DE WERELD NU

Bestuur en communicatie

communicatie

We hebben er nu geen idee meer van hoe moeilijk het was om een land te besturen in de tijd dat de snelste vorm van communicatie een ruiter te paard was of een schip, als het om werkelijk lange afstanden ging.

Het feodalisme, dat een extreme vorm van bevoegdheidsdelegatie inhield, was in de vroege Middeleeuwen de primitieve oplossing voor dat probleem. Ook later, toen er weer een vorm van hogere beschaving kwam en de communicatie verbeterde, bleef een vergaande delegatie van bevoegdheden nodig om bestuurbare organisaties te creëren binnen grote territoriale eenheden.

Veel van de functionarissen die we nu nog hebben dateren in wezen uit die vervlogen tijden. Een commissaris van de koningin is een overbodige functie. Het hele provinciale bestuur is eigenlijk overbodig.

Als ze niet zouden bestaan zouden ze nu niet meer worden uitgevonden. Die functies worden niet afgeschaft om de paradoxale reden dat iedereen het druk genoeg heeft en niet om extra werk verlegen zit. Afschaffen van het provinciaal bestuur zou toch een behoorlijke herverdeling van taken meebrengen en dat betekent voor een aantal mensen nu extra werk, al zou het op den duur werk sparen.

Ook ambassadeurs zijn functionarissen uit de tijd van vóór de elektriciteit. Het hebben van een ambassadeur is intussen een vorm van beleefdheid geworden. De hoffelijkheid tegenover het buitenland staat het afschaffen in de weg, maar een echte functie heeft een ambassade niet, dit in tegenstelling tot een consulaat. Hoezeer ambassadeurs er alleen maar zijn voor de sier blijkt bij calamiteiten. Als bij zulke gelegenheden in verre landen de Nederlandse ambassadeur de enige functionaris is die wat zou kunnen doen voor zijn landgenoten dan hoor je maar zelden dat ze tevreden zijn over zijn prestaties. Voor calamiteitenzorg worden ambassadeurs niet opgeleid, ze zijn er voor het ceremonieel.

Een ineenstorting van een samenleving, zoals dat bijvoorbeeld gebeurde bij de Franse revolutie, heeft ook zijn goede kanten. Het geeft gelegenheid om allerlei oude instellingen en gebruiken die nergens meer toe dienen in een klap af te schaffen. Daar komt het anders nooit van. Afschaffen heeft daarvoor te veel onvoorziene consequenties. We durven het niet aan, als het niet echt onvermijdelijk is. Bovendien, er worden mensen mee op de tenen getrapt en hun bezwaren klinken harder dan de instemming van de grote meerderheid. Die meerderheid profiteert wel van de veranderingen maar dat is pas op lange termijn en het voordeel is diffuus. De nadelen zijn direct en treffen de kleine groep betrokkenen hard.

Dat geldt ook hier en nu en in ons eigen land. Veranderingen in het bestuur zijn eigenlijk broodnodig, maar ze komen niet af, niemand durft het aan.

Allerlei overheidsinstellingen die ooit met een duidelijk doel zijn opgezet functioneren intussen niet meer zo goed, omdat het doel verdwenen is, of uit het zicht is geraakt, of omdat de samenleving zo is veranderd dat de instelling er niet meer in past. Instellingen zijn als machines, ze hebben als regel geen geheugen en als er niet iemand is die begrijpt hoe ze in elkaar zitten en waar ze voor dienen dan loopt er gemakkelijk iets mis. Mensen die werken in grote apparaten hebben de neiging niet meer te kijken naar de buitenwereld, die van de instelling iets verwacht, maar naar binnen, naar hun bazen en collega’s[1].

Instellingen die niet van de markt afhankelijk zijn en die blijven voortbestaan ongeacht de door hen geleverde prestaties, gaan een eigen leven leiden, los van de functie waarvoor ze ooit zijn opgericht. Ze raken op drift. Dat lijkt een wetmatig verschijnsel. Revoluties zijn daarom misschien op hun tijd onvermijdelijk, al blijft het jammer dat ze zoveel ellende met zich meebrengen.


  1. Parkinson van Parkinson’s law geeft ergens het mooie voorbeeld van het Britse Ministerie van Koloniën dat bleef voortbestaan naast het Ministerie voor Gemenebest Zaken. In de naoorlogse periode werden voortdurend meer koloniën onafhankelijk en die kwamen dan in het Britse Gemenebest terecht. Niettemin was het Ministerie van Koloniën nog nooit zo groot als op het moment dat de laatste kolonie uit de rij haar onafhankelijkheid verwierf. De ambtenaren op het departement hielden zich bezig met administratie, met beleidsvoorbereiding en het beantwoorden van hun toegezonden notities. Dat er geen koloniën meer waren om beleid voor te maken was geen reden om er mee op te houden.

Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp