zij in september moet proberen te worden herkozen. Niet alleen is het daarom verstandig in de ogen van Otto Normalverbraucher bezig te lijken via samenwerking met Frankrijk te werken aan een gezonde economische basis voor de EU, maar bovendien dekt zij zich in de rug tegen mogelijke kongsi’s tussen de Duitse en Franse socialisten. Merkels startpositie richting de verkiezingen in september is gezond, maar niet zonder risico’s.

Adempauze
Onderwijl is de economische situatie het beste te kenschetsen als een adempauze, nu Spanje heeft aangekondigd geen gebruik te zullen hoeven maken van het opkoopprogramma OMT. Of dat waar zal zijn moet nog maar blijken, maar het heeft ECB-president Draghi aangemoedigd aan te kondigen dat het ergste voorbij is. Onmiskenbaar met de gedachte, dat als de markten terugschrokken na zijn aankondigingen Spanje ten koste van àlles monetair te verdedigen, ze hem hierin wellicht ook zullen geloven.

De donkerste wolken boven de euro zijn verdwenen. Europa’s leiders hebben ingezien dat een monetaire unie moet worden afgemaakt met een financiële unie, een echte economische unie en uiteindelijk een diepergaande politieke unie.

Al onze maatregelen zijn gericht op het verzekeren van prijsstabiliteit. De huidige en de verwachte inflatiecijfers geven geen enkele reden om aan te nemen dat daarvan wordt afgeweken.

Centrale bank-presidenten zijn nu eenmaal aangenomen om goed nieuws af te scheiden, ook als daarvoor geen basis is. Zo bereikten in het 3e kwartaal van 2012 de gezamenlijke schulden van de Eurozone-lidstaten het astronomische percentage van 90% GDP (NL 69,5%) gemiddeld. Gemiddeld. Terwijl 90% door economen wordt beschouwd als ongeveer de kritische grens waarboven staatsschulden steeds moeilijker hanteerbaar worden.

Waaruit dat Frans-Duitse initiatief zal komen te bestaan wordt interessant. De plannen die men vorig jaar in juni presenteerde waren voornamelijk een samenraapsel van eerdere maatregelen die in een nieuw jasje werden gehesen om Hollande te plezieren. Geen van beide leiders kan zich permitteren dat nogmaals te doen. Merkel is het meest bezorgd over de Europese jeugdwerkloosheid, en terecht. Maar zoals hieronder duidelijk wordt, is dat probleem speciaal ernstig in de periferie, waar het grootste deel van de toename in

jeugdwerkloosheid terug te vinden is (ook Italië, hier niet ingetekend, heeft een jeugdwerkloosheid van ca. 30%). Merkel heeft ook laten blijken niet gerust te zijn over opstekende inflatie, maar wellicht is dat er ook op gericht te voorkomen dat Hollande al te exorbitante eisen gaat stellen over geld voor Keynesiaans beleid. Want dat is onmiskenbaar waarover men het hier heeft. Waarover Hollande zeker zo ongerust over is, is de stand van zaken in de Franse banlieus. De immigranten die daar leven noteren veel hogere werkloosheidscijfers dan de rest van Frankrijk, en meer en meer dreigen zij zich te ontwikkelen tot een staat in de staat. Europees geld dat daar wat aan doet is Hollande meer dan welkom.

Een nieuwe opstekende storm
Gevreesd moet worden dat dit nieuwe beleid zal plaatshebben tegen een achtergrond van wereldwijd toenemende valutaire onrust. Europa lijkt in de steeds duidelijker ontwikkelende valutaoorlogen tussen de grote economische blokken die zich thans ontwikkelen aan de verliezende hand. De vraag is hoe lang Europa – in de verschijningsvorm van de ECB – zal kunnen wachten met een nieuwe geldverruiming.

Anderzijds hebben deze geldverruimingen grote invloed op de reguliere zakencyclus, die fundamenteel lijkt te zijn veranderd. Het belang van seizoensinvloeden lijkt te zijn weggevaagd ten gunste van het moment dat de centrale banken  hun geldverruimingen laten plaatsvinden. (zie grafiek hieronder)

En dat, terwijl al kan worden vastgesteld dat de effecten van geldverruimingen een afnemend rendement hebben, omdat de markten er in toenemende mate vanuit gaan dat ze van tijd tot tijd zullen plaatsvinden. Ergo, hun effect is grotendeels al ingeprijsd alvorens de centrale bank er toe besluit, zodat vrij kort er na de hoop op een volgende geldverruiming de zichtbare effecten ondersneeuwt.

Dat dit niet eeuwig zo door kan gaan vereist weinig helderheid van geest. Maar hoe we uit deze cyclus van goedkoop geld kunnen breken is niet eenvoudg te zeggen. Juist ook omdat we toe zullen gaan naar een situatie waarin goed geld broodnodig zal blijken om ooit goedkoop verstrekt geld te kunnen terugbetalen.

Want niet alleen wordt steeds minder van het verschafte geld in de vorm van leningen doorgegeven aan naar kapitaal smachtende bedrijven:

Nog ernstiger is dat de kredietvoorwaarden in de kernlanden nog steeds gunstiger worden ten opzichte van de perifere staten:

Waarmee opnieuw een instrument blijkt te zijn geïntroduceerd dat de verschillen tussen de lidstaten van de Eurozone eerder vergroot dan verkleint.

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.