DE WERELD NU

Collaborateurs

Damsma, die promoveerde op een onderzoek naar collaborateurs in de Tweede Wereld oorlog heeft voor haar onderzoek driehonderd strafzaken onderzocht.

In die strafzaken heeft ze getuigenverklaringen aangetroffen, zowel van getuigen à charge als à décharge. De eerste bestonden in hoofdzaak uit onderzoekers die ambtelijke verklaringen aflegden. De laatsten meer dan gemiddeld uit buren en kennissen die de verdachten welgezind waren. Dat was de reden waarom de verdediging ze opriep. De drie honderd strafdossiers vormden met andere woorden geen representatieve steekproef. Van de drie Amsterdamse straten waar Damsma onderzoek gedaan heeft, lagen er vóór de Tweede Wereldoorlog twee[1] in Jodenbuurten. Wanneer de huizen daar in de oorlog leeg kwamen omdat de bewoners naar Westerbork of Duitsland werden afgevoerd, werden ze in bezit genomen door NSB’ers of mensen die hun wel gezind waren.

Hoe er in en na de oorlog over NSB ’ers werd gedacht kun je het beste vragen aan mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt of die in en vlak na de oorlog zijn opgegroeid. De haat tegen NSB ’ers was algemeen. Nog steeds wil mijn generatie niets van doen hebben met hun afstammelingen. Het is het onbegrip van onze kleinkinderen die het mogelijk maakt dat een Rost van Tonningen een rede kon houden bij een dodenherdenking, om daar te vertellen dat ook de kinderen van landverraders het moeilijk hebben gehad. Men begrijpt niet wat het de oorlogsgeneratie doet dat een burgemeester in het Oosten van het land op vier mei de graven van gesneuvelde Duitse soldaten wil bezoeken.

De promotor van Damsma, Romijn, heeft zelf een proefschrift geschreven over de in zijn ogen te zwarte schildering van het gedrag van de NSB’ers in de oorlog. Daarover zegt Wikipedia:

Romijn beschrijft hoe de arrestatie en internering van deze mensen aanvankelijk meestal werd uitgevoerd door leden van lokale verzetsbewegingen. Zij gingen daarbij vaak uit van ‘absolute normen’, en hadden weinig oog voor de verschillende gradaties van collaboratie.

Al vrij snel trok de regering de kwestie echter naar zich toe. Dit leidde volgens Romijn tot een gematigder en pragmatischer behandeling van de politieke delinquenten. De politieke elite hechtte na de gruwelen van de bezettingstijd sterk aan het herstel van de rechtsstaat, van de liberale democratie en van vertrouwde morele waarden als matiging en vergevingsgezindheid. Bij de berechting van de ‘foute’ Nederlanders domineerden dan ook inzichten die onder strafrechtskundigen als modern en humaan golden.

Sommige voormalige verzetslieden reageerden teleurgesteld op de relatief milde bestraffing. Zij zagen hierin een voortzetting van de in hun ogen slappe en principeloze houding van de meerderheid van de Nederlandse bevolking tegenover de vijand tijdens de bezetting. In de jaren zestig ging die opvatting breder leven. Romijn concludeert dat deze kritiek een karikaturaal beeld schetste. Ik ben het daar niet mee eens.

Mijn ouders zaten in het verzet en het is nogal waarschijnlijk dat mijn opvattingen over de NSB en haar leden daardoor gekleurd zijn. Maar de kritiek op Romijn was naar mijn mening heel terecht. Hij heeft onvoldoende onderkend dat het Nederlandse ambtelijke apparaat, inclusief justitie, in de oorlog allesbehalve een heldenrol heeft gespeeld en dat achter de ‘mildheid’ jegens NSB ‘ers veel eigenbelang school. De kritiekloze houding van de Volkskrant[2] tegen over deze promotor en zijn promovenda vond ik teleurstellend.


[1] De Zacharias Jansestraat in de Watergraafsmeer in Oost en de Kromme Mijdrechtsraat in de Rivierenbuurt in Zuid.
[2] 29/6/13


Dit artikel verscheen vandaag ook op het Blog van Toon Kasdorp

1 reactie

  1. koos schreef:

    Deze discussie zal opnieuw oplaaien als de personen die met islam collaboreerden, berecht gaan worden.